ECLI:NL:TADRAMS:2025:41 Raad van Discipline Amsterdam 24-857/A/A 24-860/A/A 24-864/A/A 24-865/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-03-2025 |
Datum publicatie: | 11-03-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De klachten tegen verweerder worden gegrond verklaard. Verweerder heeft in strijd gehandeld met een aan de rechter gedane toezegging. Mede gelet op de uitleg van verweerder hierover ter zitting dat hij zich niet bewust was van het kwalijke van zijn handelen en gelet op het feit verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad in dit geval de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats. De klachten tegen verweerster worden ongegrond verklaard nu uit de inhoud van de voor de klacht van belang zijnde correspondentie blijkt dat de communicatie over de conservatoire beslaglegging en de hierop volgende discussie enkel door verweerder is gevoerd. Enige betrokkenheid van verweerster blijkt hieruit niet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 3 maart 2025 in
de zaken 24-857/A/A, 24-860/A/A, 24-864/A/A en 24-865/A/A
naar aanleiding van de klachten van:
klaagsters
over
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 augustus 2024 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) klachten ingediend over verweerders.
1.2 Op 28 november 2024 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 2362732,
2362733, 2362735 en 2362736 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij
waren de gemachtigde van klaagsters (hierna: de gemachtigde) met een collega, en verweerders
aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagsters zijn sinds 2020 in verschillende geschillen verwikkeld met de
heer D (hierna: D).
2.3 D wordt in deze procedures bijgestaan door verweerders.
2.4 Klaagsters worden in de procedures bijgestaan door mr. L.
2.5 D beschikte over aandelen in klaagster 2.
2.6 In een door klaagster 1 aangespannen procedure is D bij vonnis van 3 augustus
2021 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter)
veroordeeld tot medewerking aan de levering van zijn aandelenkapitaal in klaagster
2 aan klaagster 1.
2.7 In het vonnis van 3 augustus 2021 staat:
4.8:
“(…) De voorzieningenrechter merkt op dat de door [klaagster 2] gelegde (derden)beslagen
niet aan levering van de aandelen in de weg staan. [Klaagster 2] heeft het executoriale
beslag op de aandelen voorwaardelijk opgeheven en ter zitting is door [klaagster 2]
onvoorwaardelijk toegezegd haar gepretendeerde vordering niet te incasseren totdat
in een bodemprocedure een beslissing is gegeven oyer de vraag of de dwangsommen zijn
verbeurd. [Klaagster 1] heeft verklaard bereid te zijn effectief nu te betalen, als
gelegd derdenbeslag aan levering van de aandelen in de weg zou staan. (…)”
5.1:
“(…). De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt [D] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, alle
noodzakelijke medewerking te verlenen voor het binnen die termijn passeren van de
als productie 24 bij dagvaarding overgelegde conceptakte (waaronder het verschijnen
bij de notaris en/of het verlenen van een volmacht aan de notaris alsmede het verrichten
van alle andere door de notaris voor het passeren van de notariële akte noodzakelijke
geachte handelingen) voor de levering van alle door hem gehouden aandelen in het kapitaal
van [klaagster 2] aan [klaagster 1] tegen een prijs van € 446.134,72, (…)
In de bijgevoegde conceptakte staat onder c opgenomen:
c. Nobody has any pledge or other rights exists on the strength of which anyone
may claim transfer of one or more of the Shares to be transferred; […]
2.8 In een e-mailbericht van 6 augustus 2021 heeft mr. L aan verweerders geschreven:
“Bijgaand stuur ik u de bevestiging van betekening van het kortgedingvonnis van
3 augustus 2021 aan uw cliënt. Uw cliënt is door de voorzieningenrechter veroordeeld
binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, binnen veertien dagen na heden
dus (uiterlijk 20 augustus 2021), alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan het
passeren van de akte van aandelenoverdracht. Moeten wij er, gezien de brieven die
wij gisteren van u ontvingen, van uitgaan dat uw cliënt die medewerking niet zal verlenen?
Als dat niet klopt, dan vernemen wij graag van u op welke momenten het uw cliënt –
althans diens gevolmachtigde – binnen nu en veertien dagen schikt om elkaar bij de
notaris te treffen.”
2.9 Op 10 augustus 2021 hebben verweerders een verzoek bij de voorzieningenrechter
ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op de aandelen in klaagster 2. In
het verzoekschrift staat onder 1.8:
“(…) Daarbij is mede van belang, zoals de voorzieningenrechter ook in r.o. 4.8 van
het Vonnis heeft overwogen, dat de door [klaagster 2] gelegde (derden) beslagen op
de aandelen en op de door [klaagster 1] te betalen koopprijs voor de aandelen niet
in de weg staan aan levering van de aandelen. Datzelfde geldt voor het onderhavige
verzoek tot het leggen van conservatoir beslag tot levering van de aandelen. (…)”
2.10 In een e-mailbericht van 10 augustus 2021 heeft een medewerker van de rechtbank
namens de voorzieningenrechter enkele vragen over het verzoek aan verweerder gesteld
waaronder:
“(…) Is de akte inmiddels daadwerkelijk verleden? Zo nee, wat is dan de status
van dit rekest? (…)”
2.11 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:20 uur per e-mailbericht gereageerd
met:
“(…)
- Hoe verhoudt één en ander zich tot 4.8 van het vonnis?
[Verweerder]: In 4.8 van het Vonnis heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld dat
Verzoeker gehouden is de aandelen aan Gerekestreerde te leveren. Los van het feit
dat Verzoeker de juistheid van dit oordeel in hoger beroep ter beoordeling heeft voorgelegd
aan het Gerechtshof -waardoor dit rechtsoordeel nog geen kracht van gewijsde heeft-,
zal Verzoeker zijn medewerking aan de levering van de aandelen verlenen indien hij
het onderhavige verlof tot het leggen van een conservatoir beslag tot levering verkrijgt.
Daarmee staat het gevraagde verlof niet in de weg aan de nakoming van het Vonnis door
Verzoeker, ook niet gedurende het lopende hoger beroep.
- Is de akte inmiddels daadwerkelijk verleden? Zo nee, wat is dan de status van
dit rekest?
[Verweerder]: De akte is nog niet verleden. Het vonnis is betekend op 6 augustus
jl. Hierdoor kan Gerekestreerde 14 dagen nadien overgaan tot levering van de aandelen
zonder medewerking van Verzoeker, doordat het Vonnis in de plaats van Verzoekers medewerking
treedt. Maar Verzoeker is bereid en voornemens zijn medewerking aan de levering van
de aandelen conform het Vonnis te verlenen, indien en zodra hij het onderhavige verlof
heeft verkregen. Direct na de levering van de aandelen zal Verzoeker hier dan het
onderhavige conservatoire beslag tot levering op doen leggen, voor de duur van het
hoger beroep.
(…)”
2.12 Bij deurwaardersexploot van 12 augustus 2021 is er door D conservatoir beslag
gelegd op de aandelen in klaagster 2.
2.13 In een e-mailbericht van 13 augustus 2021 heeft verweerder aan mr. L geschreven:
“(…) Het Gerechtshof heeft de door ons verzochte schorsing van de uitvoerbaarheid
bij voorraad van het Rotterdamse kortgeding vonnis eveneens afgewezen omdat “de wet
appellant voldoende mogelijkheid biedt om zijn belangen voor de duur van de procedure
veilig te stellen”. Om die reden heeft cliënt gisteren conservatoir beslag tot levering
gelegd op de onderhavige aandelen. De stukken hiervan zullen een dezer dagen door
onze deurwaarder worden (over)betekend. Gelet op het voorgaande, lijkt het ons niet
erg zinvol dat de onderhavige aandelen reeds gedurende het hoger beroep aan uw cliënte
worden geleverd. Het staat immers nog niet vast of uw cliënte wel tot deze aandelen
gerechtigd is. (…)”
2.14 Mr. L heeft in een e-mailbericht van 16 augustus 2021 om 13:47 uur hierop
gereageerd met:
“Met enige verbazing lazen wij uw e-mail en namen wij (…) inmiddels kennis van het
beslagexploot. (…)
Evenzeer bevreemdt het ons dat u inmiddels – met het kennelijke doel de aandelenoverdracht
waartoe de kortgedingrechter heeft bevolen te frustreren – conservatoir beslag op
de aandelen heeft doen leggen. U heeft dat gedaan, terwijl u in uw beslagrekest aan
de rechter voorhield dat het te leggen beslag niet aan levering van de aandelen in
de weg zou staan. (…).
En ten tweede bevreemdt het omdat u – in weerwil van uw bericht aan de rechter,
waarnaar bij het verlenen van verlof door de rechter expliciet is verwezen (“Mede
gelet op de nadere toelichting dd heden (e-mail plus productie)”) – niet na levering
van de aandelen beslag heeft doen leggen, maar reeds daarvoor. Wij hebben ook bij
die gang van zaken serieuze bedenkingen.
Kort en goed: zonder de medewerking van uw cliënt kan geen uitvoering worden gegeven
aan het kortgedingvonnis. (…) Hierbij verzoeken wij u dan ook nogmaals met klem te
bevestigen dat uw cliënt (ook als dat minder kostenefficiënt is) aan de veroordeling
door de voorzieningenrechter zal voldoen en alle noodzakelijke medewerking zal verlenen
om de akte te passeren (…)en dat u opdracht zult geven tot opheffing van het conservatoire
beslag op de aandelen en dat beslag opgeheven zult houden tot (in ieder geval) de
aandelen aan TDX zijn geleverd conform het kortgedingvonnis.
Indien uw bevestiging 24 uur uitblijft, zien wij geen andere optie dan het opnieuw
starten van een kort geding om een en ander te bewerkstelligen.(…) Wij vertrouwen
erop dat het zo ver niet zal hoeven komen.”
2.15 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:25 uur per e-mailbericht gereageerd
met:
“Uw verbazing lijkt me ongefundeerd, net als uw verwijzing naar de gedragsregels
en uw stellingname over misbruik van (proces)recht.
Cliënt staat in zijn recht met het treffen van bewarende maatregelen, gelet op het
onderhavige hoger beroep. De uitvoerbaarheid bij voorraad van het Rotterdamse vonnis
staat hieraan niet in de weg, nu een conservatoir beslag tot levering noch (i) de
levering aan uw cliënte, noch (ii) de beschikkingsbevoegdheid van uw cliënte over
die aandelen immers aantast. (…)
Anders dan u stelt heeft cliënt niet “het kennelijke doel de aandelenoverdracht
te frustreren”. Nu het hier gaat om een louter bewarende maatregel voor de duur van
het hoger beroep is hiervan ook geen sprake.
(…)
De rationale van uw opmerking over het tijdstip van de conservatoire beslaglegging
ontgaat mij. Of het beslag nu vóór of na levering van de aandelen aan uw cliënte is
gelegd maakt immers voor de overdraagbaarheid van die aandelen aan uw cliënt niets
uit; in beide gevallen worden de aandelen overgedragen en ligt er conservatoir beslag
tot levering op te behoeve van cliënt. (…)”
2.16 In een e-mailbericht van 18 augustus 2021 om 11:37 uur heeft mr. L hierop
gereageerd met:
“Dat het uw cliënt vrijstaat om bewarende maatregelen te treffen (en dat verlof
daartoe ex parte wordt verkregen), staat niet ter discussie. De manier waarop u daartoe
bent overgegaan wel. Anders dan u schrijft heeft het feit dat u – in strijd dus met
uw toelichting op het beslagrekest en de verwijzing daarnaar van de rechter bij het
verlenen van verlof – vóór levering van de aandelen beslag heeft doen leggen, wel
degelijk tot gevolg dat de aandelenoverdracht waartoe uw cliënt bij kortgedingvonnis
is veroordeeld wordt gefrustreerd. Het dictum van het vonnis bepaalt immers dat moet
worden meegewerkt aan het passeren van de akte die in het geding was gebracht als
productie 24, althans dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking aan het
passeren van die akte. Zoals u weet bevat die akte (in het verlengde van de Exit Agreement)
de garantie dat de aandelen niet bezwaard zijn met beslag (conceptakte art. 4 lid
1 sub c). Het door u gelegde beslag verhindert dus het passeren van die akte en daarmee
de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis. (…)”
2.17 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 16:52 uur gereageerd met:
“(…)
Zoals aangegeven is cliënt evenwel bereid zijn medewerking te verlenen. Het beslag
dient dan wel effectief te blijven. Het handigste lijkt dan nu dat ik de leveringsakte
namens cliënt teken ten overstaan van mijn eigen notaris. Dat maakt verdere formaliteiten
immers overbodig, wat tijd en kosten scheelt. Door deze medewerking is het vonnis
niet langer nodig en kan uw notaris de betreffende leveringsakte eenvoudigweg aanvullen
met de vermelding dat het onderhavige beslag er op ligt. Op deze manier kan het beslag
gewoon blijven liggen en staat dit op geen enkele wijze in de weg aan de levering.
Zo blijft het doel van het door cliënt gelegde conservatoir beslag tot teruglevering
van de aandelen verzekerd. Ik zie de terzake gewijzigde akte derhalve graag tegemoet,
waarna ik de volmacht zal tekenen namens cliënt en met een ingevuld PEP-formulier
aan de notaris zal sturen.
Alvorens ik dat kan doen, ontvang ik graag nog de onvoorwaardelijke bevestiging
van zowel TDX als van DME, dat zij, mede gelet op het ter terechtzitting van 13 juli
jl.toegezegde en gelet op het bepaalde in het vonnis van 31 mei 2021, geen conservatoire
of executoriale maatregelen zullen (doen) treffen op de koopprijs, zodat de notaris
deze onverwijld na levering van de aandelen aan een door mij aan de notaris aan te
geven IBAN kan en zal voldoen, vrij van beslag.
(…)”
2.18 Mr. L heeft hierop op 19 augustus 2021 om 09:55 uur gereageerd met:
“Uw al dan niet geveinsde veronderstelling van wat medewerking inhoudt is onjuist.
Ik constateer dan ook dat uw cliënt en u niet meewerken, ondanks de ondubbelzinnige
veroordeling daartoe in het kortgedingvonnis. Die houdt immers in dat uw cliënt gehouden
is mee te werken aan het passeren van de betreffende conceptakte en daarvan kan geen
sprake zijn als – zoals u meent te kunnen eisen – het beslag blijft liggen en de akte
op dat punt wordt aangepast. (…)”
2.19 Verweerder heeft hier dezelfde dag om 14:27 uur op gereageerd met:
“Ik veins niets. Het kan evenwel zijn dat mijn begrip van zaken anders is dan het
uwe of dat ik u niet goed begrepen heb. Maar daar zouden we als advocaten inhoudelijk
met elkaar over moeten kunnen spreken. Dergelijk -onnodig- vijandig taalgebruik is
wellicht goed voor interne consumptie, maar is doorgaans niet bevorderlijk voor de
zaak zelve. (…)”
2.20 Op 20 augustus 2021 heeft mr. L aan verweerder geschreven:
“Nogmaals: in alle gevallen staat het conservatoire beslag aan uitvoering van het
kortgedingvonnis in de weg. (…) Uw constatering van eergisteren – dat u de benodigde
medewerking van uw cliënt in welke vorm dan ook voorwaardelijk kunt maken aan het
laten rusten van het beslag – is dus per definitie onjuist, want zolang het beslag
ligt kan de bedoelde conceptakte niet worden gepasseerd. (…)”
2.21 Hierna hebben partijen verder met elkaar gecorrespondeerd en uiteindelijk
overeenstemming is bereikt.
2.22 In een e-mailbericht van 30 augustus 2021 om 16:21 uur heeft mr. L aan verweerder
geschreven:
“(…) Wij vernemen graag of u, in het licht van die positie en de consequenties daarvan
voor de wijze van betaling van de koopsom, medewerking verleent aan de levering van
de aandelen met handhaving van het beslag daarop (zoals u in uw e-mail hieronder toezegde).
In dat geval zullen wij de notaris verzoeken om minimale aanpassing van de conceptakte
en snel overgaan tot het passeren daarvan met uw medewerking. waarna er uiteindelijk
overeenstemming is bereikt over de aandelenoverdracht onder bezwaarde toestand. (…)”
2.23 Hierop heeft verweerder dezelfde dag om 18:52 uur aan mr. L geschreven:
“Dank voor uw bericht. Die medewerking heb ik herhaald toegezegd en verleen ik nog
steeds. Ik ben tot en met maandag a.s. op vakantie in het buitenland, maar zal dit
meteen daarna doen. Een nieuw kort geding is hiertoe dus niet nodig. Ik zorg dat ik
de door de notaris gevraagde stukken van cliënt dan ook heb. Ik zie de gewijzigde
akte graag alvast tegemoet.”
2.24 Op 4 augustus 2024 hebben klaagsters een klacht tegen verweerders ingediend
bij de deken.
2.25 In een e-mailbericht van 16 oktober 2024 heeft een stafmedewerker van de
Orde aan verweerders geschreven:
“(…) Gelet op de reactie van [verweerders] onder b) met betrekking tot de formele
vereisten waaraan de klacht moet voldoen, treffen zij ook de webformulieren in de
klachten 2362733 –2362735 – 2362736 aan. Omdat vanuit één dossier is gecorrespondeerd,
is per abuis nagelaten deze ook toe te sturen. Mochten [verweerders] naar aanleiding
hiervan willen reageren, dan verneem ik dat graag. (…)”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk
verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten
verweerders dat zij, in strijd met de toezegging aan de voorzieningenrechter, op 12
augustus 2021 beslag hebben gelegd op de aandelen in het kapitaal van klaagster 2
voordat de aandelen aan klaagster 1 waren overgedragen. Verweerders waren zich bewust
van het feit dat deze aandelen nog niet waren overgedragen en hebben hiermee niet
integer gehandeld.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Verweerders hebben aangevoerd dat de klachten niet-ontvankelijk moeten worden
verklaard wegens gebrekkig ingevulde klachtformulieren. Dit standpunt is naar het
oordeel van de raad inmiddels achterhaald. Uit de inhoud van het e-mailbericht van
de Orde van 16 augustus 2024 aan verweerders volgt dat er door de Orde aanvankelijk
vanuit één dossier was gecommuniceerd en dat daarbij per abuis was nagelaten om alle
klachtformulieren aan verweerders toe te sturen. Nadat deze formulieren alsnog aan
verweerders zijn gestuurd, en verweerders in de gelegenheid zijn gesteld om hierop
een reactie te geven, is deze omissie hersteld. Dat de klachtformulieren op enige
andere wijze onvolledig waren, is de raad niet gebleken. Het niet-ontvankelijkheidsverweer
wordt daarom verworpen en de klachten zullen hierna verder inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling
5.2 Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen
wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een
belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid
niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over
de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven
zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen
bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij
daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen
die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig
voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op
de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid
daarvan te verifiëren.
Klachtzaken 24-857/A/A en 24-865/A/A (ten aanzien van verweerster)
5.3 De raad stelt voorop dat dat verweerder en verweerster cliënt D gezamenlijk
bijstaan. Uit de inhoud van de voor de klacht van belang zijnde correspondentie blijkt
echter dat de communicatie over de conservatoire beslaglegging en de hierop volgende
discussie enkel door verweerder is gevoerd. Enige betrokkenheid van verweerster blijkt
hieruit niet. Daarbij heeft verweerder ter zitting toegelicht dat hij voor wat betreft
het kiezen van het moment waarop er conservatoir beslag werd gelegd, zelfstandig heeft
geopereerd. Verweerder heeft hierover niet met verweerster overlegd en zij was hierbij
verder niet betrokken, aldus verweerder.
5.4 Nu de raad ook overigens geen aanknopingspunten in het dossier heeft gevonden
voor de betrokkenheid van verweerster bij het gestelde klachtwaardig handelen, is
de raad van oordeel dat de klachten jegens verweerster ongegrond moeten worden verklaard.
Klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A (ten aanzien van verweerder)
5.5 De raad stelt vast dat D bij vonnis van 3 augustus 2021 door de voorzieningenrechter
is veroordeeld tot het verlenen van “alle noodzakelijke medewerking” voor het passeren
van de overgelegde conceptakte voor de levering van alle door hem gehouden aandelen
in het kapitaal van klaagster 2 aan klaagster 1. In de bijgevoegde akte staat kort
gezegd dat de aandelen vrij van beslag moeten worden overgedragen.
5.6 Nadat verweerder op 10 augustus 2021 namens D bij de voorzieningenrechter
een verzoek tot het verlenen van conservatoir beslag had ingediend, heeft hij hierover
dezelfde dag desgevraagd in een e-mailbericht aan de voorzieningenrechter verklaard
dat D “bereid en voornemens was” om zijn medewerking aan de levering van de aandelen
te leveren conform het vonnis, waarbij hij direct na de levering van de aandelen het
conservatoir beslag op de aandelen zou doen leggen. Hierop heeft de voorzieningenrechter
het gevraagde verlof aan verweerder verleend, waarna er, op aanwijzen van verweerder,
op 12 augustus 2021 door de deurwaarder conservatoir beslag op de aandelen is gelegd.
5.7 De raad is van oordeel dat de voorgaande handelswijze van verweerder niet
strookt met de inhoud van het vonnis van 3 augustus 2021 en hetgeen verweerder hierover
namens D aan de voorzieningenrechter had toegezegd in zijn e-mailbericht van 10 augustus
2021. In strijd met de inhoud van het vonnis en de toezegging van verweerder hierover
aan de voorzieningenrechter, heeft verweerder reeds vóórdat (en dus niet, zoals door
hem was toegezegd, nádat) er een aandelenoverdracht had plaatsgevonden conservatoir
beslag op de aandelen laten leggen. Dit handelen valt verweerder tuchtrechtelijk te
verwijten. Of klaagsters als gevolg van het handelen van verweerder schade hebben
geleden, wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. Een causaal verband tussen het
handelen van verweerder en de, als gevolg hiervan, mogelijk bijkomende kosten voor
klaagsters, maakt niet uit voor de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de gedraging
van verweerder. Dit geldt ook voor het (inhoudelijke) verweer dat het moment van de
beslaglegging geen invloed heeft op de aandelenoverdracht. Dit verweer betreft de
inhoud van het onderliggende geschil dat klaagsters en D verdeeld houdt en het is
niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen.
5.8 Vaststaat dat verweerder met zijn handelen een rechterlijk vonnis heeft doorkruist
en dat hij in strijd met een eerder aan de rechter gedane toezegging heeft gehandeld.
Verweerder had conform het vonnis en zijn toezeggingen moeten handelen; dat heeft
hij niet gedaan en hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de raad de grenzen
van de aan hem als advocaat toekomende vrijheid overschreden.
5.9 Gelet op het voorgaande wordt de klacht gegrond verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met een aan de rechter gedane toezegging.
Mede gelet op de uitleg van verweerder hierover ter zitting dat hij zich niet bewust
was van het kwalijke van zijn handelen en gelet op het feit verweerder niet eerder
tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad in dit geval de maatregel van een waarschuwing
op zijn plaats.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING (in de klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A)
7.1 Omdat de raad de klachten in de zaken 24-860/A/A en 24-864/A/A gegrond verklaart,
moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagsters
betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing
onherroepelijk is geworden. Klaagsters geven binnen twee weken na de datum van deze
beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van (de gemachtigde van) klaagsters;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan de gemachtigde van klaagsters.
De gemachtigde van klaagsters geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing
zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachten in klachtzaken 24-857/A/A en 24-865/A/A ongegrond;
- verklaart de klachten in klachtzaken 24-860/A/A en 24-864/A/A gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagsters;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan (de gemachtigde
van) klaagsters, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4;
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en P.J. Mijnssen,
leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar
op 3 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 3 maart 2025