ECLI:NL:TADRARL:2025:116 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-817/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:116
Datum uitspraak: 22-04-2025
Datum publicatie: 23-04-2025
Zaaknummer(s): 24-817/AL/MN
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Het verzet van klaagster slaagt dan ook niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en ook rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 22 april 2025
in de zaak 24-817/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 december 2024 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 13 mei 2024 heeft klaagster bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 16 mei 2024 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht van klaagster over verweerder voor behandeling verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken).

1.3 Op 11 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2343649/FB/SD van de deken ontvangen.

1.4 Op 16 december 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) op de klacht beslist en de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum aan partijen verstuurd.

1.5 Op 31 december 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 maart 2025. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 11 februari 2025. Tot slot heeft de raad kennisgenomen van de pleitnota’s van partijen en van hetgeen partijen tijdens de zitting voor het overige nog naar voren hebben gebracht.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter van 16 december 2024. In dat verband heeft klaagster gesteld dat het onderzoek van de deken naar de klacht over verweerder gekleurd is. De deken heeft het verweer van verweerder van 16 juli 2024 en de reactie van klaagster van 25 juli 2024 niet genoemd en dat geeft een scheef beeld.
Verder is klaagster in haar verzetschrift ingegaan op de klachten die zijn heeft ingediend tegen een aantal advocaten, waaronder de klacht over mr. Van W., en op de wijze waarop het onderzoek naar deze klachten door verweerder dan wel de voorganger van verweerder is uitgevoerd.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad ziet op grond van de stukken en hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Het verzet van klaagster slaagt dan ook niet. Uit de overgelegde stukken is de raad gebleken dat verweerder diverse keren heeft geprobeerd om klaagster uit te leggen welke rol hij als deken heeft en wat wel of niet mogelijk is ten aanzien van de klachten die klaagster over een aantal advocaten heeft ingediend, maar dat het verweerder kennelijk niet is gelukt om klaagster dat te laten inzien. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzet is dat de raad ook gebleken.

4.3 De raad stelt vast dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht van klaagster de juiste maatstaf heeft toegepast en dat de voorzitter ook rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken.

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. M. Lont en M.M. Mok, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 22 april 2025