ECLI:NL:TADRAMS:2025:41 Raad van Discipline Amsterdam 24-857/A/A 24-860/A/A 24-864/A/A 24-865/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:41
Datum uitspraak: 03-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s):
  • 24-857/A/A
  • 24-860/A/A
  • 24-864/A/A
  • 24-865/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De klachten tegen verweerder worden gegrond verklaard. Verweerder heeft in strijd gehandeld met een aan de rechter gedane toezegging. Mede gelet op de uitleg van verweerder hierover ter zitting dat hij zich niet bewust was van het kwalijke van zijn handelen en gelet op het feit verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad in dit geval de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats. De klachten tegen verweerster worden ongegrond verklaard nu uit de inhoud van de voor de klacht van belang zijnde correspondentie blijkt dat de communicatie over de conservatoire beslaglegging en de hierop volgende discussie enkel door verweerder is gevoerd. Enige betrokkenheid van verweerster blijkt hieruit niet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 3 maart 2025 in de zaken 24-857/A/A, 24-860/A/A, 24-864/A/A en 24-865/A/A
naar aanleiding van de klachten van:

klaagsters

over

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 augustus 2024 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) klachten ingediend over verweerders.
1.2 Op 28 november 2024 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 2362732, 2362733, 2362735 en 2362736 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij waren de gemachtigde van klaagsters (hierna: de gemachtigde) met een collega, en verweerders aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagsters zijn sinds 2020 in verschillende geschillen verwikkeld met de heer D (hierna: D).
2.3 D wordt in deze procedures bijgestaan door verweerders.
2.4 Klaagsters worden in de procedures bijgestaan door mr. L.
2.5 D beschikte over aandelen in klaagster 2.
2.6 In een door klaagster 1 aangespannen procedure is D bij vonnis van 3 augustus 2021 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) veroordeeld tot medewerking aan de levering van zijn aandelenkapitaal in klaagster 2 aan klaagster 1.
2.7 In het vonnis van 3 augustus 2021 staat:
4.8:
“(…) De voorzieningenrechter merkt op dat de door [klaagster 2] gelegde (derden)beslagen niet aan levering van de aandelen in de weg staan. [Klaagster 2] heeft het executoriale beslag op de aandelen voorwaardelijk opgeheven en ter zitting is door [klaagster 2] onvoorwaardelijk toegezegd haar gepretendeerde vordering niet te incasseren totdat in een bodemprocedure een beslissing is gegeven oyer de vraag of de dwangsommen zijn verbeurd. [Klaagster 1] heeft verklaard bereid te zijn effectief nu te betalen, als gelegd derdenbeslag aan levering van de aandelen in de weg zou staan. (…)”
5.1:
“(…). De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt [D] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, alle noodzakelijke medewerking te verlenen voor het binnen die termijn passeren van de als productie 24 bij dagvaarding overgelegde conceptakte (waaronder het verschijnen bij de notaris en/of het verlenen van een volmacht aan de notaris alsmede het verrichten van alle andere door de notaris voor het passeren van de notariële akte noodzakelijke geachte handelingen) voor de levering van alle door hem gehouden aandelen in het kapitaal van [klaagster 2] aan [klaagster 1] tegen een prijs van € 446.134,72, (…)
In de bijgevoegde conceptakte staat onder c opgenomen:
c. Nobody has any pledge or other rights exists on the strength of which anyone may claim transfer of one or more of the Shares to be transferred; […]
2.8 In een e-mailbericht van 6 augustus 2021 heeft mr. L aan verweerders geschreven:
“Bijgaand stuur ik u de bevestiging van betekening van het kortgedingvonnis van 3 augustus 2021 aan uw cliënt. Uw cliënt is door de voorzieningenrechter veroordeeld binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, binnen veertien dagen na heden dus (uiterlijk 20 augustus 2021), alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van aandelenoverdracht. Moeten wij er, gezien de brieven die wij gisteren van u ontvingen, van uitgaan dat uw cliënt die medewerking niet zal verlenen? Als dat niet klopt, dan vernemen wij graag van u op welke momenten het uw cliënt – althans diens gevolmachtigde – binnen nu en veertien dagen schikt om elkaar bij de notaris te treffen.”
2.9 Op 10 augustus 2021 hebben verweerders een verzoek bij de voorzieningenrechter ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op de aandelen in klaagster 2. In het verzoekschrift staat onder 1.8:
“(…) Daarbij is mede van belang, zoals de voorzieningenrechter ook in r.o. 4.8 van het Vonnis heeft overwogen, dat de door [klaagster 2] gelegde (derden) beslagen op de aandelen en op de door [klaagster 1] te betalen koopprijs voor de aandelen niet in de weg staan aan levering van de aandelen. Datzelfde geldt voor het onderhavige verzoek tot het leggen van conservatoir beslag tot levering van de aandelen. (…)”
2.10 In een e-mailbericht van 10 augustus 2021 heeft een medewerker van de rechtbank namens de voorzieningenrechter enkele vragen over het verzoek aan verweerder gesteld waaronder:
“(…) Is de akte inmiddels daadwerkelijk verleden? Zo nee, wat is dan de status van dit rekest? (…)”
2.11 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:20 uur per e-mailbericht gereageerd met:
“(…)
- Hoe verhoudt één en ander zich tot 4.8 van het vonnis?
[Verweerder]: In 4.8 van het Vonnis heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld dat Verzoeker gehouden is de aandelen aan Gerekestreerde te leveren. Los van het feit dat Verzoeker de juistheid van dit oordeel in hoger beroep ter beoordeling heeft voorgelegd aan het Gerechtshof -waardoor dit rechtsoordeel nog geen kracht van gewijsde heeft-, zal Verzoeker zijn medewerking aan de levering van de aandelen verlenen indien hij het onderhavige verlof tot het leggen van een conservatoir beslag tot levering verkrijgt. Daarmee staat het gevraagde verlof niet in de weg aan de nakoming van het Vonnis door Verzoeker, ook niet gedurende het lopende hoger beroep.
- Is de akte inmiddels daadwerkelijk verleden? Zo nee, wat is dan de status van dit rekest?
[Verweerder]: De akte is nog niet verleden. Het vonnis is betekend op 6 augustus jl. Hierdoor kan Gerekestreerde 14 dagen nadien overgaan tot levering van de aandelen zonder medewerking van Verzoeker, doordat het Vonnis in de plaats van Verzoekers medewerking treedt. Maar Verzoeker is bereid en voornemens zijn medewerking aan de levering van de aandelen conform het Vonnis te verlenen, indien en zodra hij het onderhavige verlof heeft verkregen. Direct na de levering van de aandelen zal Verzoeker hier dan het onderhavige conservatoire beslag tot levering op doen leggen, voor de duur van het hoger beroep.
(…)”
2.12 Bij deurwaardersexploot van 12 augustus 2021 is er door D conservatoir beslag gelegd op de aandelen in klaagster 2.
2.13 In een e-mailbericht van 13 augustus 2021 heeft verweerder aan mr. L geschreven:
“(…) Het Gerechtshof heeft de door ons verzochte schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het Rotterdamse kortgeding vonnis eveneens afgewezen omdat “de wet appellant voldoende mogelijkheid biedt om zijn belangen voor de duur van de procedure veilig te stellen”. Om die reden heeft cliënt gisteren conservatoir beslag tot levering gelegd op de onderhavige aandelen. De stukken hiervan zullen een dezer dagen door onze deurwaarder worden (over)betekend. Gelet op het voorgaande, lijkt het ons niet erg zinvol dat de onderhavige aandelen reeds gedurende het hoger beroep aan uw cliënte worden geleverd. Het staat immers nog niet vast of uw cliënte wel tot deze aandelen gerechtigd is. (…)”
2.14 Mr. L heeft in een e-mailbericht van 16 augustus 2021 om 13:47 uur hierop gereageerd met:
“Met enige verbazing lazen wij uw e-mail en namen wij (…) inmiddels kennis van het beslagexploot. (…)
Evenzeer bevreemdt het ons dat u inmiddels – met het kennelijke doel de aandelenoverdracht waartoe de kortgedingrechter heeft bevolen te frustreren – conservatoir beslag op de aandelen heeft doen leggen. U heeft dat gedaan, terwijl u in uw beslagrekest aan de rechter voorhield dat het te leggen beslag niet aan levering van de aandelen in de weg zou staan. (…).
En ten tweede bevreemdt het omdat u – in weerwil van uw bericht aan de rechter, waarnaar bij het verlenen van verlof door de rechter expliciet is verwezen (“Mede gelet op de nadere toelichting dd heden (e-mail plus productie)”) – niet na levering van de aandelen beslag heeft doen leggen, maar reeds daarvoor. Wij hebben ook bij die gang van zaken serieuze bedenkingen.
Kort en goed: zonder de medewerking van uw cliënt kan geen uitvoering worden gegeven aan het kortgedingvonnis. (…) Hierbij verzoeken wij u dan ook nogmaals met klem te bevestigen dat uw cliënt (ook als dat minder kostenefficiënt is) aan de veroordeling door de voorzieningenrechter zal voldoen en alle noodzakelijke medewerking zal verlenen om de akte te passeren (…)en dat u opdracht zult geven tot opheffing van het conservatoire beslag op de aandelen en dat beslag opgeheven zult houden tot (in ieder geval) de aandelen aan TDX zijn geleverd conform het kortgedingvonnis.
Indien uw bevestiging 24 uur uitblijft, zien wij geen andere optie dan het opnieuw starten van een kort geding om een en ander te bewerkstelligen.(…) Wij vertrouwen erop dat het zo ver niet zal hoeven komen.”
2.15 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:25 uur per e-mailbericht gereageerd met:
“Uw verbazing lijkt me ongefundeerd, net als uw verwijzing naar de gedragsregels en uw stellingname over misbruik van (proces)recht.
Cliënt staat in zijn recht met het treffen van bewarende maatregelen, gelet op het onderhavige hoger beroep. De uitvoerbaarheid bij voorraad van het Rotterdamse vonnis staat hieraan niet in de weg, nu een conservatoir beslag tot levering noch (i) de levering aan uw cliënte, noch (ii) de beschikkingsbevoegdheid van uw cliënte over die aandelen immers aantast. (…)
Anders dan u stelt heeft cliënt niet “het kennelijke doel de aandelenoverdracht te frustreren”. Nu het hier gaat om een louter bewarende maatregel voor de duur van het hoger beroep is hiervan ook geen sprake.
(…)
De rationale van uw opmerking over het tijdstip van de conservatoire beslaglegging ontgaat mij. Of het beslag nu vóór of na levering van de aandelen aan uw cliënte is gelegd maakt immers voor de overdraagbaarheid van die aandelen aan uw cliënt niets uit; in beide gevallen worden de aandelen overgedragen en ligt er conservatoir beslag tot levering op te behoeve van cliënt. (…)”
2.16 In een e-mailbericht van 18 augustus 2021 om 11:37 uur heeft mr. L hierop gereageerd met:
“Dat het uw cliënt vrijstaat om bewarende maatregelen te treffen (en dat verlof daartoe ex parte wordt verkregen), staat niet ter discussie. De manier waarop u daartoe bent overgegaan wel. Anders dan u schrijft heeft het feit dat u – in strijd dus met uw toelichting op het beslagrekest en de verwijzing daarnaar van de rechter bij het verlenen van verlof – vóór levering van de aandelen beslag heeft doen leggen, wel degelijk tot gevolg dat de aandelenoverdracht waartoe uw cliënt bij kortgedingvonnis is veroordeeld wordt gefrustreerd. Het dictum van het vonnis bepaalt immers dat moet worden meegewerkt aan het passeren van de akte die in het geding was gebracht als productie 24, althans dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking aan het passeren van die akte. Zoals u weet bevat die akte (in het verlengde van de Exit Agreement) de garantie dat de aandelen niet bezwaard zijn met beslag (conceptakte art. 4 lid 1 sub c). Het door u gelegde beslag verhindert dus het passeren van die akte en daarmee de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis. (…)”
2.17 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:52 uur gereageerd met:
“(…)
Zoals aangegeven is cliënt evenwel bereid zijn medewerking te verlenen. Het beslag dient dan wel effectief te blijven. Het handigste lijkt dan nu dat ik de leveringsakte namens cliënt teken ten overstaan van mijn eigen notaris. Dat maakt verdere formaliteiten immers overbodig, wat tijd en kosten scheelt. Door deze medewerking is het vonnis niet langer nodig en kan uw notaris de betreffende leveringsakte eenvoudigweg aanvullen met de vermelding dat het onderhavige beslag er op ligt. Op deze manier kan het beslag gewoon blijven liggen en staat dit op geen enkele wijze in de weg aan de levering. Zo blijft het doel van het door cliënt gelegde conservatoir beslag tot teruglevering van de aandelen verzekerd. Ik zie de terzake gewijzigde akte derhalve graag tegemoet, waarna ik de volmacht zal tekenen namens cliënt en met een ingevuld PEP-formulier aan de notaris zal sturen.
Alvorens ik dat kan doen, ontvang ik graag nog de onvoorwaardelijke bevestiging van zowel TDX als van DME, dat zij, mede gelet op het ter terechtzitting van 13 juli jl.toegezegde en gelet op het bepaalde in het vonnis van 31 mei 2021, geen conservatoire of executoriale maatregelen zullen (doen) treffen op de koopprijs, zodat de notaris deze onverwijld na levering van de aandelen aan een door mij aan de notaris aan te geven IBAN kan en zal voldoen, vrij van beslag.
(…)”
2.18 Mr. L heeft hierop op 19 augustus 2021 om 09:55 uur gereageerd met:
“Uw al dan niet geveinsde veronderstelling van wat medewerking inhoudt is onjuist. Ik constateer dan ook dat uw cliënt en u niet meewerken, ondanks de ondubbelzinnige veroordeling daartoe in het kortgedingvonnis. Die houdt immers in dat uw cliënt gehouden is mee te werken aan het passeren van de betreffende conceptakte en daarvan kan geen sprake zijn als – zoals u meent te kunnen eisen – het beslag blijft liggen en de akte op dat punt wordt aangepast. (…)”
2.19 Verweerder heeft hier dezelfde dag om 14:27 uur op gereageerd met:
“Ik veins niets. Het kan evenwel zijn dat mijn begrip van zaken anders is dan het uwe of dat ik u niet goed begrepen heb. Maar daar zouden we als advocaten inhoudelijk met elkaar over moeten kunnen spreken. Dergelijk -onnodig- vijandig taalgebruik is wellicht goed voor interne consumptie, maar is doorgaans niet bevorderlijk voor de zaak zelve. (…)”
2.20 Op 20 augustus 2021 heeft mr. L aan verweerder geschreven:
“Nogmaals: in alle gevallen staat het conservatoire beslag aan uitvoering van het kortgedingvonnis in de weg. (…) Uw constatering van eergisteren – dat u de benodigde medewerking van uw cliënt in welke vorm dan ook voorwaardelijk kunt maken aan het laten rusten van het beslag – is dus per definitie onjuist, want zolang het beslag ligt kan de bedoelde conceptakte niet worden gepasseerd. (…)”
2.21 Hierna hebben partijen verder met elkaar gecorrespondeerd en uiteindelijk overeenstemming is bereikt.
2.22 In een e-mailbericht van 30 augustus 2021 om 16:21 uur heeft mr. L aan verweerder geschreven:
“(…) Wij vernemen graag of u, in het licht van die positie en de consequenties daarvan voor de wijze van betaling van de koopsom, medewerking verleent aan de levering van de aandelen met handhaving van het beslag daarop (zoals u in uw e-mail hieronder toezegde). In dat geval zullen wij de notaris verzoeken om minimale aanpassing van de conceptakte en snel overgaan tot het passeren daarvan met uw medewerking. waarna er uiteindelijk overeenstemming is bereikt over de aandelenoverdracht onder bezwaarde toestand. (…)”
2.23 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 18:52 uur aan mr. L geschreven:
“Dank voor uw bericht. Die medewerking heb ik herhaald toegezegd en verleen ik nog steeds. Ik ben tot en met maandag a.s. op vakantie in het buitenland, maar zal dit meteen daarna doen. Een nieuw kort geding is hiertoe dus niet nodig. Ik zorg dat ik de door de notaris gevraagde stukken van cliënt dan ook heb. Ik zie de gewijzigde akte graag alvast tegemoet.”
2.24 Op 4 augustus 2024 hebben klaagsters een klacht tegen verweerders ingediend bij de deken.
2.25 In een e-mailbericht van 16 oktober 2024 heeft een stafmedewerker van de Orde aan verweerders geschreven:
“(…) Gelet op de reactie van [verweerders] onder b) met betrekking tot de formele vereisten waaraan de klacht moet voldoen, treffen zij ook de webformulieren in de klachten 2362733 –2362735 – 2362736 aan. Omdat vanuit één dossier is gecorrespondeerd, is per abuis nagelaten deze ook toe te sturen. Mochten [verweerders] naar aanleiding hiervan willen reageren, dan verneem ik dat graag. (…)”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerders dat zij, in strijd met de toezegging aan de voorzieningenrechter, op 12 augustus 2021 beslag hebben gelegd op de aandelen in het kapitaal van klaagster 2 voordat de aandelen aan klaagster 1 waren overgedragen. Verweerders waren zich bewust van het feit dat deze aandelen nog niet waren overgedragen en hebben hiermee niet integer gehandeld.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Verweerders hebben aangevoerd dat de klachten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard wegens gebrekkig ingevulde klachtformulieren. Dit standpunt is naar het oordeel van de raad inmiddels achterhaald. Uit de inhoud van het e-mailbericht van de Orde van 16 augustus 2024 aan verweerders volgt dat er door de Orde aanvankelijk vanuit één dossier was gecommuniceerd en dat daarbij per abuis was nagelaten om alle klachtformulieren aan verweerders toe te sturen. Nadat deze formulieren alsnog aan verweerders zijn gestuurd, en verweerders in de gelegenheid zijn gesteld om hierop een reactie te geven, is deze omissie hersteld. Dat de klachtformulieren op enige andere wijze onvolledig waren, is de raad niet gebleken. Het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt daarom verworpen en de klachten zullen hierna verder inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling
5.2 Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtzaken 24-857/A/A en 24-865/A/A (ten aanzien van verweerster)
5.3 De raad stelt voorop dat dat verweerder en verweerster cliënt D gezamenlijk bijstaan. Uit de inhoud van de voor de klacht van belang zijnde correspondentie blijkt echter dat de communicatie over de conservatoire beslaglegging en de hierop volgende discussie enkel door verweerder is gevoerd. Enige betrokkenheid van verweerster blijkt hieruit niet. Daarbij heeft verweerder ter zitting toegelicht dat hij voor wat betreft het kiezen van het moment waarop er conservatoir beslag werd gelegd, zelfstandig heeft geopereerd. Verweerder heeft hierover niet met verweerster overlegd en zij was hierbij verder niet betrokken, aldus verweerder.
5.4 Nu de raad ook overigens geen aanknopingspunten in het dossier heeft gevonden voor de betrokkenheid van verweerster bij het gestelde klachtwaardig handelen, is de raad van oordeel dat de klachten jegens verweerster ongegrond moeten worden verklaard.
Klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A (ten aanzien van verweerder)
5.5 De raad stelt vast dat D bij vonnis van 3 augustus 2021 door de voorzieningenrechter is veroordeeld tot het verlenen van “alle noodzakelijke medewerking” voor het passeren van de overgelegde conceptakte voor de levering van alle door hem gehouden aandelen in het kapitaal van klaagster 2 aan klaagster 1. In de bijgevoegde akte staat kort gezegd dat de aandelen vrij van beslag moeten worden overgedragen.
5.6 Nadat verweerder op 10 augustus 2021 namens D bij de voorzieningenrechter een verzoek tot het verlenen van conservatoir beslag had ingediend, heeft hij hierover dezelfde dag desgevraagd in een e-mailbericht aan de voorzieningenrechter verklaard dat D “bereid en voornemens was” om zijn medewerking aan de levering van de aandelen te leveren conform het vonnis, waarbij hij direct na de levering van de aandelen het conservatoir beslag op de aandelen zou doen leggen. Hierop heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof aan verweerder verleend, waarna er, op aanwijzen van verweerder, op 12 augustus 2021 door de deurwaarder conservatoir beslag op de aandelen is gelegd.
5.7 De raad is van oordeel dat de voorgaande handelswijze van verweerder niet strookt met de inhoud van het vonnis van 3 augustus 2021 en hetgeen verweerder hierover namens D aan de voorzieningenrechter had toegezegd in zijn e-mailbericht van 10 augustus 2021. In strijd met de inhoud van het vonnis en de toezegging van verweerder hierover aan de voorzieningenrechter, heeft verweerder reeds vóórdat (en dus niet, zoals door hem was toegezegd, nádat) er een aandelenoverdracht had plaatsgevonden conservatoir beslag op de aandelen laten leggen. Dit handelen valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten. Of klaagsters als gevolg van het handelen van verweerder schade hebben geleden, wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. Een causaal verband tussen het handelen van verweerder en de, als gevolg hiervan, mogelijk bijkomende kosten voor klaagsters, maakt niet uit voor de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de gedraging van verweerder. Dit geldt ook voor het (inhoudelijke) verweer dat het moment van de beslaglegging geen invloed heeft op de aandelenoverdracht. Dit verweer betreft de inhoud van het onderliggende geschil dat klaagsters en D verdeeld houdt en het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen.
5.8 Vaststaat dat verweerder met zijn handelen een rechterlijk vonnis heeft doorkruist en dat hij in strijd met een eerder aan de rechter gedane toezegging heeft gehandeld. Verweerder had conform het vonnis en zijn toezeggingen moeten handelen; dat heeft hij niet gedaan en hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de raad de grenzen van de aan hem als advocaat toekomende vrijheid overschreden.
5.9 Gelet op het voorgaande wordt de klacht gegrond verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met een aan de rechter gedane toezegging. Mede gelet op de uitleg van verweerder hierover ter zitting dat hij zich niet bewust was van het kwalijke van zijn handelen en gelet op het feit verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad in dit geval de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING (in de klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A)
7.1 Omdat de raad de klachten in de zaken 24-860/A/A en 24-864/A/A gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagsters betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagsters geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van (de gemachtigde van) klaagsters;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan de gemachtigde van klaagsters. De gemachtigde van klaagsters geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachten in klachtzaken 24-857/A/A en 24-865/A/A ongegrond;
- verklaart de klachten in klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagsters;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan (de gemachtigde van) klaagsters, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 3 maart 2025