ECLI:NL:TADRARL:2025:107 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-948/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:107
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 17-04-2025
Zaaknummer(s): 24-948/AL/GLD
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerster heeft klagers belangen onvoldoende behartigd in de aanloop naar een belangrijk getuigenverhoor. Zij heeft al voor de uiterlijke datum aan de rechtbank bericht dat klager voor haar onbereikbaar was en dat zij daarom geen namen kon opgeven, met als gevolg dat het getuigenverhoor geannuleerd werd en klager bij vonnis in het ongelijk werd gesteld. Verweerster had veel meer kunnen en moeten doen om het getuigenverhoor doorgang te laten vinden. Zij heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid. Hoewel schending van een kernwaarde in beginsel oplegging van een berisping betekent, ziet de raad in de gegeven omstandigheden aanleiding om te volstaan met een waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 14 april 2025

in de zaak 24-948/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 5 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 19 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/123 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 februari 2025. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klager is verwikkeld geweest is een geschil over de aankoop van een restaurant. Klager stelde dat hij eigenaar was geworden van het restaurant doordat hij het had gekocht van de wederpartij tegen een koopsom van € 100.000,- in contanten.

2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in de procedure bij de rechtbank.

2.3 Bij tussenvonnis van mei 2022 heeft de rechtbank aan klager de opdracht gegeven om te bewijzen dat hij deze koopsom aan de wederpartij had voldaan.

2.4 Op 20 juni 2022 stuurt klager in een e-mail aan verweerster de namen van een aantal personen die hij als getuige wil laten horen.

2.5 Op 7 september 2022 vraagt verweerster per e-mail aan klager welke getuigen ze moet opgeven, waarbij ze wijst op de personen die zijn genoemd in de dagvaarding.

2.6 Op 21 september 2022 zijn getuigen gehoord.

2.7 Bij brief van 25 oktober 2022 deelt de rechtbank aan verweerster mee dat de contra‑enquête (het getuigenverhoor) is ingepland voor 20 februari 2023. In de brief wordt verzocht de namen van de getuigen een week voor de zitting aan de griffie op te geven.

2.8 Op 4 februari 2023 schrijft verweerster in een e-mail aan klager onder meer:

“We hebben deze maand een getuigenverhoor op de planning, namelijk op 20 februari a.s..

We moeten voor 10 februari de namen doorgeven.

Wil je de persoon die je vorige keer meenam, maar waar we geen tolk voor hadden, horen? Verder vind ik de kok een belangrijke getuige.

Graag hoor ik zsm van jou.”

2.9 Op 8 februari 2023 stuurt verweerster klager per e-mail een herinnering, waarbij zij benadrukt dat het nu wel spoed heeft.

2.10 Op 10 februari 2023 om 17.33 uur zendt verweerster via een B16-formulier aan de rechtbank het volgende bericht:

“In bovenvermelde procedure staat het getuigenverhoor gepland voor maandag 20 februari 2023 om 13:30 uur bij Uw Rechtbank.

Aan partijen is verzocht de namen van de getuigen uiterlijk een week voor de zitting aan de griffie en wederpartij te doen toekomen.

In dat kader deel ik u mede dat cliënt al geruime tijd geheel onbereikbaar is, waardoor dezerzijds de namen van de getuigen niet opgegeven kunnen worden.”

2.11 Op 10 februari 2023 om 17.33 uur mailt klager aan verweerster:

“Tot maandag geef ik namen van getuigen door.”

2.12 Op 13 februari 2023 om 21.53 uur stuurt klager de namens van twee getuigen aan verweerster.

2.13 Op 15 februari 2023 stuurt mevrouw K, een aan het kantoor van verweerster verbonden jurist (hierna ook: de jurist), de rolbeslissing van de rechtbank aan klager. Zij schrijft daarbij dat de rechtbank heeft besloten dat het getuigenverhoor niet zal plaatsvinden.

2.14 Op 20 februari 2023 is door de rechtbank proces-verbaal opgemaakt van de niet‑gehouden contra-enquête. De rechter heeft bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen voor gelijktijdige conclusie na enquête, waarna vonnis zal worden gewezen.

2.15 Op 23 februari 2023 stuurt de jurist het proces-verbaal aan klager, waarbij zij schrijft dat verweerster de rechter zal vragen om nogmaals een getuigenverhoor in te plannen.

2.16 Bij brief van 28 februari 2023 heeft verweerster de rechtbank verzocht om klager alsnog de mogelijkheid te geven getuigen te horen.

2.17 Bij vonnis van 28 juni 2023 is klager door de rechtbank in het ongelijk gesteld en is zijn vordering afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet in rechte is komen vast te staan dat klager de koopsom heeft betaald. Klager is veroordeeld om de proceskosten van de wederpartij te vergoeden.

2.18 Op 30 juni 2023 schrijft verweerster in een e-mail aan klager:

“Bijgaand het vonnis van de rechtbank. Helaas heeft de rechtbank jou geen gelijk gegeven.

Zoals gebruikelijk moet je de proceskosten betalen van de wederpartij zoals in het vonnis aangegeven.

Belangrijk is dat de rechter heeft geoordeeld dat de verklaring van griek onvoldoende is en dat hij niet als getuige is gehoord.

Ik stelt voor dat we het vonnis bespreken samen, wanneer schikt het je?”

2.19 Op 5 juli 2023 stuurt de advocaat van de wederpartij een e-mail aan verweerster over de door klager te betalen proceskosten. Verweerster heeft deze e-mail op 7 juli 2023 aan klager doorgestuurd en geschreven dat klager niet heeft gereageerd op haar laatste bericht en dat zij hem zal proberen te bellen.

2.20 Op 9 juli 2023 mailt klager aan verweerster dat hij zijn dossier bij haar wil komen ophalen

2.21 Op 10 juli 2023 reageert verweerster dat klager de beschikbare papieren stukken op afspraak kan komen ophalen en dat ze ervan uitgaat dat klager dan de openstaande declaraties heeft voldaan.

2.22 In reactie op twee e-mails van klager schrijft verweerster op 13 juli 2023 aan klager:

“Je kunt je dossier volgende week ophalen, we kunnen dat afspreken.

Alvorens je dat doet, zou ik graag zien dat je de openstaande nota’s in totaal € 4201,62 hebt afbetaald. Ik heb je hierover op 4 april (en eerder ook gemaild en gebeld) gemaild.

Als je een voor ons acceptabel voorstel hebt, hoor ik dat graag.”

2.23 Het dossier bevat declaraties van verweerster aan klager van de volgende data: 29 april 2022, 30 september 2022, 31 oktober 2022, 26 februari 2023, 31 maart 2023 en 30 juni 2023. Alle facturen zijn voorzien van een urenspecificatie.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) belangrijke getuigen in de procedure niet te laten horen.

Toelichting: Verweerster heeft niet tijdig de namen van de personen doorgegeven die in het belang van de procedure dienden te worden gehoord. Verweerster beschikte al over de persoonlijke gegevens van deze belangrijke getuigen en klagers verklaringen, maar heeft deze niet doorgegeven aan de rechtbank. Haar handelen is in strijd met gedragsregel 1.

Ook heeft verweerster aan de rechtbank meegedeeld dat klager voor langere tijd onbereikbaar was. Dat is niet waar en betreft handelen in strijd met gedragsregel 8.

b) in strijd te handelen met gedragsregel 3.

Toelichting: Verweerster heeft klagers adresgegevens in de processtukken opgenomen terwijl hij haar meermaals heeft verzocht deze niet aan de wederpartij kenbaar te maken en de rechtbank daarvan op de hoogte te stellen. Verweerster heeft klager in de gesprekken beloofd zijn adresgegevens niet kenbaar te maken aan de wederpartij en vertrouwelijk om te gaan met klagers gegevens.

c) niet te handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Toelichting: Verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 12 en heeft de opdracht niet voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Zij heeft het proces onvoldoende en op een onprofessionele wijze begeleid en weinig toelichting gegeven aan klager als cliënt. Er is door verweerster niet met klager gecommuniceerd over het verzamelen van informatie en zij heeft klager niet geïnformeerd over jurisprudentieonderzoek of strategiebepaling.

Verweerster heeft in strijd met gedragsregel 13 gehandeld door de zaak niet uitsluitend zelf te behandelen. Zij heeft werkzaamheden laten uitvoeren door haar jurist, mevrouw K Vooraf is niet met klager overlegt dat de jurist zou worden betrokken bij het dossier en klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven.

Klager heeft een bedrag van € 10.941,- aan verweerster betaald. Verweerster heeft geen specificaties verschaft van haar declaraties en niet inzichtelijk gemaakt door wie de werkzaamheden zijn uitgevoerd. De werkzaamheden van de jurist zijn tegen het uurtarief van verweerster in rekening gebracht.

Verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 16 en klager onvoldoende geïnformeerd over de mogelijkheden in hoger beroep. Verweerster heeft klager na het vonnis meegedeeld dat het kansloos was om hoger beroep in te stellen, maar zij heeft dat niet onderbouwd. Zij heeft klager ook niet gewezen op de eventuele risico’s van het instellen van hoger beroep.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Klachtonderdeel a)

4.2 Verweerster stelt dat klager heeft nagelaten haar tijdig te informeren over de getuigen die hij wilde horen. Zij heeft de oproep voor het getuigenverhoor op 27 oktober 2022 aan klager doorgezonden. Op 4 februari 2023 heeft verweerster klager bericht dat de getuigen voor 10 februari 2023 opgegeven moesten worden. Tussen 4 en 10 februari 2023 hebben verweerster en medewerkers van haar kantoor meermaals geprobeerd om klager telefonisch te bereiken. Pas na ontvangst van het B16-formulier op 10 februari 2023 reageerde klager (buiten kantoortijd). Het getuigenverhoor dat zou plaatsvinden op 20 februari 2023 is vervolgens door de rechtbank geannuleerd. Het is verweerster niet duidelijk geworden welke getuigen klager nog had willen laten horen in deze procedure.

Klachtonderdeel b)

4.3 Verweerster stelt dat klager niet kenbaar heeft gemaakt dat zijn adresgegevens niet mochten worden vermeld. De adresgegevens stonden vermeld in de concepten en definitieve versies van de processtukken, welke klager heeft gezien en waarop hij zijn akkoord heeft gegeven.

Klachtonderdeel c)

4.4 Verweerster stelt dat zij heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Zij betwist dat zij in strijd heeft gehandeld met de door klager genoemde gedragsregels. Verweerster heeft in overleg met klager een uitvoerige dagvaarding opgesteld. Het feitelijke en juridische probleem is door verweerster in kaart gebracht en met klager is besproken. De uitkomst daarvan is in de dagvaarding vastgelegd.

4.5 Verweerster heeft toegelicht dat de jurist, onder verweersters leiding en verantwoordelijkheid, op beperkte schaal ondersteunende werkzaamheden heeft uitgevoerd. Klager was daarmee bekend en heeft daarover niet bij verweerster geklaagd. Het inschakelen van de jurist is niet vooraf besproken, maar verweerster is ervan overtuigd dat de jurist bekwaam was werkzaamheden in de dossiers uit te voeren. Verweerster heeft klager declaraties met urenspecificaties toegezonden.

4.6 Verweerster kon het vonnis niet met klager bespreken en niet met hem onderzoeken of met kans op succes hoger beroep kon worden ingesteld. Klager is niet ingegaan op verweersters verzoek om een afspraak te maken, maar hij wilde zijn dossier ophalen.

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerster als advocaat van klager. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico en proceskansen – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2 Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Klachtonderdeel a)

5.3 Dit verwijt ziet op gang van zaken rond het aan de rechtbank doorgeven van getuigen voor het op 20 februari 2023 geplande getuigenverhoor. De namen van de getuigen dienden een week voor het verhoor, dus uiterlijk op 13 februari 2023, aan de rechtbank te worden doorgegeven. Verweerster heeft klager hiervan tijdig op de hoogte gesteld. Zij heeft de brief van de rechtbank van 25 oktober 2022 aan klager doorgestuurd en hem op 4 februari 2023 gemaild over het aanstaande getuigenverhoor. In haar mail schrijft verweerster dat de namen van de getuigen uiterlijk op 10 februari 2023 moeten worden doorgegeven. Op 8 februari 2023 heeft zij klager een reminder gestuurd. Toen zij geen reactie kreeg van klager heeft zij de rechtbank op 10 februari 2023 bericht dat klager al geruime tijd voor haar onbereikbaar is en dat ze daarom geen namen kan opgeven. Klager heeft op 10 februari 2023 aan verweerster laten weten dat hij de namen maandag zou doorgeven en heeft de namen op 13 februari 2023 (in de avond) aan verweerster gemaild.

5.4 De raad is van oordeel dat verweerster meer had kunnen en moeten doen om klagers belangen te behartigen, ook of juist in het geval klager niet optimaal meewerkte. Zij had klager allereerst beter moeten informeren, door hem uitdrukkelijk te waarschuwen voor de gevolgen als er geen getuigen zouden worden doorgegeven. Het gevolg zou immers zijn dat de contra-enquête geen doorgang zou vinden en dat klager de zaak zo goed als zeker zou verliezen. Verweerster heeft klager op geen enkel moment (schriftelijk) op dit risico gewezen.

5.5 Daar komt bij dat verweerster de rechtbank al op 10 februari 2023 heeft bericht dat klager voor haar onbereikbaar was en dat zij daarom geen namen kon opgeven. De uiterlijke termijn voor het opgeven van de getuigen was 13 februari 2023. Verweerster had tot die dag kunnen wachten met haar bericht, zeker nu klager op 10 februari 2023 liet weten dat hij op maandag (13 februari 2023) de getuigen zou opgeven. Dat zijn bericht van 13 februari 2023 uiteindelijk pas in de avond kwam, maakt dat niet anders. Verweerster had ook die avond, of zelfs de volgende dag (14 februari 2023) de namen van de getuigen aan de rechtbank kunnen doorgeven. Verweerster had bovendien zelf namen kunnen opgeven, gelet op het feit dat daarover eerder tussen klager en verweerster was gecorrespondeerd.

5.6 Verweerster had in ieder geval, naar aanleiding van de berichten van klager van 10 en 13 februari 2023, de rechtbank alsnog moeten berichten over de op te geven getuigen. Als zij dat had gedaan, had zij het getuigenverhoor mogelijk veilig kunnen stellen. Door dat na te laten was het te verwachten dat de rechtbank het verhoor zou annuleren en vonnis zou wijzen in het nadeel van klager. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster op dit punt meer had moeten doen. Zij heeft onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom voor dit deel gegrond.

5.7 Klager verwijt verweerster verder dat zij in haar e-mail aan de rechtbank onjuiste informatie heeft verstrekt door te stellen dat klager al langere tijd voor haar onbereikbaar was. De raad is van oordeel dat van het verstrekken van feitelijk onjuiste informatie geen sprake is. Verweerster kreeg geen reacties op haar e-mails en kennelijk was het laatste contact tussen klager en verweerster van december 2022. Dit klachtonderdeel is daarom voor dit deel ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.8 Het is de raad niet gebleken dat verweerster gedragsregel 3 heeft geschonden. Klagers stelling op dit punt is door verweerster uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van een toezegging van verweerster met betrekking tot het geheimhouden van klagers (adres)gegevens. De raad kan dan ook niet vaststellen dat verweerster op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.9 Klager verwijt verweerster allereerst dat zij de opdracht niet voldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd. In zijn klacht stelt hij dat verweerster het proces onvoldoende heeft begeleid en weinig toelichting heeft gegeven. Verweerster heeft dit gemotiveerd betwist. Klager heeft bovendien ter zitting juist verklaard dat hij en verweerster sinds augustus 2020 frequent per e-mail hebben gecommuniceerd over de zaak en de processtrategie. De juistheid van klagers verwijt op dit punt is de raad dan ook niet gebleken.

5.10 Klager verwijt verweerster verder dat zij, zonder zijn toestemming, werkzaamheden door haar jurist heeft laten uitvoeren. Verweerster heeft erkend dat de inschakeling van de jurist niet vooraf met klager is besproken, maar stelt dat de jurist bekwaam was om de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Duidelijk is daarbij dat de jurist alleen ondersteunende werkzaamheden heeft verricht. Tegen de inhoud van de werkzaamheden van de jurist heeft klager geen klachten geuit. De raad is daarom van oordeel dat verweerster niet in strijd met gedragsregel 13 of anderszins onbetamelijk heeft gehandeld op dit punt.

5.11 Klager maakt verweerster ook verwijten over haar facturen. Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij geen specificaties zou hebben verschaft. De facturen, inclusief urenspecificaties, maken onderdeel uit van het klachtdossier. Verweerster heeft daarbij toegelicht dat voor de werkzaamheden van de jurist niet is gedeclareerd. Van onbetamelijk handelen op dit punt is de raad niet gebleken.

5.12 Klager verwijt verweerster als laatste nog dat zij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van hoger beroep. De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is zijn cliënt (schriftelijk) op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken (gedragsregel 16). De termijn voor en de kansen en risico’s in hoger beroep zijn in dit geval belangrijke informatie. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat verweerster heeft voorgesteld het vonnis te bespreken, waarop klager aangaf zijn dossier te willen ophalen. Vervolgens is de correspondentie tussen klager en verweerster alleen nog gegaan over het ophalen van het dossier en de openstaande declaraties. Klager heeft geen afspraak gemaakt om het vonnis en de mogelijkheden in hoger beroep te bespreken. De raad acht het om die reden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over het hoger beroep.

5.13 Dit klachtonderdeel is dan ook in alle onderdelen ongegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft klagers belangen onvoldoende behartigd in de aanloop naar een belangrijk getuigenverhoor. Zij heeft al voor de uiterlijke datum aan de rechtbank bericht dat klager voor haar onbereikbaar was en dat zij daarom geen namen kon opgeven, met als gevolg dat het getuigenverhoor geannuleerd werd en klager bij vonnis in het ongelijk werd gesteld. De raad kan niet beoordelen of de zaak in het voordeel van klager zou zijn beslist indien het getuigenverhoor wel zou hebben plaatsgevonden, maar in ieder geval is duidelijk dat het niet horen van getuigen de kansen van klager hebben verkleind. Verweerster had veel meer kunnen en moeten doen om het getuigenverhoor doorgang te laten vinden. Zij heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid.

6.2 Hoewel schending van een kernwaarde in beginsel oplegging van een berisping betekent, ziet de raad in de gegeven omstandigheden aanleiding om te volstaan met een waarschuwing. Verweerster had meer kunnen en moeten doen, maar de raad weegt nadrukkelijk mee dat klager verweerster in een moeilijke situatie heeft gebracht door niet tijdig op haar verzoeken te reageren.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

  1. € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
  2. € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) deels gegrond en deels ongegrond;

- verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk en J.J. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 april 2025