ECLI:NL:TADRAMS:2025:99 Raad van Discipline Amsterdam 25-223/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:99
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 02-06-2025
Zaaknummer(s): 25-223/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder is in zijn bijstand aan de werkgever van klager ruimschoots binnen de grenzen van het betamelijke gebleven. Het feit dat verweerder een andere arbeidsrechtelijke en/of juridische mening bij de uitleg van wetsartikelen heeft dan klager betekent niet dat het handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het verschil van inzicht is inherent aan het juridische geschil dat tussen partijen speelt.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 mei 2025
in de zaak 25-223/A/A naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 april 2025 met kenmerk 2439323/JS/AP, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de op 11 april 2025 door klager nagezonden stukken.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld in een arbeidsrechtelijk geschil met zijn werkgever (hierna: de werkgever). De werkgever laat zich in dit geschil bijstaan door verweerder.
1.2 Klager is sinds 21 juni 2023 arbeidsongeschikt. De verzuimbegeleiding wordt verzorgd door een bedrijfsarts van ArboNed.
1.3 Begin september 2023 is, mede op advies van de bedrijfsarts, een mediationtraject gestart tussen klager en de werkgever. Op 14 oktober 2024 heeft de mediator de mediation beëindigd zonder dat er een oplossing was bereikt. De mediator schrijft in dat verband:
“As per today I herewith formally terminate the mediation.
(…)
This email however falls outside the confidentiality.”
1.4 Medio 2024 was gebleken dat het opgestelde plan van aanpak - met hierin ook de opmerkingen van klager - nog niet door klager was ondertekend. Daarnaast had klager nog niet zijn commentaar gegeven op de door de werkgever aangevulde eerstejaarsevaluatie.
1.5 Klager werd op dat moment bijgestaan door (mr. B) een juriste van DAS Rechtsbijstand (hierna: DAS). Verweerder heeft op 20 augustus 2024 mr. B benaderd met het verzoek of klager alsnog het plan van aanpak wilde tekenen en de eerstejaarsevaluatie wilde invullen en getekend wilde retourneren.
1.6 Bij e-mail van 22 augustus 2024 (om 13:51 uur) heeft mr. B aan verweerder laten weten dat klager het plan van aanpak/re-integratieplan en de eerstejaarsevaluatie, zoals deze waren opgesteld, niet voor akkoord kon tekenen. Zij schrijft voor zover relevant:
“Indien gewenst kan hij deze documenten echter wel voor gezien ondertekenen, maar niet voor akkoord. Dit heeft hij eerder aan uw cliënte aangegeven toen het plan van aanpak/re-integratieplan werd gestuurd. Uw cliënte heeft de visie en aanvullingen van mijn cliënt op het plan van aanpak/re-integratieplan verwijderd en aangepast. Het herziene plan werd door uw cliënte op 18 augustus 2023 teruggestuurd met het verzoek aan cliënt om dit te ondertekenen. Cliënt heeft echter aangegeven dit niet te accepteren, omdat het plan gewijzigd was en niet volledig ingevuld was door uw cliënte. Ondanks herhaalde verzoeken, zowel aan de werkgever als aan ArboNed, heeft uw cliënte het plan tot op heden niet correct opgesteld. Cliënt heeft vervolgens bij de Arboarts een verzoek tot mediation ingediend, welke daarna door de arboarts is ingeschakeld.
(…)
Ik verneem graag of uw cliënte wenst dat cliënt het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie voor gezien en niet voor akkoord dient te ondertekenen.”
1.7 Verweerder heeft mr. B hierop diezelfde dag (om 14:00 uur) het volgende laten weten:
“In het aan u gestuurde plan van aanpak staan “gewoon” de aanvullingen zijdens uw cliënt en cliënte heeft deze niet aangepast of verwijderd. Daarnaast heeft cliënte de eerstejaarsevaluatie “gewoon” ingevuld. Uw cliënt dient deze zelf ook nog in te vullen (…). Het lijkt mij op dit moment het meest praktische indien uw cliënt het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie dan maar voor gezien tekent.
Ik ontvang het voor gezien getekende plan van aanpak (en zijdens uw cliënt ingevulde) eerstejaarsevaluatie graag tegemoet. dat het hem het meest praktisch voorkwam indien klager het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie dan maar voor gezien zou tekenen.”
1.8 Klager heeft via mr. B op 22 augustus 2024 (om 14:48 uur) beide documenten getekend en op 22 augustus 2024 met “Document gezien Niet akkoord!” aan verweerder teruggestuurd. Mr. B schrijft in haar begeleidende e-mail het volgende:
“Bijgaand treft u het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie aan welke cliënt (…) heeft getekend voor gezien, maar niet voor akkoord.”
1.9 Verweerder heeft mr. B op 22 augustus 2024 (om 15:02 uur) als volgt geantwoord:
“Nu uw cliënt de documenten heeft getekend voor gezien (en niet akkoord) wil ik hem wel verzoeken aan te geven waarom hij dan niet akkoord is (met name gezien het feit dat hij in het plan van aanpak zijn opmerkingen heeft geplaatst), zodat zijn opmerkingen aan het verzuimdossier kunnen worden toegevoegd.”
1.10 Bij e-mail van 26 augustus 2024 (om 11:51 uur) heeft mr. B aan verweerder geschreven, voor zover relevant:
“Hij geeft aan dat hij herhaaldelijk, zo ook in mediation, heeft aangegeven waarom hij het oneens is met het plan van aanpak. Hij ervaart uw mailtjes als druk, en hierdoor zijn medische gesteldheid verder laat achteruitgaan. Desalniettemin zal ik nogmaals namens cliënt aangeven waarom hij het plan van aanpak niet kan ondertekenen voor akkoord, maar enkel voor gezien.
(…)
Op 18 april 2024 heeft cliënt overigens een eenzijdige eerstejaarsevaluatie van ArboNed [ontvangen], zonder inspraak of mogelijkheid tot aanpassing.”
1.11 Verweerder heeft in zijn reactie van 26 augustus 2024 (om 12:14 uur) aan mr. B geschreven, voor zover relevant:
“Ik heb reeds aangegeven dat uw cliënt destijds het plan van aanpak heeft aangevuld en cliënte heeft uitsluitend de opmerkingen ten aanzien van het doel van de re-integratie verwijderd (…). Voorts heeft cliënte de opmerkingen die uw cliënt heeft gemaakt in de bijlage toegevoegd. Indien uw cliënt alsnog weigert deze voor akkoord te ondertekenen dan maar als gezien. Ik ontvang deze graag zo spoedig mogelijk getekend retour.
Cliënte begrijpt dat een en ander impact heeft op uw cliënt, echter cliënte moet wel het verzuimdossier op orde hebben. Cliënte heeft de eerstejaarsevaluatie ingevuld. Indien uw cliënt daar opmerkingen over heeft dan kan hij deze toevoegen. Het enkel voor gezien tekenen is helaas niet voldoende. Ik verzoek uw cliënt alsnog de eerstejaarsevaluatie in te vullen en getekend retour te zenden.”
1.12 Op 30 augustus 2024 heeft verweerder het volgende bericht aan mr. B gestuurd:
“Klopt het dat ik nog geen reactie op onderstaande mail [RvD: de e-mail van 26 augustus 2024] heb ontvangen en de door uw cliënt voor gezien/akkoord getekende plan van aanpak en ingevulde eerstejaarsevaluatie heb ontvangen?”
1.13 Verweerder heeft vanaf september 2024 geprobeerd contact te krijgen met mr. B. Op 7 oktober 2024 heeft verweerder een e-mail gestuurd naar een collega van mr. B bij DAS. Hij schrijft haar het volgende:
“Geachte mevrouw (…),
In opgemelde zaak heb ik meerdere malen getracht in contact te komen met uw collega, mr. B(…). Op mijn verzoeken terug te bellen is nimmer gereageerd. Op mijn laatste mail d.d. 10 september jl. ontving ik een out-of-office reply van u. Tot op heden heeft er helaas nog steeds geen contact plaatsvonden.”
1.14 Op 16 oktober 2024 heeft verweerder de volgende e-mail aan DAS gestuurd, voor zover relevant:
“Geachte heer/mevrouw,
Naar aanleiding van onderstaande mail heb ik nog steeds geen enkele reactie mogen ontvangen.
(…)
Voorts moet ik vaststellen dat, ondanks diverse verzoeken, er nog steeds geen door [klager] getekend plan van aanpak en eerstejaarsevaluatie door mij is ontvangen. Indien ik beide documenten niet uiterlijk vrijdag aanstaande retour heb ontvangen, kan ik niet anders dan concluderen dat [klager] zijn re-integratieverplichtingen niet na wenst te komen en zal ik genoodzaakt zijn cliënte te adviseren een loonstop door te voeren. Zowel ondergetekende als cliënte hopen dat dit niet nodig zal behoeven te zijn.
(…)
Indien DAS [klager] niet of niet meer vertegenwoordigt verneem ik dat ook graag uiterlijk vrijdag aanstaande, want dan zal ik mijn rechtstreeks wenden tot [klager].”
1.15 Op 22 oktober 2024 heeft verweerder de volgende e-mail aan DAS gestuurd:
“Geachte heer/mevrouw,
Ook naar aanleiding van mijn onderstaande mail heb ik niets van u vernomen. Ik acht mij dan ook vrij direct tot [klager] te wenden.”
1.16 Verweerder heeft klager op 23 oktober 2024 vervolgens rechtstreeks per e-mail aangeschreven. Hierin schrijft verweerder het volgende:
“In the last period I have send several mails to your lawyer (of DAS Rechtsbijstand) but they are not answering my mails, so I feel free to contact you directly.
(…)
I kindly ask you to return both documents signed before Tuesday 29 October 2024. If have, unfortunately, not received both documents in time I will have to advise Autodesk to implement a salary freeze because you are non-cooperating. Autodesk of course hopes that would not be necessary.”
1.17 Op 28 oktober heeft klager verweerder een e-mail gestuurd met als onderwerp: “Bezwaarschrift: dreiging loonstop onmiddellijk te beëindigen (…)”
Klager schrijft hierin onder meer:
“Naar aanleiding van uw recente bericht waarin u dreigt met een loonstop als ik de gevraagde documenten niet vóór dinsdag 29 oktober onderteken, wil ik hierbij graag reageren. Gezien mijn medische situatie en de klachten die ik al geruime tijd ervaar, zie ik uw schrijven als een vorm van intimidatie en dwang, wat schadelijk is voor mijn gezondheid en herstel.
(…)
Op uw eerdere verzoek heb ik reeds voldaan door de documenten te ondertekenen met de vermelding “gelezen en niet akkoord.” Hiermee ben ik mijn wettelijke verplichting nagekomen door kennis te nemen van de documenten zonder hiermee in te stemmen. Dit bevestigt mijn bereidheid om aan formele verzoeken te voldoen zonder akkoord te gaan met de inhoud. Op deze wijze kom ik ook mijn re-integratieverplichtingen na.”
1.18 Bij e-mail van 2 januari 2025 (om 12:23 uur) verweerder als volgt gereageerd, voor zover relevant:
“Uw onderstaande mail is zeer uitgebreid en bevat ook heel veel algemene informatie. Cliënte wenst op dit moment hier niet op in te gaan, hetgeen niet betekent dat zij uw zienswijze deelt. Integendeel: cliënte stemt niet in met uw stellingen in onderstaande mail.
Waar het thans om gaat is het feit dat u nog steeds niet het plan van aanpak heeft getekend. Ook uit het deskundigenoordeel van het UWV blijkt dit. Het plan van aanpak is destijds opgesteld door de arbodienst en u heeft uw (zeer uitgebreide) commentaar daarop gegeven (zie bijlage). Hiermee staat vast dat partijen hebben gesproken over het plan van aanpak. Verdere gesprekken over het plan van aanpak konden vanwege uw gezondheid niet plaatsvinden, maar dat betekent nog niet dat u het plan van aanpak niet hoeft te ondertekenen. Overigens heb ik, namens cliënte, u ook al diverse malen verzocht de eerstejaarsevaluatie van commentaar te voorzien en getekend te retourneren. Ook dit heeft u tot op heden niet gedaan. U heeft uitsluitend het document “voor gezien, niet akkoord” getekend.
(…)
Nu u blijft weigeren het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie te ondertekenen komt u uw re-integratieverplichtingen niet na. Voor de laatste maal verzoek ik u vriendelijk beide documenten, alsmede de evaluatie uiterlijk 9 januari 2025 getekend aan mij te retourneren. Mocht ik de documenten niet getekend retour hebben ontvangen, dan zal cliënte mijn advies om de loonbetalingen te staken moeten opvolgen. Vorenstaande al dan inhouden dat vanaf 10 januari 2024 geen salarisbetaling meer zal plaatsvinden tot het moment dat u uw re-integratieverplichtingen nakomt. Cliënte spreekt de hoop uit dat het zover niet zal hoeven te komen en dat u de documenten getekend zal retourneren.”
1.19 Op eveneens 2 januari 2025 (om 12:26 uur) heeft klager aan verweerder een uitgebreide e-mail teruggestuurd. Hij schrijft hierin onder meer het volgende:
“In aansluiting op mijn voorgaande e-mail, die bedoeld was als laatste waarschuwing richting u als advocaat van mijn werkgever, richt ik mij nu opnieuw tot u. En aangezien ook de reintegratieverplichtingen op hold staan, waaronder dit ook valt.
Aanhoudende Druk en Intimidatie
De herhaalde pogingen – inmiddels al elf e-mails met dreigende toonzetting – vormen een patroon van intimidatie en dwang. U weet goed dat deze verzoeken niet in lijn zijn met wet- en regelgeving en mijn herstel ernstig ondermijnen. Dit is ook door het UWV expliciet vermeld in het deskundigenoordeel van de arbeidsdeskundige, waarin de tekortkomingen in het plan van aanpak zijn benoemd.
Uw communicatie schendt mijn recht op rust, veiligheid en gezondheid, en gaat in tegen de wettelijke zorgplicht die uw cliënt heeft binnen mijn re-integratieproces. Ondanks herhaalde waarschuwingen blijft u aanhoudende druk uitoefenen zonder rekening te houden met mijn gezondheid. Ik ben daarom bezig met de vervolgstappen om een klacht in te dienen bij de deken van advocaten. De voorgaande e-mail was tevens ook mijn laatste waarschuwing.”
1.20 Bij e-mail van 3 januari 2025 (om 10:59 uur) heeft verweerder hierop als volgt gereageerd:
“Uw verwijten aan mijn adres (en van cliënte) zijn niet juist. Ondanks het feit dat de bedrijfsarts heeft aangegeven dat u geen re-integratiemogelijkheden heeft (hetgeen cliënte gewoon opvolgt) betekent niet dat u geen re-integratieverplichtingen heeft. Op grond van de wet dient u wel medewerking te verlenen aan bijvoorbeeld het tekenen van de verschillende documenten. Namens cliënte heb ik zowel uw juridisch gemachtigde (DAS Rechtsbijstand) als u hiertoe al een aantal verzoeken gedaan. De wet schrijft nu eenmaal voor dat als u (bijvoorbeeld) weigert deze documenten te tekenen, de werkgever een loonstop moet doorvoeren. Alvorens dat te doen moet u daartoe wel in de gelegenheid worden gesteld en zijn gewezen op het eventueel doorvoeren van een loonsanctie.
Uit uw onderstaande mail begrijp ik dat u blijft weigeren de documenten te ondertekenen, zodat ik cliënte helaas niet anders kan adviseren een loonstop door te voeren, welk advies cliënte ook zal opvolgen. Cliënte betreurt dit ten zeerste, zeker gezien het feit een loonstop makkelijk te voorkomen is door de documenten getekend terug te sturen. Vervolgens kunt u zich dan volledig richten op uw herstel.
Wellicht is het verstandig indien u contact opneemt met uw juridisch gemachtigde van DAS Rechtsbijstand om u hierin te adviseren in plaats van het indienen van een klacht bij de Orde van Advocaten tegen mij. Vorenstaande laat natuurlijk onverlet dat het uiteraard uw goed recht is om een klacht tegen mij in te dienen bij de Orde van Advocaten. In dat geval zal ik mij tegen de klacht verweren aangezien ik van mening ben dat ik nimmer klachtwaardig jegens u heb gehandeld.”
1.21 Klager heeft op zijn beurt bij e-mail van 3 januari 2025 (om 11:01 uur) geantwoord, voor zover relevant:
“Ik wil u wederom vriendelijk verzoeken en nadrukkelijk onder de aandacht brengen om rekening te houden met mijn herstel en de voortdurende schade die u met uw handelingen veroorzaakt. Tot mijn grote spijt stel ik vast dat uw gedragingen, ondanks eerdere verzoeken om hiermee te stoppen, blijven voortduren. Helaas ben ik dierdoor opnieuw genoodzaakt deze gedragingen in te dienen bij de reeds lopende klacht tegen u bij de Orde van Advocaten.
Ik verzoek u dringend om per direct te stoppen met elke vorm van druk, ongepaste communicatie of gedrag dat in strijd is met de professionele normen en mijn herstel verder belemmert. Elke verdere poging zal zonder uitzondering worden toegevoegd aan mijn bestaande klacht en kan leiden tot strengere maatregelen.”
1.22 Bij e-mail van 6 januari 2025 heeft verweerder klager als volgt geantwoord:
“Het is spijtig te moeten constateren dat u blijft weigeren te voldoen aan uw re-integratieverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 7:629 lid 3 (met name onderdeel e) BW. De re-integratieverplichtingen zijn: het ondertekenen van het plan van aanpak (met als bijlage uw commentaar). Het aanvullen en ondertekenen van zowel de eerstejaarsevaluatie als de (bijstelling evaluatie).
Op grond van bovenstaand artikel kan ik cliënte helaas niet anders adviseren(zoals reeds aangekondigd) de loonbetalingen te staken. Dit had voorkomen kunnen worden indien u de documenten had aangevuld en getekend retour had gestuurd. Cliënte heeft aangegeven het te betreuren maar mijn advies op te volgen en de loonbetalingen te staken.
Indien u meent dat cliënte ten onrechte een loonstop heeft doorgevoerd dan kunt u dat uiteraard voorleggen aan de kantonrechter. In dat verband wil ik u nogmaals adviseren uw jurist bij DAS Rechtsbijstand of een advocaat in te schakelen en contact met mij te laten opnemen om hopelijk tot een oplossing te komen.
Voor het overige is uw onderstaande mail slechts een herhaling van zetten. Cliënte en ik zullen hier verder niet meer op reageren (ook niet indien ik binnen enkele minuten na het versturen van deze mail wederom een soortgelijke mail van u ontvang).”
1.23 De werkgever heeft de loondoorbetaling aan klager niet stopgezet.
1.24 Bij klachtformulieren van 2 januari 2025 (om 14:45 uur), 3 januari 2025 (om 11:21 uur), 3 januari 2025 (om 17:46 uur), 3 januari 2025 (om 20:43 uur), 4 januari 2025 (om 19:43 uur) en 6 januari 2025 (om 09:54 uur) heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerder wordt het volgende verweten:
a) misleiding en foutieve interpretatie van wetgeving. Verweerder presenteert foutieve informatie aan klager als juridisch bindend;
b) intimidatie van en druk uitoefenen op klager. Verweerder probeert klager te dwingen tot ondertekening van diverse documenten door te dreigen met een loonstop en juridische procedures;
c) gebrek aan respect en zorgvuldigheid. De weigering van verweerder om inhoudelijk te reageren op de argumenten van klager en door klager aangedragen feiten getuigt van een gebrek aan respect en onprofessioneel handelen;
d) het schenden van wettelijke verplichtingen. Dit heeft volgens klager betrekking op het nalaten van de wettelijke vereiste stappen bij een dreigende loonstop en het gebruik van onjuiste informatie om druk uit te oefenen op klager;
e) door zijn handelen het herstel van klager ernstig te belemmeren en verantwoordelijk te zijn voor het verslechteren van de gezondheidssituatie van klager.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen, juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
Waarover wordt in deze zaak geoordeeld?
4.2 De tuchtrechter oordeelt over de vraag of een advocaat betamelijk en zorgvuldig heeft gehandeld. De tuchtrechter oordeelt niet over in onderliggende procedures ingenomen stellingen en verweren. Het debat daarover is immers gevoerd in die procedures, althans had daar gevoerd moeten worden. De tuchtprocedure is niet bedoeld om andere procedures over te doen, het kan niet worden aangewend als verkapt rechtsmiddel tegen beslissingen in onderliggende procedures.
Klachtonderdeel a) misleiding en foutieve interpretatie van de wetgeving.
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij herhaaldelijk onjuiste en misleidende informatie heeft verstrekt aan klager. Verweerder drong erop aan het plan van aanpak te ondertekenen, terwijl klagers rechten hiermee niet worden gewaarborgd. Dit blijkt ook uit het deskundigenoordeel. Het plan van aanpak zou volgens verweerder door ArboNed zijn opgesteld, maar als dat zo is, dan is dit in strijd met de wettelijke vereisten. Volgens de toepasselijke wet- en regelgeving moet het plan van aanpak namelijk gezamenlijk door de werkgever en werknemer opgesteld te worden, met de mogelijkheid dat de arbo-instantie kan adviseren. Aangezien de werkgever het plan van aanpak zelfstandig heeft opgesteld en de inbreng van klager is verwijderd, is dit document niet op de juiste wijze opgesteld en waarborgt het niet de rechten van klager. Daarnaast beweert verweerder volgens klager ten onrechte dat in het deskundigenoordeel zou staan dat klager het plan van aanpak niet heeft ondertekend. Dit blijkt volgens klager echter niet uit het deskundigenoordeel. Dit bevat geen informatie over de ondertekening van het plan van aanpak door klager
4.4 De voorzitter overweegt het volgende. Zoals volgt uit het onder 4.1 weergegeven juridisch kader heeft verweerder een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënte (de werkgever) te behartigen op een manier die hem in overleg met zijn cliënte geraden voorkomt. Dat verweerder de grenzen van die vrijheid in zijn bijstand aan de werkgever heeft overschreden, is de voorzitter niet gebleken. Klagers verwijt komt er (kort gezegd) op neer dat verweerder volgens klager in de onderliggende procedure namens de werkgever juridisch inhoudelijk verkeerde standpunten heeft ingenomen. Verweerder voert terecht aan dat het feit dat verweerder een andere arbeidsrechtelijke en/of juridische mening bij de uitleg van wetsartikelen heeft dan klager niet betekent dat het handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het feit dat tussen klager en verweerder een verschil van inzicht bestaat, is inherent aan het juridische geschil dat tussen partijen - klager en zijn werkgever - speelt. Als partijdig belangenbehartiger is het verweerders taak om het standpunt van zijn cliënt te verwoorden. Verweerder heeft dit standpunt blijkens de overgelegde gedingstukken steeds op correcte wijze en met zakelijke bewoordingen gedaan. Van misleiding of anderszins onbetamelijk handelen is geen sprake. Daarmee is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) intimidatie en uitoefenen van druk op verweerder
4.5 Klager is van mening dat verweerder hem op ontoelaatbare wijze heeft gedwongen tot ondertekening van diverse documenten (het plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie) door te dreigen met een loonstop en juridische procedures, zonder dat hiervoor een wettelijke of feitelijke onderbouwing is.
4.6 De voorzitter overweegt dat haar van onaanvaardbare intimidatie of uitoefening van (oneigenlijke) druk door verweerder niet is gebleken. Verweerder heeft in zijn e-mails aan klager het arbeidsrechtelijke standpunt van de werkgever verkondigd dat klager medewerking moest verlenen aan het opstellen van het plan van aanpak en dat de werkgever bij het uitblijven van die medewerking een loonsanctie kon opleggen. Hoewel begrijpelijk is dat dit voor klager een vervelende boodschap was, kan deze mededeling niet als intimidatie of oneigenlijke druk worden ervaren. Verweerder mocht dit standpunt namens zijn cliënte verkondigen. De vraag of dit standpunt inhoudelijk juist is, valt buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure (zie rov. 4.2). Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c) gebrek aan respect en zorgvuldigheid
4.7 Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder behoort te reageren op kernpunten die direct raken aan de juridische discussie tussen hem zijn werkgever. In zijn e-mails van januari 2025 heeft klager meermaals benadrukt dat hij onder druk werd gezet door te dreigen met een mogelijke loonstop, en verweerder had als advocaat de plicht om zorgvuldig en professioneel hierop te reageren. Verweerder heeft de kernpunten van klager echter genegeerd en niet toegelicht waarom hij deze argumenten naast zich neerlegt. Daarmee heeft verweerder, aldus klager, onzorgvuldige gehandeld.
4.8 De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat op verweerder als de advocaat van de wederpartij een verplichting rustte om op alle door klager naar voren gebrachte argumenten te reageren, ook wanneer deze volgens verweerder bijvoorbeeld niet ter zake deden. Van klachtwaardig handelen is geen sprake. Klachtonderdeel c) is daarmee kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) schenden van wettelijke verplichtingen
4.9 Klager is van mening dat verweerder heeft nagelaten de wettelijke vereiste stappen te nemen voorafgaand aan de dreiging met een loonstop.
4.10 Zoals volgt uit rov. 4.2 wordt in deze tuchtrechtelijke procedure geen inhoudelijk oordeel gegeven over het onderliggende geschil dat partijen verdeeld houdt. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of verweerder betamelijk en zorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder heeft toegelicht dat zijn cliënte de mening is toegedaan dat van klager (als werknemer) verwacht mag worden dat hij zijn re-integratieverplichtingen uitvoert. Doet hij dat niet dan mag de werkgever een loonsanctie toepassen. Alvorens hiertoe over te gaan diende klager echter wel gewaarschuwd te worden. Verweerder heeft dat namens zijn cliënte in zijn e-mails gedaan. Dat behoort als de advocaat van de werkgever tot zijn taak. Niet gebleken is dat verweerder hiermee de grenzen van het betamelijke heeft overschreden of de belangen van klager onevenredig heeft geschaad. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e) belemmeren herstel klager
4.11 Klager verwijt verweerder dat hij door zijn handelen het herstel van klager ernstig heeft belemmerd en verantwoordelijk is voor het verslechteren van de gezondheidssituatie van klager. Klager verwijst naar de e-mail van mr. B van 22 augustus 2024 waarin zij schrijft dat de gezondheid van klager achteruit gaat doordat hij druk van de cliënte van verweerder ervaart. Verweerder heeft, aldus klager, niets ondernomen om deze druk op klager te verminderen. Ook heeft verweerder in zijn verweer ten onrechte naar voren gebracht dat de mediator de mediation heeft beëindigd. Dat is feitelijk onjuist; klager is degene geweest die de mediation heeft beëindigd.
4.12 Verweerder voert aan dat hij, bij gebrek aan medische informatie, niet kan reageren op de stelling van klager dat diens herstel werd belemmerd door het handelen van verweerder althans dat klagers gezondheid achteruit gegaan zou zijn. Verweerder is van mening dat de door hem verzonden e-mails rechtens juist zijn en dat hij op een correcte manier met klager heeft geprobeerd te communiceren. Verweerder betreurt het dat klager dat anders heeft ervaren en dat het kennelijk zijn herstel in de weg heeft gestaan maar dit is niet klachtwaardig. Voor wat betreft het verwijt van klager dat verweerder de feiten heeft verdraaid door aan te geven dat de mediator de mediation heeft beëindigd, verwijst verweerder naar de e-mail van de mediator d.d. 14 oktober 2024 waarin staat dat de mediator de mediation heeft beëindigd.
4.13 De voorzitter overweegt dat verweerder hiermee de verwijten in dit klachtonderdeel onderbouwd heeft weerlegd. Voor zover klager stelt dat verweerder de brief van de mediator van 14 oktober 2024 niet mocht aanmerken als beëindiging van de mediation, omdat hij hiermee de verplichte neutraliteit als bedoeld in het MfN-mediationreglement miskent, betreft dit een juridisch inhoudelijk argument, dat de tuchtrechter, zoals gezegd, niet inhoudelijk beoordeelt. Daarmee is klachtonderdeel e) kennelijk ongegrond.
4.14 De voorzitter komt tot de conclusie dat verweerder in zijn bijstand aan de werkgever ruimschoots binnen de grenzen van het betamelijke is gebleven. Hetgeen klager verder heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 mei 2025