ECLI:NL:TADRARL:2025:109 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-396/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:109
Datum uitspraak: 22-04-2025
Datum publicatie: 22-04-2025
Zaaknummer(s): 24-396/AL/NN
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: De raad verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 22 april 2025
in de zaak 24-396/AL/NN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 december 2024 op de klacht van:


klaagster


over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 5 januari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 29 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2024 KNN009 / 2297678 van de deken ontvangen.

1.3 In een beslissing van 16 december 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat klaagster te laat bij de deken heeft geklaagd. In een e-mailbericht van 11 januari 2025 en een brief van 13 januari 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 maart 2025. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klaagster was in de periode van 2019 tot 2023 dakloos, althans in die periode verbleef zij bij haar tante. Pas na die periode heeft zij de stukken die van belang waren voor haar zaak en die in dozen waren opgeslagen omdat zij geen eigen woonplek had, bekeken en kwam zij achter nieuwe feiten en omstandigheden. Zo zijn er dossiers met betrekking tot het registergoed boven water gekomen en ook stukken van de belastingdienst. Als verweerder beter zijn best had gedaan en meer had gegraven dan was op basis van deze aanvullende informatie de zaak van klaagster waarschijnlijk heel anders afgelopen. Dit nalaten van verweerder werd klaagster dus pas duidelijk toen zij voornoemde stukken in de dozen aantrof. Zij kon niet eerder klagen, aldus klaagster. De voorzitter heeft gelet op deze omstandigheden dus ten onrechte haar klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat de vervaltermijn van drie jaar nog niet verstreken is.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

Ontvankelijkheid van het verzet

4.1 Verweerder heeft betoogd dat klaagster te laat in verzet is gegaan. De raad overweegt hierover als volgt. Ingevolge de artikelen 46j en 46h Advocatenwet kunnen partijen binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van een voorzittersbeslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Gelet op het hierboven beschreven verloop van de procedure, stelt de raad vast dat klaagster binnen deze termijn verzet heeft ingediend. Klaagster is dan ook ontvankelijk in haar verzet.

Beoordeling van het verzet

4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.4 De raad ligt dat als volgt toe. Klaagster heeft in haar verzetschrift en tijdens de nadere uitleg op de zitting van de raad een beroep gedaan op haar persoonlijke omstandigheden in de periode van 2019 tot 2023 en betoogd dat de voorzitter hier ten onrechte overheen is gestapt. Deze persoonlijke omstandigheden waren de voorzitter ook bekend, zo is te lezen in de beslissing van 16 december 2024. De voorzitter heeft aangegeven dat de persoonlijke sociale omstandigheden, hoe ingrijpend die ook voor klaagster geweest zijn, niet als zeer bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt op grond waarvan de termijnoverschrijding toelaatbaar (verschoonbaar) is. De raad is van oordeel dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft gehanteerd .De voorzitter heeft de klacht dan ook terecht en op juiste gronden niet ontvankelijk verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.


BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 22 april 2025