ECLI:NL:TADRAMS:2025:94 Raad van Discipline Amsterdam 24-706/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:94
Datum uitspraak: 19-05-2025
Datum publicatie: 26-05-2025
Zaaknummer(s): 24-706/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 mei 2025
in de zaak 24-706/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 november 2024:


klaagster

over:

verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 mei 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2346441/JS/FS van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 november 2024 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 december 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag digitaal ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 april 2025. Daarbij waren de vertegenwoordiger van klaagster en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.2 De voorzitter heeft onjuiste feiten opgenomen in de beslissing. Klaagster heeft op de zitting bij de raad toegelicht dat het daarbij gaat om de weergave van het tijdsverloop rondom de sommatie en de beslaglegging.
2.3 De voorzitter heeft miskend dat verweerder de akte van cessie na het eerste verzoek had moeten verstrekken.
2.4 De voorzitter heeft miskend dat er aan de cessie, zakelijk weergegeven, diverse onregelmatigheden kleven en dat de akte mogelijk paulianeus is. De voorzitter heeft miskend dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de gebreken aan de akte, terwijl dat wel tot zijn taken behoort.
2.5 De voorzitter heeft miskend dat verweerder conflicterende belangen heeft behartigd.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden van verzet niet slagen. De raad licht dit als volgt toe.
4.3 De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht vastgesteld dat verweerder de advocaat is van de wederpartij en zij heeft daarmee de juiste maatstaf toegepast.
4.4 Wat betreft de feiten heeft klaagster in verzet naar voren gebracht dat deze onjuist of onvolledig in de voorzittersbeslissing zijn vastgesteld op het punt van de beslaglegging en de sommatie. De raad constateert in verband daarmee dat in de feiten van de voorzittersbeslissing niet is opgenomen dat de akte van cessie op 20 mei 2023 is ondertekend. De stelling van klaagster dat zij een week na de totstandkoming van deze akte van cessie, maar nog voor de inschrijving daarvan, beslag heeft gelegd op activa van Wanno BV, is in de voorzittersbeslissing eveneens niet tot uitdrukking gebracht.
4.5 Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat uit dit tijdsverloop blijkt dat de akte van cessie mogelijk paulianeus is. Nog daargelaten dat het aan de civiele rechter is om daarover te oordelen, geldt dat de door klaagster gestelde onregelmatigheid van de akte van cessie geen deel uitmaakt van de klacht zoals die door de voorzitter diende te worden beoordeeld. De klacht houdt namelijk in dat verweerder volgens klaagster heeft verwezen naar een niet bestaande akte en dat hij deze akte niet voortvarend heeft verstrekt. De raad concludeert daarom dat de datum van ondertekening van de akte van cessie en de (datum van) beslaglegging door klaagster ten laste van W(…) B.V. geen feiten zijn die voor de beoordeling van de klacht relevant waren.
4.6 De raad stelt dus vast dat de voorzitter rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Het verzet treft in zoverre geen doel.
4.7 Klaagster heeft in verzet verder nog gesteld dat verweerder conflicterende belangen heeft behartigd. Deze stelling, wat daar ook van zij, vormde geen onderdeel van de klacht waarover de voorzitter heeft geoordeeld. Ook in zoverre treft het verzet dus geen doel.
4.8 Het voorgaande brengt mee dat in redelijkheid niet hoeft te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. P.J. Mijnssen en C.C. Horrevorts, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 19 mei 2025