ECLI:NL:TADRAMS:2025:69 Raad van Discipline Amsterdam 24-622/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:69
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 18-04-2025
Zaaknummer(s): 24-622/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 april 2025
in de zaak 24-622/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 oktober 2024 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerster
gemachtigde: mr. M. Boender-Radder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 april 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2342348/JS/BF van de deken ontvangen.
1.3 Bij brief van 2 september 2024 heeft de griffie van de raad de ontvangst van het klachtdossier aan partijen bevestigd. In de ontvangstbevestiging had de griffie de klacht van klaagster ten onrechte aangemerkt als een klacht over mr. M in plaats van over verweerster (het advocatenkantoor). Mr. M was de contactpersoon van verweerster.
1.4 Bij e-mail van 16 september 2024 heeft mr. B - een collega van mr. M - in antwoord hierop aan de griffie geschreven:
“Zoals zojuist ook telefonisch aangegeven, is dezerzijds kennis genomen van uw e mail van 2 september jl. aan mijn collega [mr. M]. Voor de goede orde wordt benadrukt dat de tenaamstelling van de kwestie met nummer 24 622 onjuist is de klacht richt zich niet tegen [mr. M], maar tegen het advocatenkantoor [verweerster]. Het vriendelijke verzoek gaat hierbij om de tenaamstelling van opgemelde zaak dienovereenkomstig te wijzigen. U verzocht mij of [mr. M] als kantoorverantwoordelijke voor de Amsterdamse vestiging wel mag worden aangeschreven als contactpersoon van [verweerster]. Dat is akkoord.
(…)
Dit bericht wordt tevens (in cc) aan [klaagster] gezonden.”
1.5 Bij beslissing van 14 oktober 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht over verweerster kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.6 Bij brief van 28 oktober 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 november 2024 ontvangen.
1.7 Op 18 november 2024 heeft mr. B de griffie verzocht hem in plaats van zijn collega mr. M als contactpersoon van verweerster op te nemen.
1.8 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 februari 2025. Daarbij werd verweerster vertenwoordigd door mr. B en bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster noch haar vertrouwenspersoon, de heer De B, is ondanks eerdere berichtgeving dat zij met haar vertrouwenspersoon aanwezig zou zijn ter zitting verschenen. Vanuit de zitting is per e-mail getracht in contact te komen met klaagster echter zonder resultaat.
1.9 Bij e-mail van 3 maart 2025 is klaagster namens de behandelend voorzitter bericht dat haar brief van 27 februari 2025 met bijlagen, door de raad ontvangen op 28 februari 2025, niet aan het procesdossier wordt toegevoegd omdat deze buiten de termijn van artikel 2.4.2 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline is ingediend. Ook is klaagster geïnformeerd over de uitspraakdatum.
1.10 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 Klaagster heeft gemotiveerd verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gronden van het verzet houden, kort weergegeven, het volgende in:
a) de voorzitter heeft geoordeeld over de klacht zonder kennis te hebben genomen van de achtergrond, inhoud en context van de volledige klacht;
b) de voorzitter heeft geoordeeld over de klacht zonder dat klaagster in staat is gesteld ter zitting gehoord te worden;
c) de voorzitter heeft geoordeeld over de klacht zonder dat klaagster in staat is gesteld over het complete procesdossier te beschikken;
d) de voorzitter heeft geoordeeld over de klacht zonder dat klaagster in staat is gesteld om over het geheel aan communicatie van de voorzitter met de wederpartij betreffende de veranderde tenaamstelling van de klacht kennis te nemen.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarbij is op grond van artikel 46j Advocatenwet op juiste gronden zonder zitting op de klacht beslist. De slotsom is dat in redelijkheid niet hoeft te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
4.4 Ten overvloede wijst de raad er nog op dat juist is dat tussen de raad en de wederpartij (zie e-mail van 16 september 2024 namens verweerster) contact is geweest, maar dat dit slechts een administratieve kwestie betrof over de verkeerde tenaamstelling van de klacht. Klaagster stond in cc van deze e-mail.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en W. van Eekhout, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 14 april 2025