ECLI:NL:TADRAMS:2025:6 Raad van Discipline Amsterdam 24-701/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2025 |
Datum publicatie: | 17-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-701/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Dat klaagster het niets eens was met de (hoogte van) de door verweerder genoemde schadeclaim en de overige door hem namens zijn cliënte ingenomen standpunten, maakt niet dat verweerder deze standpunten niet had mogen innemen of dat hij klaagster hiermee op grove wijze zou hebben geïntimideerd of bedreigd. Er is ook niet gebleken van een uitzonderingssituatie waarbij verweerder gehouden was de juistheid van de informatie van zijn cliënte te verifiëren. Dat verweerder de leveringsdatum onnodig zou hebben uitgesteld, is de raad evenmin gebleken. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 januari 2025
in de zaak 24-701/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
gemachtigde: mr. G.C. Vergouden
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 november 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 27 september 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2283495/JS/FS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2024. Daarbij
waren mevrouw Lageweg (hierna ook: mevrouw L) en de heer Konings (hierna ook: de heer
K) aanwezig, als ook verweerder met zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster was bestuurder en minderheidsaandeelhouder van ATWU BV ( hierna:
ATWU) en B BV (hierna: B).
2.3 De andere bestuurder en meerderheidsaandeelhouder van ATWU en B was KG BV
(hierna: KG).
2.4 Alle aandelen in klaagster worden gehouden door mevrouw L.
2.5 Alle aandelen in KG worden gehouden door de heer R.
2.6 In januari is 2023 is een geschil ontstaan tussen mevrouw L en de heer R.
2.7 Klaagster heeft zich in het geschil laten bijstaan door mr. D.
2.8 Verweerder staat vanaf augustus 2023 KG bij.
2.9 In een e-mailbericht van 17 maart 2023 heeft de heer R namens KG aan mevrouw
L voorgesteld om de aandelen van klaagster in ATWU en B over te nemen voor een bedrag
van € 68.000,-.
2.10 Mr. D heeft op 28 maart 2023 gereageerd op voorgaand voorstel met, voor
zover relevant:
“Prettig dat er nu eindelijk een concreet voorstel ligt. [Mevrouw L] vindt er het
hare van, maar laat dat ook toetsen door een externe partij. (…) Ik kom namens cliënte
terug op uw voorstel nadat het advies van de externe partij is ontvangen.”
2.11 Op 11 april 2023 heeft de heer R in een e-mailbericht aan mr. D gestuurd,
voor zover relevant:
“(…) Kan ik wellicht nog ergens in faciliteren of is simpelweg meer tijd nodig?”
Hierop heeft mr. D dezelfde dag gereageerd met:
“Zoals aangegeven, kom ik er op terug zodra het advies van de externe partij is
ontvangen. Dat is er nog niet.”
2.12 Op 5 mei 2023 heeft mr. D namens klaagster in een e-mailbericht inhoudelijk
op het voorstel van de heer R gereageerd en een tegenvoorstel gedaan, waarbij de aandelen
van klaagster zouden worden overgenomen voor een bedrag van € 614.340,-. Mr D heeft
namens klaagster per e-mail aan de heer R geschreven, voor zover relevant:
“(…) Zoals aangegeven heeft cliënte in reactie op dit aanbod een externe partij
ingeschakeld om haar aandelenbelang in ATWU en [B] te laten waarderen. Zij heeft daarom
een bij de NiRV geregistreerde Register Valuator met als specialisme het MKB, ingeschakeld
(…)”
2.13 In een e-mailbericht van 14 juni 2023 heeft de heer R gereageerd op voornoemd
voorstel van klaagster en namens KG een tegenvoorstel gedaan waarbij klaagster zou
worden uitgekocht voor een bedrag van € 155.274,-.
2.14 In een e-mailbericht van 16 juni 2023 heeft mr. D namens klaagster gereageerd
op voornoemd voorstel van KG. Mr. D heeft aan de heer R geschreven, voor zover relevant:
“(…) Tevens wens ik namens [klaagster] een aantal andere bezwaren te uiten in het
kader van de aanstaande algemene vergaderingen. 1. Voorgenomen ontslag [klaagster]
in ATWU en [B] Ten eerste het voorgenomen ontslag van [klaagster] als bestuurder van
ATWU en [B] zoals opgenomen in de agenda’s voor de algemene vergaderingen. (…) 4.
Voorgenomen exit (…) In 2021 bespraken jullie het voornemen om ATWU te verkopen aan
een derde binnen een termijn van 3-5 jaar. In het licht van dit voornemen hebben jullie
afspraken gemaakt over jullie rol in de vennootschappen, waaronder begrepen jullie
positie als bestuurder en de daarbij horende managementvergoeding. Op basis van deze
afspraken is elke handeling die hiermee in strijd is, zoals een besluit tot ontslag
van [klaagster] als bestuurder van ATWU of [B], onjuist, onredelijk en vernietigbaar.
Zeker gezien de afhankelijkheid van [klaagster] als minderheidsaandeelhouder van u
als meerderheidsaandeelhouder. Het eenzijdig handelen in strijd met de gemaakte afspraken
(…) is wanbeleid. (…) U dient deze brief te beschouwen als een zogenaamde bezwarenbrief
in de zin van artikel 2:349 BW. Daarnaast kan, indien u uw voorgenomen besluiten doorzet,
niet langer van [mevrouw L] worden verwacht dat zij aandeelhouder blijft van de vennootschappen.
Indien u in dat geval niet bereid bent om de aandelen van [mevrouw L] over te nemen
tegen een prijs die recht doet aan de waarde van de aandelen en de gemaakte afspraken
ten aanzien van de exit, dan rest [mevrouw L] niets anders dan in rechte te vorderen
dat u, althans de betreffende vennootschap de aandelen overneemt. Verkoop aan een
derde blijft tot slot ook een optie.”
2.15 De op dat moment voor KG werkzame advocaat (hierna: mr. M) heeft in een
brief van 19 juni 2023 op voornoemd bericht gereageerd met, voor zover relevant:
“(…) Uw bezwaren in het kader van de algemene vergaderingen zijn ongegrond. Enig
aanknopingspunt voor een procedure tot uittreding ontbreekt. [KG] ziet in de door
u geformuleerde omstandigheden geen aanleiding af te wijken van de voorgenomen besluiten
die in de AVA’s van morgenmiddag zullen worden besproken.”
2.16 Op 20 juni 2023 hebben de algemene vergaderingen van aandeelhouders (hierna:
de AVA’s) plaatsgevonden van ATWU en B. Hierin is besloten klaagster te ontslaan
als bestuurder van ATWU en B.
2.17 Op 22 juni 2023 heeft mr. D namens klaagster in een e-mailbericht aan de
heer R geschreven, voor zover relevant:
“1. Zoals meermaals tijdens de vergadering aangegeven, maar waar niets mee is gedaan,
zijn de besluiten vernietigbaar. (…) 3. Indien u de vernietigbare besluiten niet ongedaan
maakt, laat u [mevrouw L] geen andere keus dan in rechte vernietiging van deze besluiten
te vorderen. (…) 5. Gezien de onhoudbare positie waarin je [mevrouw L] hebt gemanoeuvreerd
kan zij niet anders dan haar aandelen in beide vennootschappen formeel aan te bieden.
Dat doe ik hierbij namens [mevrouw L]. (…) [Mevrouw L] biedt ze aan jou of jouw vennootschap
(…) of aan de volgende partijen: (…) Het verkopen van de aandelen geeft [mevrouw L]
dan uit handen aan een bureau dat namens [mevrouw L] de markt zal benaderen.”
2.18 Op 16 augustus 2023 heeft verweerder per e-mail aan mr. D en mevrouw L en
kenbaar gemaakt dat hij KG vanaf dat moment zal bijstaan. In het e-mailbericht staat
ook een sommatie aan klaagster om haar aandelen in ATWU en B niet aan derden aan te
bieden. Dit zou volgens KG in strijd zijn met de statuten van de betreffende vennootschappen.
2.19 Op 29 augustus 2023 heeft er op het kantoor van verweerder een bespreking
plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren namens klaagster mr. D en de heer K aanwezig.
Namens KG waren verweerder en de heer R aanwezig.
2.20 In een e-mail van 30 augustus 2023 van verweerder aan mr. D heeft verweerder
geschreven, voor zover relevant:
“Bedankt voor jullie bezoek gisteren. Helaas stel ik vast dat partijen er gisteren
niet zijn uitgekomen. Cliënte heeft een concreet financieel voorstel gedaan dat door
[klaagster] is afgewezen. Vervolgens besloot [klaagster] geen tegenvoorstel te doen.
Ik stuur dit bericht met het oog op een mogelijke weg naar voren. “
2.21 Op 1 september 2023 heeft mr. D in een e-mailbericht hierop gereageerd met,
voor zover relevant:
“Het klopt dat partijen er niet uit zijn gekomen. Dat komt onder meer omdat er geen
nieuw voorstel is gedaan namens [KG]. (…) Het was bekend dat cliënte het laatste bod
van [KG] dat vóór de bespreking was gedaan, volstrekt onacceptabel vond. Als dan enkel
datzelfde bod wordt herhaald door [KG], kan dat niet serieus worden genomen. (…).
Het staat cliënte dus vrij om in overleg te treden met derden. (…) Namens cliënte
roep ik hierbij een algemene ledenvergadering bijeen (…). Voor de goede orde herhaal
ik namens cliënte dat de besluiten van 20 juni 2023 (…) vernietigbaar zijn. (…)”
2.22 Ook op 1 september 2023 heeft mr. D namens klaagster een brief aan alle
aandeelhouders gestuurd met daarin een oproeping van de AVA’s.
2.23 Verweerder heeft hierop per e-mailbericht van 5 september 2023 namens KG
gereageerd.
2.24 Op 11 september 2023 hebben klaagster en KG overeenstemming bereikt over
de voorwaarden voor overdracht van de aandelen van klaagster in ATWU en B.
2.25 Op 14 september 2023 heeft verweerder mr. D per e-mail het volgende bericht:
“Hierbij gaat de vaststellingsovereenkomst. Graag verneem ik of er nog op- of aanmerkingen
zijn op [d]e uitwerking. Zo niet, dan draag ik zorg voor ondertekening door de partijen
aan deze kant en dan ontvang je een ook door [klaagster] c.s. te tekenen versie. Op
de akte van de notaris wacht ik nog. Vandaar de datum van de 22e wat betreft de Overdrachtsdatum.”
2.26 Op 19 september 2023 heeft verweerder mr. D per e-mail het volgende bericht:
“Behoudens je tegenbericht ga ik ervanuit dat er geen verdere opmerkingen zijn en
zal ik cliënte morgenmiddag, rond 14 uur, vragen een executive copy te tekenen. Die
stuur ik dan naar jullie toe voor ondertekeningen door [klaagster].”
2.27 Op 20 september 2023 heeft mr. D namens klaagster een gewijzigde concept
vaststellingsovereenkomst naar verweerder gestuurd. Hierop heeft verweerder namens
KG op 22 september 2023 gereageerd.
2.28 Op 25 september 2023 heeft klaagster verweerder weer een aangepast voorstel
gedaan waarop verweerder dezelfde dag heeft gereageerd. Die dag is de definitieve
versie van de vaststellingsovereenkomst opgemaakt.
2.29 Op 26 september 2023 heeft klaagster de definitieve versie van de overeenkomst
getekend. KG heeft dit op 28 september 2023 gedaan.
2.30 Op 29 september 2023 zijn de aandelen van klaagster overgedragen en is de
koopprijs voldaan.
2.31 Op 27 oktober 2023 om 14:10 uur heeft de heer K per e-mail het volgende
aan verweerder geschreven, voor zover relevant:
“Op 29 augustus j.l heb ik te samen met [mr. D] een afspraak op uw kantoor gehad
inzake het geschil tussen de aandeelhouders van [ATWU] en [B]. Hierbij was ook [de
heer R], uw opdrachtgever aanwezig. Tijdens dit gesprek, wat vanaf aanvang een hautaine
bedoening was heeft u zich diverse malen ongefundeerd uitgelaten over diverse zaken
o.a.: • De afwezigheid van [mevrouw L] • De aanbieding termijn van de aandelen aan
de [de heer R] • Het dreigen met ongefundeerde claims richting [mevrouw L]• Het manipuleren
in opdracht van [de heer R] ten aanzien van de waarderingen van de aandelen. • Het
vooropgezet niet willen meewerken aan een 2 partijen waardering om zodoende [mevrouw
L] te forceren de aandelen gedwongen te moeten verkopen Het gesprek was bij voorbaat
gedoemd te mislukken gezien het feit dat alle fatsoensnormen vanaf aanvang zijn overschreden.
U heeft uw client gefaciliteerd om [mevrouw L] te intimideren en zij heeft hierdoor
aanzienlijke schade geleden. U heeft iedere fatsoensnorm en moraliteitsnorm overschreden
en bent rucksichtslos gaan intimideren met als doel [mevrouw L] geheel uit te schakelen.
Ik zal dit nader in mijn klacht specificeren naar de orde van Advocaten. Ik ben namelijk
van mening dat uw handelen jegens [mevrouw L/klaagster] absoluut klachtwaardig is.
Vandaar ook mijn aankondiging aan U. Ik van openheid van zaken en informeer u op voorhand
in plaats van hypocriet achteraf. Uw handelen heeft mij verbaasd en ik ben dan ook
van mening dat dit ter beoordeling van de Deken moet worden voorgelegd. Als advocaat
heeft u het voorstel gedaan om de geforceerde en door intimidatie ontstane deal op
15 september te laten plaatsvinden. Een datum waarvan de verkoper wist dat dit essentieel
was voor verkoopster gezien het feit dat zij inmiddels financieel geheel was geruïneerd.
Dit was meer dan bekend, zeker bij uw client. U heeft uw client gefaciliteerd om dit
zonder overleg en/of schadevergoeding meerdere malen uit te stellen ondanks uw schriftelijke
toezeggingen dat de transactie zou plaatsvinden op de voornoemde datum. Naar mijn
idee is ieder genoemd punt klachtwaardig met de nadruk op het laatste punt ( de leveringsdatum
) die u nota bene zelf gecommuniceerd heeft. (…)”
2.32 Diezelfde middag heeft telefonisch een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder
en de heer K. Daarna heeft verweerder de heer K per e-mail het volgende bericht, voor
zover relevant:
“Ik hecht eraan toch nog eens te benoemen dat ik cliënte heb geadviseerd om te proberen
de zaak in goed overleg op te lossen. Partijen zaten op ramkoers. Ik begrijp dat het
jouw visie is dat cliënte het hard heeft gespeeld. Ik kan niet anders dan zeggen dat
ook mijn cliënte de houding van zijn wederpartij hard en niet te volgen vond. Juist
daarom zaten wij bij elkaar op 29 augustus 2023, cliënte ging mee in mijn advies om
te kijken of wij eruit konden komen. Van intimidatie is geen sprake geweest, louter
van twee partijen die echt fundamenteel anders erin zaten. Dat verschil van inzicht
tussen partijen bestond al langere tijd. Uiteindelijk zijn partijen tot een akkoord
gekomen, en dat is vastgelegd in een VSO. Ik denk dat dit voor de betrokken partijen
een goede uitkomst was.”
2.33 Op 30 november 2023 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend
bij de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerder:
a) misbruik te hebben gemaakt van zijn positie als advocaat door het buitenproportioneel
intimideren van klaagster en het creëren van een platform teneinde zijn opdrachtgever
een speelveld te geven middels dreigementen de overdracht van de aandelen tegen minimale
waarde en het flitsontslag te rechtvaardigen;
b) ineens en zonder grondslag te hebben gedreigd met een schadeclaim van € 90.000,-
vanwege onheus en onbekwaam handelen van klaagster;
c) het zonder toelichting meermaals uitstellen van de leveringsdatum van de aandelentransactie,
terwijl verweerder wist dat dit vergaande negatieve consequenties had voor klaagster.
3.2 De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen
wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een
belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid
niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over
de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven
zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen
bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij
daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen
die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig
voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op
de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid
daarvan te verifiëren.
Klachtonderdelen a) en b)
5.2 De raad ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en b) aanleiding voor
een gezamenlijke beoordeling. Klaagster stelt in klachtonderdeel a) dat zij buitenproportioneel
geïntimideerd is door verweerder. Klaagster is onrechtmatig ontslagen door de heer
R en verweerder heeft zich hierover niet correct laten informeren. Hij is volledig
meegegaan in het verhaal van zijn cliënte. Verweerder wist dat klaagster voor een
te laag bedrag door de heer R werd uitgekocht en hij had vraagtekens moeten zetten
bij de integriteit van zijn cliënt. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder
dat hij met een schadeclaim van € 90.000 heeft gedreigd vanwege het vermeend onheus
en onbekwaam handelen van klaagster. Deze niet onderbouwde claim kwam uit het niets
en werd door verweerder als dreigement ingezet om klaagster te bewegen in te stemmen
met de deal. Door deze grove intimidatie van verweerder kon klaagster geen kant meer
op en moest zij wel tekenen. Door hier aan mee te werken, heeft verweerder zijn rol
als advocaat misbruikt, aldus klaagster.
5.3 De raad stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier en hetgeen partijen
hierover ter zitting naar voren hebben gebracht vast dat er op 29 augustus 2023 een
bespreking op het kantoor van verweerder heeft plaatsgevonden. Bij deze bespreking
waren namens klaagster de heer K en mr. D aanwezig. Namens de wederpartij waren de
heer R en verweerder aanwezig. Tijdens de bespreking hebben partijen met elkaar overlegd
over het tussen de aandeelhouders gerezen geschil. Toen partijen er tijdens deze bespreking
niet uitkwamen, hebben zij hierna verder met elkaar gecorrespondeerd, waarna er op
11 september 2023 alsnog overeenstemming tussen hen is bereikt.
5.4 Voor de onder de klachtonderdelen a) en b) genoemde verwijten dat verweerder
binnen de onderhandelingen misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie als advocaat,
klaagster zou hebben geïntimideerd en zonder grondslag zou hebben gedreigd met een
schadeclaim, bevat het klachtdossier naar het oordeel van de raad geen aanknopingspunten.
Verweerder heeft genoegzaam aangevoerd dat hij zowel tijdens de onderhandeling op
29 augustus 2023 als in de verdere correspondentie steeds de standpunten van zijn
cliënt naar voren heeft gebracht. Er was sprake van een zakelijk verschil van mening
over de waarde van de aandelen en enkele hieraan gerelateerde onderwerpen. Binnen
deze discussie was het de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënte op de
juiste wijze te behartigen. Daarbij ging verweerder af op de informatie die hem door
zijn cliënte was verstrekt en hij heeft toen ook de schadeclaim ter hoogte van € 90.000
ingebracht. Er bestond voor verweerder geen aanleiding om aan de door zijn cliënte
aan hem verstrekte informatie te twijfelen en klaagster heeft hiervoor ook geen nadere
onderbouwing gegeven. Dat klaagster het niets eens was met de (hoogte van) de door
verweerder op 29 augustus 2023 genoemde schadeclaim en de overige door hem namens
zijn cliënte ingenomen standpunten, maakt in ieder geval niet dat verweerder deze
standpunten niet had mogen innemen of dat hij klaagster hiermee op grove wijze zou
hebben geïntimideerd of bedreigd. Daarbij weegt de raad mee dat klaagster op 29 augustus
2023 en ook gedurende de verdere onderhandelingen werd bijgestaan door een advocaat
(mr. D), waarmee haar belangen voldoende werden gewaarborgd. Met bijstand van haar
advocaat heeft klaagster op 11 september 2023 overeenstemming bereikt over de overdracht
van de aandelen in ATWU en B, alsmede op 26 september 2023 de definitieve versie van
de daarvan tussen partijen opgemaakte vaststellingsovereenkomst ondertekend.
5.5 Gelet op het voorgaande is de raad niet gebleken van een uitzonderingssituatie
waarbij verweerder gehouden was de juistheid van de informatie van zijn cliënte te
verifiëren, noch dat hij zou hebben gehandeld in strijd met het onder 5.1 genoemde
toetsingskader. De klachtonderdelen a) en b) zijn daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c)
5.6 Klaagster verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat de leveringsdatum
van de transactie door hem meermaals en zonder toelichting is uitgesteld, waarbij
verweerder wist dat dit negatieve consequenties voor klaagster zou hebben.
5.7 De raad overweegt op grond van de inhoud van het klachtdossier en de hierin
overgelegde correspondentie dat er aanvankelijk nog geen definitief akkoord tussen
partijen was bereikt over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. Door zowel verweerder,
als ook de advocaat van klaagster, zijn de verschillende concepten aangepast en heen
en weer gestuurd, waarna de aandelenoverdracht uiteindelijk een dag na de ondertekening
van de vaststellingsovereenkomst heeft plaatsgevonden. Dat verweerder deze leveringsdatum
onnodig zou hebben uitgesteld, is de raad niet gebleken. Klaagster heeft nagelaten
om dit verwijt van een nadere onderbouwing te voorzien en uit de inhoud van de overgelegde
correspondentie volgt ook niet dat er aan de zijde van verweerder sprake was van een
vertraagde reactietermijn. Van klachtwaardig handelen is derhalve niet gebleken en
ook klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. L.C. Dufour en R. Vos, leden,
bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13
januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 januari 2025