ECLI:NL:TADRAMS:2025:75 Raad van Discipline Amsterdam 24-710/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:75
Datum uitspraak: 28-04-2025
Datum publicatie: 02-05-2025
Zaaknummer(s): 24-710/A/NH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 april 2025
in de zaak 24-710/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 november 2024 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ss/2358997, van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 18 november 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdelen b) en c) kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 15 december 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 maart 2025. Daarbij waren klager - via een videoverbinding - en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.


2 VERZET
2.1 Klager heeft in verzet - samengevat - gesteld dat de voorzitter zijn klachtonderdelen anders heeft opgevat dan hij bedoeld had. Anders dan de voorzitter heeft beslist in klachtonderdeel a) wordt klager naar zijn mening wel degelijk rechtstreeks in zijn belangen geschaad door verweerders advies aan zijn cliënt in relatie tot het AVG-verzoek. Als gevolg daarvan heeft klager namelijk juridische kosten moeten maken als natuurlijk persoon. Dit heeft uitdrukkelijk niets te maken met de procedure tussen de consument namens wie zijn B.V. als gemachtigde optrad richting de cliënt van verweerder. Ten aanzien van de klachtonderdelen b) en c) stelt klager dat gelet op de acties van verweerder onmiskenbaar vaststaat dat verweerder bewust heeft getracht hem tot betaling te dwingen en juist niet een cliënt van zijn B.V. als betalingsplichtige op het oog had. Dat blijkt mede uit de bewering van verweerder “U bent aangeschreven” die gericht is aan klager als natuurlijk persoon, op zijn privé e-mailadres in reactie op klagers reminder over het AVG-verzoek. Klager is als natuurlijk persoon helemaal nooit aangeschreven. Dat sprake zou zijn van een vergissing kan dus niet opgaan. Hiermee heeft verweerder willens en wetens een onjuist standpunt ingenomen, nu zonder enige twijfel helder was dat klager geen schuldenaar was en zelfs als natuurlijk persoon niet eens partij was in de procedure.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Het is de raad op grond van de toelichting op het verzet en hetgeen klager ter zitting naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de voorzitter de klachtonderdelen van klager verkeerd heeft opgevat. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 28 april 2025