ECLI:NL:TADRAMS:2025:52 Raad van Discipline Amsterdam 25-096/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:52
Datum uitspraak: 24-03-2025
Datum publicatie: 28-03-2025
Zaaknummer(s): 25-096/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder valt niet tuchtrechtelijk te verwijten dat door een misverstand beslag is gelegd onder klaagster.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 maart 2025
in de zaak 25-096/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 24 januari 2025 met kenmerk 2349216/JS/AS, door de raad ontvangen op dezelfde datum en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder treedt als advocaat op namens de gezamenlijke erfgenamen van wijlen Z in een geschil met Solidiam N.V., een vennootschap gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam.
1.2 Bij verzoekschrift van 23 mei 2024 heeft verweerder de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam namens zijn cliënten verzocht verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van Solidiam N.V. ter verzekering van een vordering van € 4.827.000,-. In het verzoekschrift is het volgende opgenomen, voor zover relevant:
“D. Conservatoir beslag op aandelen en certificaten van aandelen
17. Solidiam houdt aandelen of certificaten van aandelen in het kapitaal van de volgende rechtspersonen:
(…)
21. Aandelen op naam die Solidiam houdt in het kapitaal van de vennootschap Royal Investments B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam aan de (…).
(…)
E. Conservatoir beslag onder derden
Ter verzekering van het verhaal van zijn vordering wenst [Z] op grond van het voorgaande conservatoir beslag te leggen ten laste van Solidiam onder de navolgende derden. Aangezien Solidiam bestuurder is van de hierna te noemen rechtspersonen, mag worden verondersteld dat Solidiam voor haar werkzaamheden een (zakelijke) beloning met de aan haar gelieerde vennootschappen is overeengekomen. Daarnaast mag worden aangenomen dat er sprake is of zal zijn van kapitaalstromen tussen de hierna te noemen rechtspersonen en Solidiam:
(…)
30. De besloten vennootschap Royal Investments B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam aan de (…) is of zal gelden, geldswaarden en/of goederen uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding verschuldigd zijn of worden aan Solidiam.”
1.3 Op 24 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend voor het leggen van het conservatoire derdenbeslag.
1.4 Op 29 mei 2024 om 13:25 uur heeft de deurwaarder conservatoir derdenbeslag gelegd onder klaagster. In het beslagexploot staat als derde-beslagene vermeld:
“de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Royal Investments B.V., statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Abcoude aan het adres (…)”
1.5 Bij e-mail van 29 mei 2024 om 19:04 uur heeft G, de directeur grootaandeelhouder van klaagster (hierna G), verweerder als volgt bericht:
“Vandaag kreeg ik een onaangenaam stuk betekend van [de deurwaarder]. Het betreft onder meer beslag onder de aandelen van mijn vennootschap royal Investments B.V. [klaagster]. Ik verkeer in de stellige overtuiging dat er sprake moet zijn van een misverstand. Er zijn geen aandelen door mij uitgegeven. Noch is er sprake van een zakelijke relatie met de in het conservatoire beslag genoemde partijen van of gelieerd aan [E]. De kwestie die u noemt is mij bekend via de recente publicaties. Verder heb ik noch mijn B.V. [klaagster] hier mee van doen. Ik verzoek u dringend, en voor zover nodig sommeer ik u, deze omissie te corrigeren en mij daar omgaand een bevestiging van te sturen.”
1.6 Bij e-mail van 30 mei 2024 om 16:36 uur heeft G de onder 1.5 weergegeven e-mail doorgestuurd aan de deurwaarder. In de begeleidende e-mail heeft G de deurwaarder als volgt bericht:
“Zie onderstaand bericht dat ik gisteravond aan [verweerder] van [naam kantoor] zond. Ik verzoek u dringend om mij omgaand te berichten dat u abusievelijk mijn vennootschap Royal Investments B.V. [klaagster] gevestigd aan de (…) in Abcoude heeft aangeschreven. [Verweerder] heeft (nog) niet gereageerd. Wanneer ik niet omgaand van u en/of van hem verneem zal ik helaas genoodzaakt zijn een klachtprocedure aanhangig te maken. Ik vertrouw erop dat u het niet zover zult laten komen.”
1.7 Bij e-mail van 30 mei 2024 om 18:34 uur heeft verweerder G meegedeeld:
“Gezien uw verklaring dat Solidiam geen aandelen houdt en de vennootschap niets verschuldigd is aan Solidiam, kunt u de beslagen als opgeheven beschouwen.”
1.8 Bij e-mail van 30 mei 2024 om 20:25 uur heeft G verweerder geschreven:
“Een eenvoudig excuus lijkt op z'n plaats!”
1.9 Bij e-mail van 4 juni 2024 heeft de deurwaarder G het volgende meegedeeld:
“Dank voor uw e-mail van 30 mei jl.
Zoals u heeft gezien is er verlof verleend tot het leggen van beslag onder [klaagster] door de Voorzieningenrechter.
De gerechtsdeurwaarder is, na ontvangst van de opdracht, conform zijn ministerieplicht verplicht om de beslagen te leggen. Indien u van mening bent dat er geen aandelen op naam staan en dat er ook geen rechtsverhouding is, verzoek ik u dit op de derdenverklaring aan te geven en deze aan ons te retourneren.
Voor alle overige correspondentie en vragen verwijs ik u naar onze client.”
1.10 Op 11 juni 2024 heeft G namens klaagster een ingevuld en getekend formulier verklaring derdenbeslag aan de deurwaarder en verweerder gestuurd. In zijn begeleidende e-mail staat het volgende:
“In de bijlage treft u het getekende formulier verklaring derdenbeslag aan. Dit sluit aan bij mijn eerdere e-mailbericht aan u en aan [naam kantoor verweerder]. Het is werkelijk schaamteloos slecht hoe u beide - tussen neus en lippen - een conservatoir beslag onjuist meent te kunnen betekenen en daarna ook nog te verlangen van mij als gedupeerde partij om een formulier in te vullen en te ondertekenen. Het tekent uw beider incompetenties. De arrogante reacties die u aansluitend gaf maken dat ik mij genoodzaakt voel dit voorval bij uw beider betrokken beroepsorganisatie(s) te melden en uw opdrachtgever te verwittigen.”
1.11 Op 12 juni 2024 heeft G namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft namens zijn cliënten derdenbeslag laten leggen onder klaagster, terwijl er geen verlof is verleend om derdenbeslag te leggen onder klaagster. Er is verlof verleend om beslag te leggen onder Royalin Investements B.V., een vennootschap gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam. Door namens zijn cliënten beslag te laten leggen onder een derde waarvoor geen verlof is verleend, heeft verweerder klachtwaardig gehandeld;
b) verweerder heeft na deze onterechte beslaglegging geweigerd zijn excuses aan te bieden aan klaagster. Verweerder heeft zelfs niet meer gereageerd op de e-mail waarin klaagster, bij monde van G, heeft gezegd dat een excuus wel op zijn plaats zou zijn.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


4 BEOORDELING
Maatstaf advocaat ten opzichte van derden
4.1 Bij de beoordeling van de handelwijze van verweerder - of het nu gaat over een wederpartij of een derde - dient voorop gesteld te worden dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt (zie Hof van Discipline, 14 april 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:55). Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij (onder meer) de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat dient zich steeds te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. Klaagster heeft gesteld dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door conservatoir beslag te leggen onder klaagster, terwijl door de voorzieningenrechter geen verlof is verleend om onder klaagster beslag te leggen. Er is verlof verleend om beslag te leggen onder een vennootschap kantoorhoudende te Amsterdam. Klaagster houdt kantoor in Abcoude. Daarmee had verweerder nooit de opdracht mogen geven om beslag te leggen onder klaagster. Nadat G de deurwaarder en verweerder had bericht dat sprake moest zijn van een misverstand, reageerde verweerder pas een dag later en deed hij de zaak af met een eenzijdig bericht dat klaagster de beslagen als opgeheven kon beschouwen. Het is onacceptabel dat klaagster als onschuldige partij betrokken wordt in een juridisch geschil tussen twee partijen waarmee zij niets van doen heeft. Verweerder had de adressen en partijen moeten controleren voordat hij klaagster ten onterechte in de kwestie betrok. Door de beslaglegging is klaagster onterecht in een kwaad daglicht gesteld en zijn de gegevens van klaagster verspreid aan de in de stukken genoemde partijen. Daarmee zijn de AVG-regels geschonden (klachtonderdeel a).
4.3 Door in zijn verzoekschrift een niet bestaande vennootschap op te nemen en vervolgens beslag te laten leggen onder klaagster zonder dat daarvoor verlof was verleend, heeft verweerder een fout gemaakt. Het had verweerder gesierd als hij een eenvoudig berichtje had gestuurd met oprechte excuses en daarnaast een bericht aan de andere geadresseerde partijen om de betrokkenheid van klaagster te ontkrachten. Door dit niet te doen en zelfs van klaagster te verwachten dat zij de door hem gemaakte fout zelf zou oplossen door de formulieren in te vullen, heeft verweerder klachtwaardig gehandeld en het vertrouwen in de advocatuur geschaad (klachtonderdeel b).
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter slagen de klachtonderdelen niet. Hiervoor is het volgende relevant. Uit het verzoekschrift blijkt dat verlof is verleend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van Solidiam op de aandelen en certificaten die Solidiam houdt in het kapitaal van “Royal Investments B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam”. Verweerder heeft het verlof naar de deurwaarder gestuurd die vervolgens zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de vestigingsplaats van iedere derde beslagene. De deurwaarder is er, aldus verweerder, kennelijk op gestuit dat Royal Investments B.V. niet gevestigd is in Amsterdam maar in Abcoude. Over zijn bevindingen heeft de deurwaarder geen overleg gepleegd met verweerder. De deurwaarder heeft vervolgens beslag gelegd op de aandelen die Solidiam mogelijk houdt in Royal Investments B.V. te Abcoude (klaagster). Er is derhalve wel beslag gelegd conform het verleende verlof. Door een typefout in het verzoekschrift (Royal in plaats van Royalin) in combinatie met het zelfstandig onderzoek van de deurwaarder, die tot het leggen van derdenbeslag is overgegaan zonder dat verder overleg met verweerder als opdrachtgever heeft plaatsgevonden, terwijl het afwijkende vestigingsadres daartoe wel aanleiding gaf, is beslag gelegd bij een partij - klaagster - die niets verschuldigd is. De voorzitter begrijpt dat klaagster (en G) dit als vervelend heeft ervaren, maar het voert te ver deze ongelukkige samenloop van omstandigheden verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen. Daarbij geldt dat onvoldoende is gebleken dat de belangen van klaagster op ontoelaatbare wijze zijn geschaad door deze gang van zaken. Hetgeen klaagster hierover verder heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Klachtonderdeel a) is daarmee kennelijk ongegrond.
4.5 Hoewel het beter was geweest als verweerder voor zijn handelwijze zijn excuses had aangeboden, levert het nalaten hiervan evenmin een tuchtrechtelijk verwijt op. Verweerder heeft zich bovendien in het kader van de tuchtrechtelijke procedure alsnog verontschuldigd voor het niet opmerken van de typefout in het verzoekschrift ten gevolge waarvan derdenbeslag is gelegd onder klaagster. Daarmee is ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 24 maart 2025