ECLI:NL:TADRAMS:2025:88 Raad van Discipline Amsterdam 24-884/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:88 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-05-2025 |
Datum publicatie: | 26-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-884/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | De klacht is gericht tegen de advocaat van een derde. Klager stelt dat verweerder in zijn rol van advocaat van die derde uitlatingen heeft gedaan over klager die beledigend zijn. De raad stelt vast dat verweerder kritisch is geweest over handelen van klager. De raad heeft echter onvoldoende grond om aan te nemen dat dit niet passend was binnen de context van de advisering aan zijn cliënt. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 mei 2025 in
de zaak 24-884/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. H.C. Bijleveld
over
verweerder
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2262664/JS/BF
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 april 2025. Daarbij
waren klager en verweerder, beiden bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig. Van
de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.02. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail van 21 maart 2024, met bijlagen, van de zijde van klager.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is producent van films en televisieseries. Verweerder houdt zich bezig
met intellectueel eigendomsrecht.
2.3 Klager is als adviseur en bestuurslid verbonden aan twee beheersorganisaties
(stichtingen), die onder toezicht staan van van het College van Toezicht Auteursrechten
en Naburige rechten (hierna: CvTA), de toezichthouder op collectieve beheersorganisaties
voor auteurs- en naburige rechten. Sinds 1 juli 2017 is verweerder lid van het CvTA.
2.4 Klager heeft met mevrouw A gewerkt aan het ontwikkelen van een televisieserie.
De productie van de televisieserie is uiteindelijk door klager overgedragen aan een
andere producent. Klager heeft zijn rechten op de productie ook overgedragen aan een
derde. Mevrouw A heeft voor de overdracht van haar rechten op de productie de bijstand
van verweerder ingeschakeld.
2.5 Op 26 oktober 2022 heeft klager aan verweerder geschreven dat hij van mevrouw
A had begrepen dat verweerder verhalen over hem vertelt die slecht zijn voor zijn
reputatie. Klager heeft verweerder geschreven dat hij dat vervelend vindt. Enerzijds
had hij het liever rechtstreeks van verweerder gehoord, anderzijds komen klager en
verweerder elkaar tegen in de context van de hiervoor in 2.3 bedoelde organisaties.
Klager heeft verweerder gevraagd om over de kwestie in gesprek te gaan.
2.6 Verweerder heeft dezelfde dag als volgt geantwoord:
“Dank voor je mail. Ik ben nu onderweg en houdt het daarom kort. Inhoudelijk kan
ik niet reageren op een onderwerp dat voorwerp van bespreking zou zijn tussen een
cliënt en mij. Voorts zal het misschien geen geruststelling zijn, maar in het algemeen
heb ik herinneringen aan en opvattingen over mensen waarmee ik heb gewerkt als bestuurder,
toezichthouder en advocaat. Mocht de betreffende cliënt het op prijs stellen dat ik
in het kader van de behandeling van diens zaak iets met jou bespreek, dan neem ik
dat in overweging en zal ik mogelijk inhoudelijk terugkomen op jouw mail. Voor nu
moet ik het hierbij laten.”
2.7 Op 6 januari 2023 om 14.31 uur heeft mevrouw A aan verweerder geschreven
dat zij er geen bezwaar tegen heeft als hij contact opneemt met klager om de kwestie
te bespreken en zo veel mogelijk op te helderen.
2.8 Dezelfde dag om 16.44 uur heeft klager nogmaals zijn ongenoegen aan verweerder
kenbaar gemaakt en gevraagd om met hem in gesprek te gaan.
2.9 Op 8 januari 2023 heeft mevrouw A het volgende geschreven aan klager en verweerder:
“Hierbij wil ik graag even precies zijn, want anders lijkt het op een conflict dat
hier niet ligt. Menigeen heeft mij gezegd in het kader van mijn casus in zake de tv
serie (…) tegen (…) dat [klager] net zo'n producer is als de bullebak (…) Daar ben
ik tegen in gegaan , omdat ik vind dat de twee heren als mens al niet te vergelijken
zijn en zeker niet hun passie en bevlogenheid voor dit project en ook in zijn algemeenheid
is hun respect voor het makers proces volkomen tegengesteld. En ik heb op mijn beurt
veel respect voor [klager] zijn professionaliteit, betrokkenheid en menselijkheid.
Het is wel expliciet in beeld ( op band) dat (…), creative producer bij (…) mij/ons
terugstuurt naar [klager] voor honorering. En verder vertelt (…) dit om de haverklap
in beeld en geluid.
Maar [verweerder] heeft dus nooit gezegd, dat ik [klager] moest aanspreken- dat
hebben anderen gezegd. Het is ook niet zo, dat [verweerder] mij niet heeft geholpen,
alleen het is een voorgestelde weg, die ik mij niet kan permitteren gezien mijn situatie
en leeftijd. Wel vind ik het unfair en beschadigend, dat [klager] op 1 lijn wordt
gesteld met de oplichters praktijken van (…) Nu komt er veel meer boven tafel over
de dubieuze rol van de omroep daarin, waaraan [verweerder] part noch deel heeft, Het
lijkt mij in beider belang als jullie dat samen bespreken en ophelderen. (…)”
2.10 Op 9 januari 2023 heeft mevrouw A het volgende geschreven aan verweerder:
“Mijn laatste mail aan jou heb ik per ongeluk te snel aan je gestuurd daar deze
nog niet af was en nu als niet geschreven moet worden beschouwd. [Klager] had me op
de hoogte gesteld dat hij jou een mail had gestuurd dat jij hem de zwarte piet probeerde
toe te spelen in de (…) en daarom wilde ik meer duidelijkheid geven
Dan maar bij deze:
Jij hebt tegen mij gezegd dat [klager] minstens net zo erg was als (…) en daar dit
een overbodige opmerking is wanneer hij niets met mijn zaak te maken had, kan dit
alleen maar opgevat worden als dat ik een zaak tegen hem zou moeten aanspannen.
En dat is absoluut onterecht en door jouw opmerkingen komt [klager] in een verkeerd
daglicht te staan. Alsof [klager] en (…) op 1 lijn staan in mijn zaak.
En het lijkt alsof [klager] mede schuldig is aan deze situatie. Terwijl hij altijd
heeft bedongen bij (…) dat er eerst een redelijke deal met mij meest worden gemaakt.
Wat (…) ook onterecht, schriftelijk heeft bevestigd, [klager] is over jouw suggestie
volkomen terecht kwaad, ik geef hem groot gelijk en ik wil hierbij heel duidelijk
stellen:
Dat hier maar 1 1 partij schuldig en dat is (…)
Daarentegen heeft [klager] mij altijd gesteund ook in deze zaak en ik wil hierbij
tevens opmerken dat [klager] een heel fijne producent is om mee te werken. Het laatste
wil ik benadrukken, omdat ik het oneerlijk vind, dat anders wordt gesuggereerd.
Ik heb inmiddels al veel geld uitgegeven en is de zaak nog geen spat opgeschoten doordat
er actief heel weinig door jou is ondernomen tegen (…) en ik steeds ik steeds verder
in de put zak, want mijn financiële situatie is dramatisch gewijzigd de afgelopen
2 jaar. En ook daar heeft [klager] part noch deel aan, integendeel hij heeft middels
zijn advocaat zowel de [omroep] als (…) laten weten dat wanneer (…) niet alsnog een
overeenkomst sluit met mij, hij is misleid en dat de overeenkomst daarmee mogelijk
zou komen te vervallen. Ondanks dat hij daar niet toe verplicht is.
Ik zou willen dat jij hem in plaats van te vertellen dat dat hij 'niet betrouwbaar'
zou zijn, hij alle steun krijgt, die hij verdient ook van jou.
Hopelijk is mijn boodschap nu duidelijk. Laten we met z'n allen zorgen, dat (…) hier niet mee wegkomt. Dat zou ons gezamenlijke doel moeten zijn.”
2.11 Op 5 februari 2023 heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:
“Naar aanleiding van de mails van [mevrouw A] en jouw herhaalde verzoek, heb ik
even de tijd genomen voor mijn nadere overweging. Uiteindelijk heb ik [mevrouw A]
bericht dat ik heb besloten om niet in het kader van de behandeling van haar zaak
nog met jou in overleg te treden. Graag vertrouw ik erop je hiermee voldoende te hebben
geïnformeerd.”
2.12 Op 25 juli 2023 heeft mevrouw A het volgende verklaard:
“(…) De opdracht had tot doel een eerlijke en passende honorering te bewerkstelligen
voor de rechten van mijn concept, het format en de uitwerking van de tv serie (…)
en tevens voor mijn inbreng en werk, dat ik 2 en een half jaar heb verricht voor (…)
in het kader van dit project. Ik werkte eerst anderhalf jaar samen met [klager] aan
dit project totdat [klager] deze rechten (onder druk van de omroep) overdroeg aan
(…) waarbij hij gemeld heeft , dat hij alleen zijn eigen rechten kon overdragen en
dat er met mij, (…), een aparte redelijke en passende afspraak gemaakt diende te worden.
Dit laatste heeft [klager] mij zelf gemeld. Hetgeen echter niet is gebeurd en zodoende
heb ik mij toen gewend tot [verweerder]. Hij gaf aan, dat (…) algemeen bekend staat
als onbetrouwbaar, maar dat dat eveneens voor [klager] geldt en voor menig andere
producent." Hiermee suggererend dat ik wellicht ook achter [klager] aan zou kunnen
gaan. Daar ben ik als zodanig niet verder op ingegaan. Wel heb ik contact opgenomen
met [klager], die mij precies heeft uitgelegd hoe hij in deze zaak heeft geacteerd
en dat hij zichzelf misleid voelt door (…) Naar mijn idee is dat laatste ook zo. (…)”
2.13 Op 25 juni 2024 heeft mevrouw A het volgende geschreven aan klager en zijn
gemachtigde:
“Op jouw verzoek nogmaals, Ik heb verklaard, dat [verweerder] heeft gezegd dat [klager]
evenals (…) allebei niet te vertrouwen zijn. Het werd in die context uitgesproken
naar aanleiding van mijn zaak betreffende de tv serie (…) tegen (…).”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende:
3.2 Verweerder heeft zich negatief over klager uitgelaten; volgens verweerder
is klager niet betrouwbaar. Verweerder heeft zijn cliënt geadviseerd om stappen jegens
klager te ondernemen terwijl zijn cliënt dat niet van plan was, en nog steeds niet
is. Verweerder is lid is van het CvTA. In die hoedanigheid moet hij toezicht houden
op besturen waarin klager zitting heeft. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van
de mogelijkheid zich te verschonen vanwege zijn vooringenomenheid jegens klager.
3.3 Klager heeft gesteld dat hij met mevrouw A heeft gewerkt aan de ontwikkeling
van een televisieserie. Omdat de omroep die de serie zou uitzenden niet wilde samenwerken
met klager, is de productie van de serie overgedragen aan een productiemaatschappij.
Klager heeft zijn rechten op de serie overgedragen aan die productiemaatschappij.
Mevrouw A diende daarover ook afspraken te maken, maar kwam er met de productiemaatschappij
niet uit. In dat verband heeft mevrouw A de bijstand van verweerder gevraagd. Volgens
klager heeft verweerder in een gesprek met mevrouw A gezegd dat klager onbetrouwbaar
is. Verweerder heeft gesuggereerd dat mevrouw A klager zou kunnen aanspreken in verband
met auteursrechten.
3.4 Klager heeft verder gesteld dat verweerder zich als lid van het CvTA had
moeten verschonen bij het houden van toezicht op de stichtingen waarbij klager betrokken
is. Volgens klager kan verweerder niet op onafhankelijke wijze toezicht houden, als
hij klager richting derden en ongefundeerd omschrijft als onbetrouwbaar. Volgens klager
moet in aanmerking worden genomen dat hij geldt als vertegenwoordiger van de stichtingen
waarop verweerder als lid van het CvTA toezicht houdt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. De raad zal
hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4.2 Verweerder heeft betwist dat hij klager in zijn gesprekken met mevrouw A
onbetrouwbaar heeft genoemd. Verweerder heeft uitgelegd dat de auteursrechtelijke
positie van mevrouw A volgens hem niet sterk was. Volgens verweerder lag het op de
weg van klager om dat bij aanvang van de ontwikkeling van de serie te waarborgen voor
mevrouw A. Klager heeft dat echter niet gedaan.
4.3 Verweerder heeft in dat verband tegen mevrouw A gezegd dat het ontbreken
van passende, schriftelijk vastgelegde, afspraken tussen initiatiefnemer/ontwikkelaar/aspirant-auteur
en producent over een erkenning en vergoeding voor de werkzaamheden, respectievelijk
het waarborgen van een positie en aanspraken bij de verdere realisatie en exploitatie
van het filmwerk, in de “auteursrechtelijk nog embryonale fase”, een praktijk is die
bij de ontwikkeling van film- en televisie veelvuldig voorkomt.
4.4 Bij gebrek aan dergelijke afspraken en vanwege de beperkte en onzekere auteursrechtelijke
bescherming, bestond de grondslag voor een aanspraak van mevrouw A op een vergoeding
van haar inbreng en werkzaamheden volgens verweerder slechts uit het aandringen op
goede afspraken bij klager en bij de uiteindelijke producent.
4.5 Verweerder heeft aangevoerd dat het CvTA toezicht houdt op onder meer de
stichtingen waarbij klager betrokken is, maar dat dat toezicht zich niet richt op
de individuele bestuurders. Verweerder ziet daarom niet in wat de relevantie is van
het bestuurderschap in relatie tot de klacht die klager in persoon heeft ingediend
tegen verweerder. Verweerder wijst erop dat klager in zijn hoedanigheid van bestuurder
geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt tegen de benoeming van verweerder tot lid van het
CvTA in 2017.
4.6 Verweerder heeft betwist dat sprake is van vooringenomenheid of belangenverstrengeling.
De functie van lid van het CvTA is volgens verweerder ook niet structureel onverenigbaar
met die van advocaat.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende
klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel
46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel
10a Advocatenwet. De tuchtrechter toetst daarbij of de advocaat heeft gehandeld met
de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in
de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden
aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open
karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter
per geval beoordeeld.
Beledigende uitlating
5.2 De raad is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder zich
onnodig negatief heeft uitgelaten over klager. De klacht is in zoverre ongegrond.
De raad licht dit als volgt toe.
5.3 Op grond van de verklaringen van degenen die bij de gewraakte gesprekken
aanwezig waren, mevrouw A en verweerder, kan niet worden vastgesteld wat er precies
is gezegd.
5.4 In de berichten van mevrouw A van 8 en 9 januari 2023 is niet expliciet geschreven
dat verweerder klager onbetrouwbaar heeft genoemd. Deze kwalificatie heeft mevrouw
A pas gebruikt in haar verklaring van 27 juli 2023, ruim negen maanden na haar gesprek
met verweerder. Deze kwalificatie heeft mevrouw A in haar bericht van 25 juni 2024
aan de gemachtigde van klager herhaald. Niet alleen is dit laatste bericht van meer
dan anderhalf jaar na de gesprekken met verweerder, het vormt ook het antwoord op
een bericht van de gemachtigde van klager waarvan de raad de inhoud niet kent.
5.5 Verweerder heeft op zijn beurt betwist dat hij klager in zijn gesprekken
met mevrouw A onbetrouwbaar heeft genoemd.
5.6 Uit het door verweerder gevoerde verweer kan wel worden afgeleid dat hij
kritisch is geweest over de rol van klager in de context van het (niet) bezorgen van
een contractuele basis voor een behoorlijke honorering en positie, respectievelijk
het (niet) alsnog veilig stellen van de positie van mevrouw A bij de overdracht aan
een nieuwe producent. De raad heeft echter onvoldoende grond om aan te nemen dat dit
niet passend was binnen de context van de advisering van verweerder aan mevrouw A.
Al met al kan de raad dus niet vaststellen dat een uitlating is gedaan die tuchtrechtelijk
laakbaar zou zijn, zeker niet in de context van een besloten overleg tussen advocaat
en zijn cliënte.
Stappen tegen klager
5.7 Het verwijt dat verweerder mevrouw A heeft geadviseerd om stappen te zetten
tegen klager treft geen doel. Het is de rol van een advocaat om zijn cliënt te adviseren
over de voorgelegde kwestie. De advocaat hoeft zich daarbij niet af te vragen wat
de mogelijke wederpartij van dat advies vindt. Reeds hierop strandt dit onderdeel
van de klacht.
5.8 Bij die stand van zaken kan in het midden kan blijven of verweerder dit advies
werkelijk aan mevrouw A heeft gegeven.
Lidmaatschap CvTA, geen verschoning
5.9 De uitkomst van het eerste aspect van deze klacht, namelijk dat niet is vast
te stellen dat verweerder zich onnodig negatief heeft uitgelaten over klager, brengt
mee dat in zoverre geen grond bestond voor verweerder om zich als lid van het CvTA
te verschonen. Ook overigens is het de raad niet gebleken dat verweerder zich bij
zijn toezichthoudende taken als lid van het CvTA in relatie tot klager onvoldoende
onafhankelijkheid en onpartijdigheid heeft betracht. Ook dit deel van de klacht is
ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. D. Horeman en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 mei 2025