ECLI:NL:TADRAMS:2025:42 Raad van Discipline Amsterdam 24-534/A/A 24-542/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:42
Datum uitspraak: 03-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s):
  • 24-534/A/A
  • 24-542/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 3 maart 2025 in de zaken 24-534/A/A en 24-542/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 september 2024 op de klachten van:

klager

over:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder 1. Op 23 februari 2024 heeft klager een klacht bij de deken ingediend over verweerder 2.
1.2 Op 16 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerken 2307712 en 2316484/JS/YH van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 23 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachten kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 18 oktober 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij was klager aanwezig. Verweerders hebben digitaal (verweerder 1) en telefonisch (verweerder 2) deelgenomen aan de zitting.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 17 januari 2025 verstuurde pleitaantekeningen van klager.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven en voor zover de raad begrijpt, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Klager betwist daarbij meer specifiek hetgeen onder 4.9 in de beslissing wordt overwogen. Er is volgens hem vooraf niet met verweerders besproken welke informatie van belang was voor authenticatie van een schilderij.
2.3 Tegen de (overige) vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft onder 4.9 van de beslissing kort gezegd overwogen dat verweerders de bestanden pas hebben doorgestuurd, nadat dit met klager was afgestemd en dat het voor verweerders niet kenbaar was dat klager niet wilde dat alle door hem aan verweerders toegezonden stukken aan de kunsthistorica werden doorgestuurd. De voorzitter komt daarbij in de beslissing tot de slotsom dat van een schending van de geheimhoudingsplicht of zorgvuldigheidsplicht en daarmee van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. De raad is van oordeel dat de voorzitter in deze overweging als ook in de verdere inhoud van de beslissing ter onderbouwing steeds heeft verwezen naar de van belang zijnde gedingstukken en de gemotiveerde betwisting van verweerders. Dat een en ander anders is verlopen of dat er aanleiding bestaat om hieraan in redelijkheid te twijfelen, is de raad niet gebleken. Het verzet van klager slaagt daarom niet. Verder is de raad van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klachten dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.K. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 3 maart 2025