ECLI:NL:TADRARL:2025:105 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-879/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:105
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 17-04-2025
Zaaknummer(s): 24-879/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerster (advocaat van klaagsters wederpartij) heeft een e-mail gestuurd naar het algemene e-mailadres (het info-adres) van de werkgever van klaagster. Dat e-mailadres was genoemd in een door klaagster overgelegde brief van de heer G. De raad is van oordeel dat het verweerster vrij stond onderzoek te doen naar de authenticiteit van de door klaagster overgelegde brief. Het stond verweerster ook vrij om dat op deze wijze te doen. Zij kon zo snel geen direct e-mailadres vinden van de heer G en heeft in haar e-mail aan het algemene adres duidelijk vermeld dat haar bericht was gericht aan G. Verweerster heeft klaagsters belangen niet onnodig of onevenredig geschonden zonder redelijk doel. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 14 april 2025

in de zaak 24-879/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde:

over

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 5 mei 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 27 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2341717 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 februari 2025. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces‑verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klaagster heeft een relatie gehad met de heer X (hierna: de man). Klaagster en de man zijn verwikkeld (geweest) in (een) familierechtelijke procedure(s). Verweerster staat de man daarin bij.

2.2 Klaagster heeft in die procedure stukken ingebracht, waaronder een brief van de heer G, financieel directeur van de werkgever van klaagster.

2.3 Op 12 december 2023 heeft verweerster een bericht gestuurd naar het e-mailadres [emaildres]. Dat is het algemene e-mailadres van de werkgever van klaagster. Bij de e-mail heeft verweerster de hiervoor in 2.2 bedoelde brief als bijlage gevoegd. Het onderwerp van de e-mail is: “Belangrijk: t.a.v. [de heer G]”. Het bericht van verweerster heeft de volgende inhoud:

“Geachte heer Van G(…),

In verband met een familierechtelijke procedure sta ik [de man], de ex-partner van uw werkneemster [klaagster], bij.

Door [klaagster] is bijgaand schrijven van u in de procedure gebracht. Ik verzoek u mij allereerst te bevestigen dat u bijgaande brief geschreven heeft. Uw handtekening ontbreekt.

In het bevestigende geval verneem ik graag met welk doel u dit schrijven opgesteld heeft en wanneer (datum ontbreekt).

De zitting in verband waarmee [klaagster] uw schrijven indiende vindt plaats op 14 december a.s. Graag verneem ik aldus uiterlijk morgen uw reactie.”

2.4 Het bericht van verweerster aan de werkgever is niet beantwoord.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

3.2 klaagsters werkgever per e-mail van 12 december 2023 via het info e-mailadres (dat voor al het personeel van de afdeling klantenservice leesbaar is) te benaderen met vragen over een gevoelig document betreffende een privé kwestie.

Toelichting: Klaagster stelt dat verweerster de e-mail doelbewust naar het info e‑mailadres heeft gestuurd, terwijl zij weet dat geen enkele afdeling klantenservice een e‑mail ongeopend direct doorstuurt naar het management van het bedrijf.

3.3 Klaagster is hierdoor in de problemen gekomen met haar werkgever en kan haar toekomstperspectieven bij de werkgever vergeten. De werkgever reageerde geïrriteerd richting klaagster, omdat de werkgever niet lastiggevallen wenste te worden met verzoeken van een voor hem onbekende advocaat. Klaagster heeft bovendien vanuit haar taken frequent contact met de afdeling klantenservice en dit voorval is haar werkrelatie met die afdeling zeker niet ten goede gekomen. Dit compliceert zaken die klaagster voor elkaar moet krijgen. Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster toegelicht dat de werkgever klaagster inmiddels een transitievergoeding heeft aangeboden om elders werk te zoeken.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

4.2 Verweerster heeft toegelicht dat op vrijdagmiddag 8 december 2023 van de zijde van klaagster een verweerschrift met 26 producties werd ingediend. Productie 10 betrof de brief van de werkgever. De zitting stond gepland op 14 december 2023. Er werd getwijfeld aan de echtheid en betrouwbaarheid van het schrijven afkomstig van de werkgever van klaagster. Verweerster wilde dit daarom nagaan bij de afzender van het schrijven. Het was erg kort dag en er moest dus snel gehandeld worden.

4.3 Verweerster heeft op de site van het bedrijf en op LinkedIn gezocht naar een rechtstreeks e-mailadres van de heer G, maar kon dit niet vinden. Zij heeft haar bericht daarom naar het info e-mailadres gestuurd en in de onderwerpregel aangegeven dat de mail gericht was aan de heer G.

4.3 Verweerster stelt dat zij heeft gehandeld in het belang van haar cliënt en dat zij klaagsters belangen niet nodeloos heeft geschaad. De gevolgen die klaagster beschrijft zijn uitsluitend te wijten aan haar besluit de brief van de werkgever in de procedure in te brengen.

4.4 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.

Beoordeling

5.2 Verweerster heeft haar e-mail gestuurd naar het algemene e-mailadres (het info-adres) van de werkgever van klaagster, dat was genoemd in de door klaagster overgelegde brief van de heer G.

5.2 De raad is van oordeel dat het verweerster vrij stond om onderzoek te doen naar de authenticiteit van de door klaagster overgelegde brief, gezien de twijfel bij haar cliënt over de authenticiteit van de brief. Dat was immers in het belang van verweersters cliënt en paste bij haar rol van partijdig belangenbehartiger.

5.3 De raad is van oordeel dat het verweerster ook vrijstond om dat op deze wijze te doen. Er was sprake van een zekere tijdsdruk, gelet op de naderende zitting. Verweerster heeft geprobeerd een direct e-mailadres van de heer G te vinden. Toen zij dat online niet kon vinden heeft zij haar e-mail gestuurd aan het in de brief vermelde (algemene) e-mailadres en daarbij duidelijk vermeld dat haar bericht gericht was aan de heer G. Hoewel het beter was geweest als verweerster ook nog telefonisch had geprobeerd om het e-mailadres van de heer G te achterhalen, is geen sprake onzorgvuldig handelen in die zin dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerster heeft overigens in het kader van de klachtbehandeling aangegeven dat als zij het nogmaals zou doen, zij eerst zou bellen. Verweersterheeft klaagsters belangen niet onnodig of onevenredig geschonden zonder redelijk doel. De klacht is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk en J.J. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 april 2025