ECLI:NL:TADRAMS:2025:39 Raad van Discipline Amsterdam 25-031/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:39
Datum uitspraak: 24-02-2025
Datum publicatie: 28-02-2025
Zaaknummer(s): 25-031/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van verweerster in een echtscheidingsprocedure; naar het oordeel van de voorzitter voldeed het werk van verweerster aan hetgeen van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Daarnaast kwalificeerden de declaraties van verweerster niet als excessief.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 februari 2025
in de zaak 25-031/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster
gemachtigde: mr. M. Boender-Radder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 14 januari 2025 met kenmerk 2266138/JS/AS, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster en haar ex-echtgenoot (hierna: de ex-echtgenoot) waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank). Klaagster werd in deze procedure in eerste instantie bijgestaan door mr. G.
1.2 Op 22 maart 2022 heeft klaagster verweerster gevraagd om de behandeling van haar zaak van mr. G over te nemen. Diezelfde middag heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging gestuurd en een voorschotnota ten bedrage van € 2.843,50 inclusief BTW. Deze nota heeft klaagster betaald. Daarnaast heeft verweerster klaagster voorzien van een plan van aanpak.
1.3 Op 14 april 2022 heeft verweerster klaagster een factuur met urenspecificatie gestuurd ten bedrage van € 1.791,41 inclusief BTW voor werkzaamheden verricht in de maand maart 2022.
1.4 Bij e-mail van 22 april 2022 heeft verweerster gereageerd op een bericht van klaagster dat als onderwerp had “Mijn spullen”. Verweerster schrijft aan klaagster voor zover relevant:
“Houd rekening met de advocaatkosten en de proceskosten. Als advocaten zich bezighouden met dergelijke zaken dan lopen de kosten vaak erg snel op. Een procedure opstarten voor een dergelijke zaak kost doorgaans tenminste € 2.843,50. Vervolgens vindt er dan ook vaak een zitting plaats waardoor je al snel een bedrag aan € 4.000,- / € 5.000,- kwijt bent aan enkel advocaatkosten voor enkel deze procedure over de spullen. Dit is slechts een inschatting en als er veel geschreven en gebeld wordt in jouw zaak kan dat bedrag snel oplopen.
Gelet op bovenstaande is onder andere relevant wat de kans van slagen is dat het tot een veroordeling komt. Ook is relevant wat de waarde is van de spullen die je vraagt omdat het al snel onlogisch zal aanvoelen om duizenden euro's te betalen om iets terug te krijgen wat maar een paar honderd euro kost. Dit kan natuurlijk verschillen en is ook afhankelijk van de emotionele waarde van spullen natuurlijk.
Gelet op bovenstaande is het mijn plicht als advocaat om jou wel te wijzen op bovenstaande zodat jij daarvan op de hoogte bent en een weloverwogen keuze kunt nemen.”
1.5 Bij e-mail van 25 april 2022 om 10:50 uur heeft verweerster aan klaagster meegedeeld, voor zover relevant:
“Hoewel ik jouw situatie begrijp wil ik je vragen om uiterlijk binnen één week mij de verzochte documenten/informatie te sturen. lk heb anders niet voldoende tijd om alles te bestuderen, met jou te bespreken en een verweerschrift op te stellen. Indien ik maandag 2 mei a.s. de verzochte documenten/informatie niet volledig van jou heb ontvangen dan zal er voor mij onvoldoende tijd zijn om alles te bestuderen en kan ik niet binnen de wettelijke termijn een reactie sturen aan de rechtbank. De kans is dan groot dat de rechtbank informatie/documenten die te laat zijn ingediend niet zal meenemen in haar beslissing. De beslissing van de rechter kan dan (zeer) negatief uitpakken voor jou. Om dit te voorkomen is het dus belangrijk dat ik de verzochte informatie/documenten uiterlijk maandag 2 mei a.s. van jou heb ontvangen. lk kan jou enkel goed bijstaan als ik de relevante stukken op tijd ontvang.
Indien het voor jou te stressvol is om alle verzochte informatie te verzamelen dan lijkt het mij raadzaam dat jij iemand inschakelt die jou kan helpen bij het verzamelen van de informatie/documenten.”
1.6 Bij e-mail van 25 april 2022 om 11:54 uur heeft verweerster klaagster verder bericht, voor zover relevant:
“Daarnaast heb ik jou ook via de app uitgelegd dat jij twee dingen wilt die niet samengaan. Jij wilt een pitbull (in jouw eigen woorden) die zich sterk maakt voor jou, overal op in gaat en tegengas geeft. Zoals aan jou voorgehouden is dit mogelijk, maar zit hier een prijskaartje aan. Indien jij wil dat jouw advocaat tot het uiterste gaat en het onderste uit de kan haalt en op ieder punt verweer voert dan moet er extra tijd worden gestoken in jouw zaak. Indien jij niet bereid bent de extra kosten die daaraan verbonden zijn te betalen, dan is dat ook prima, maar dan is het des te belangrijker om te kiezen ten aanzien van welke onderwerpen jij wel en geen advocaatkosten maakt. Als jij weinig kosten wil maken dan is verstandiger om voor een tussenoplossing te kiezen ten aanzien van de oude spullen. Jij ziet dat als geen tegengas bieden en niet tegen de manipulatie kunnen, maar begrijp goed dat "tegengas bieden" in jouw zaak ten aanzien van oude spullen (in jouw ogen omschreven als rommel) inhoudt dat er tijd moet worden gestoken in iets wat financieel gezien weinig oplevert. Zoals besproken kan ik extreme tegengas bieden (voet bij stuk houden), maar kost dit meer tijd en vraag ik daar een voorschot voor. Jij hebt echter aangegeven niet bereid te zijn om dat voorschot/die kosten te betalen.
Iedere minuut dat ik aan jouw zaak werk en besteed aan de kwestie van de oude spullen kost jou extra geld en ik ben verplicht om jou expliciet erop te wijzen indien de advocaatkosten hoger zullen uitpakken dan hetgeen waar jij voor strijd (oude spullen met weinig economische waarde). Als jij niet wil kiezen voor een tussenoplossing ten aanzien van de oude spullen dan kost het jou geld omdat ik dan extra veel tijd daaraan besteed, maar tegelijkertijd ben jij kennelijk niet bereid om dat bedrag te betalen. Jij wilt een topadvocaat die overal op reageert, maar geeft tegelijkertijd aan dat jij niet bereid bent kosten te maken...”
1.7 Bij e-mail van 9 mei 2022 heeft verweerster aan klaagster het volgende meegedeeld, voor zover relevant:
“Zoals afgelopen donderdag telefonisch met jou besproken ben ik aan de slag gegaan met de stukken die ik heb ontvangen.
Geen extra processtuk
Ik zie voor nu geen aanleiding om een processtuk in te dienen bij de rechtbank. Gelet op de reeds ingediende processtukken is dit nu niet nodig, Wel denk ik dat het erg belangrijk is om - zoals besproken - uiterlijk 10 dagen voor de zitting een uitgebreide brief in te dienen bij de rechter met betrekking tot de door hem gewenste verdeling.
Schulden
Ook is het belangrijk om in die brief veel aandacht te hebben voor de hoog opgelopen schulden, jouw boekhouder heeft hierover al het één en ander aan mij gestuurd per e-mail, maar ik zal jouw boekhouder nog bellen om het één en ander te vragen zoals extra bewijsstukken met betrekking tot de (belasting)schulden. Ik ga ervan uit dat het gemakkelijkste is om direct via de boekhouder te doen. Uiteraard zal ik de informatie die ik heb gekregen van de boekhouder verwerken in mijn concept brief en aan jou terugkoppelen. (…)
Partneralimentatie
In de echtscheidingsprocedure is door jullie beiden niet verzocht om partneralimentatie. Dit betekent dat partneralimentatie in principe geen onderwerp is voor deze procedure. Het kan zijn dat de andere advocaat dit uiterlijk tien dagen voor de zitting alsnog zal verzoeken aan de rechtbank. Natuurlijk gaan wij dan daartegen in bezwaar. Tegelijkertijd wil ik goed voorbereid zijn om te voorkomen dat wij ineens op het laatste moment daartegen verweer moeten voeren. Gelet hierop richt ik mij ook op de partneralimentatie. Indien een partneralimentatieverzoek wordt behandeld in deze procedure dan verwacht ik dat jouw verdiencapaciteit een belangrijk onderwerp gaat zijn voor de rechter. Indien wij bij de rechtbank willen aanvoeren dat jij vanwege jouw gezondheid niet kunt werken dan moeten wij dat zo goed mogelijk met betrouwbare documenten/verklaringen bewijzen.”
1.8 Bij brief van 25 mei 2022 heeft verweerster aanvullende stukken bij de rechtbank ingediend en daarbij namens klaagster een beschrijving van de beperkte gemeenschap van goederen van partijen gegeven en van het voorhuwelijkse vermogen alsook van het vermogen gedurende het huwelijk. Daarnaast is verweerster ingegaan op de verzoeken van de ex-echtgenoot en heeft verweerster met betrekking tot de verdeling van de gemeenschappelijke boedel namens klaagster een aantal aanvullende verzoeken gedaan.
1.9 Bij e-mail van eveneens 25 mei 2022 heeft verweerster aan klaagster meegedeeld, voor zover relevant:
“Wij hebben elkaar zojuist gesproken. Ik heb jou verteld dat zijn advocaat mij heeft gebeld naar aanleiding van de documenten die wij hebben ingediend bij de rechtbank. Zijn advocaat gaf aan dat er in de brief is opgenomen dat wij overleg willen en heeft een voorstel gedaan om deze zaak af te wikkelen. Hij heeft hierbij zijn eerdere voorstel herhaald; als zijn cliënt de (waarde van de) motorfiets krijgt dan trekt hij alle verdere verzoeken in, is er geen zitting nodig en is de zaak helemaal afgewikkeld. (…)
Jij was glashelder; jij gaat geen geld betalen aan hem voor de motor. (…) Ik heb met jou nagedacht of wij een nieuw voorstel konden doen. Daarbij heb ik als een voorbeeld de situatie geschetst waarbij hij zegt dat de motor van hem is en hij het heeft gekocht, jij zegt dat de motor van jou is en door jou is gekocht en wij als advocaten als oplossing opschrijven dat er geen uitspraak wordt gedaan over van wie de motor is en door wie de motor is betaald en dat de huidige dagwaarde van de motor de prijs daarvan door tweeën wordt gesplitst en de zaak daarmee is afgedaan. Het voordeel hiervan is dat met het betalen van een relatief laag bedrag (bijvoorbeeld rond de € 1500,-) er geen zitting nodig is en deze hele zaak kan worden afgewikkeld. Jij was ook ten aanzien van deze optie heel duidelijk: jij wilt dit niet. (…)
Wij hebben besproken dat gelet op de houding van zijn advocaat en ook de opmerkingen (zoals dat hij het nog wel ziet gebeuren dat zijn cliënt tot op de allerlaatste instantie blijft doorprocederen) er een grote kans is dat hij daadwerkelijk blijft doorprocederen (op een toevoeging), ook in bijvoorbeeld hoger beroep. Ik heb jou uitgelegd dat indien er inderdaad hoger beroep wordt ingesteld jij er rekening mee moet houden dat de advocaatkosten aanzienlijk zullen oplopen. Advocaatkosten van € 20,000,- zijn daarbij niet uitzonderlijk en ik heb jou geadviseerd om hier rekening mee te houden. In het familierecht is immers gebruikelijk dat (zelfs wanneer een partij in het gelijk wordt gesteld) iedere partij zijn of haar eigen proces/advocaatkosten betaald.
Ook heb ik jou uitgelegd dat ik begrip heb voor jouw emoties gelet op alles wat er tussen jullie is gebeurd en de nare manier waarop hij jou heeft behandeld. Ik heb jou erop gewezen dat, als je kijkt naar het geld, mijn advies is om een deal te sluiten. Mijn verwachting is dat de advocaatkosten vele malen hoger zullen zijn dan dat procederen in geld voor jou gaat opleveren. Ook hebben wij reeds besproken dat rust belangrijk is voor jouw gezondheid en dat het sluiten van een deal en het daarom niet langer procederen jou mogelijk de rust kan geven die jij nodig hebt. Jij hebt zojuist echter heel duidelijk aangegeven dat een deal sluiten jou geen rust geeft; jij kunt en wilt de wijze waarop jij voor jouw gevoel wordt gechanteerd niet accepteren. Dit gevoel van onrecht prikkelt jou waardoor het niet goed gaat met jou als jij daaraan denkt.
Gelet op bovenstaande zijn wij tot de conclusie gekomen dat jij het voorstel niet accepteert en zelf geen tegenvoorstel zult doen. (…)”
1.10 Bij e-mail van 30 mei 2022 heeft verweerster aan klaagster meegedeeld, voor zover relevant:
“Ik merk dat in jouw zaak bepaalde handelingen moeizamer verlopen en ik in jouw zaak relatief veel tijd spendeer aan de wijze van communiceren; de communicatie verloopt in mijn ogen stroef. Meermaals geef jij aan dat jij mijn e-mails niet gemakkelijk kunt terugvinden in jouw telefoon en jij daardoor niet precies weet wat ik heb verstuurd. Wij bespreken de inhoud van de e-mails dan telefonisch. Dit maakt dat ik voor een handeling die normaal gezien sneller zou kunnen worden uitgevoerd langer bezig ben in jouw zaak en daardoor het aantal gewerkte uren in jouw zaak oploopt.
Gelet op bovenstaande adviseer ik jou nogmaals om na te gaan of het mogelijk is om ondersteund te worden door iemand voor wie het minder moeite kost om de communicatie (via e-mail) efficiënt en effectief te laten verlopen zodat iets snel kan worden afgewikkeld. Dit zou jou kosten kunnen besparen aangezien ik de door mij gewerkte tijd in rekening moet brengen bij jou, ook als dit een herhaling is van wat eerder al aan jou is medegedeeld of niet per se juridisch van aard is (en bijvoorbeeld met e-mailinstellingen/het opvragen van bankafschriften etc. te maken heeft).
Mocht het niet mogelijk zijn om (tot aan de zitting) iemand te vinden die jou hierbij kan ondersteunen dan verzoek ik jou om (eventueel samen met iemand) de instellingen van jouw telefoon/e-mail onder handen te nemen zodat jij gemakkelijker mijn e-mails kunt terugvinden in jouw e-mails, Ook vraag ik jou om mijn e-mails steeds in het geheel zorgvuldig door te nemen zodat jij niets over het hoofd ziet en ik e-mails niet meerdere keren hoef te versturen; zo kunnen wij de kosten in jouw zaak zo laag mogelijk houden.”
1.11 Op 6 juni 2022 heeft de advocaat van de ex-echtgenoot een aanvullend verzoek tot partneralimentatie ingediend.
1.12 Bij e-mail van 7 juni 2022 heeft verweerster klaagster inhoudelijk bericht naar aanleiding van het namens de ex-echtgenoot ingediende aanvullende verzoek, waarbij verweerster klaagster eveneens vraagt om extra informatie.
1.13 In een andere e-mail later die dag (om 18:24 uur) heeft verweerster klaagster, voor zover relevant, het volgende bericht:
“Morgen om 11:00 uur zullen wij op ons kantoor jouw zaak weer bespreken. Daarbij zullen wij ook extra aandacht besteden aan jouw vaste lasten. Ik heb van jou begrepen dat jouw vorige advocaat fouten heeft gemaakt, Om onduidelijkheid te voorkomen ontvang ik graag van jou een opsomming van al jouw huidige vaste lasten. Graag ontvang ik ook een bewijsstuk waaruit blijkt dat jij (nu) die vaste lasten hebt, zodat dit kan worden aangetoond indien zijn advocaat beweert dat jij die vaste lasten niet hebt.
Graag ontvang ik van jou tenminste een bankafschrift waaruit blijkt:
Woonlasten
(…)
Schulden
(…)
Auto
(…)
Andere vaste lasten
(…)
Tot slot heb jij aangegeven dat nu zijn advocaat gisteren aanvullend heeft verzocht om partneralimentatie ook jij wenst te verzoeken om partneralimentatie. Wij zullen deze wens morgen met elkaar bespreken. Ook zullen wij dan de mogelijkheid bespreken om (eventueel ter zitting) uitstel te vragen ten aanzien van de alimentatieverzoeken.”
1.14 Op 8 juni 2022 heeft verweerster aan klaagster een factuur met urenspecificatie gestuurd ten bedrage van € 9.018,64 inclusief BTW voor werkzaamheden in de maanden april en mei 2022.
1.15 Op 9 juni 2022 heeft verweerster voorafgaand aan de zitting namens klaagster bezwaar gemaakt bij de rechtbank tegen de (te) late indiening van het verzoek van de advocaat van de ex-echtgenoot. Verweerster heeft verder stukken overgelegd ter weerlegging van het verzoek van de ex-echtgenoot en zij heeft namens klaagster zelfstandig om partneralimentatie verzocht.
1.16 Op 9 juni 2022 om 10:40 uur heeft de mondelinge behandeling van de zaak van klaagster plaatsgevonden. In het proces-verbaal van de zitting is het volgende neergelegd, voor zover relevant:
“Rechter: de procedure is begonnen met een verzoek over echtscheiding en verdeling. De man heeft vervolgens een aanvullend verzoek ingediend over partneralimentatie. De vrouw heeft daar bezwaar tegen gemaakt, omdat het aanvullende verzoek te laat is ingediend. Ik zal de verzoeken over de partneralimentatie aanhouden. Ik heb geen kennis kunnen nemen van de stukken.
(…)
Rechter: ik ga de discussie over de verdeling en de partneralimentatie nu stopzetten. In het bericht van (…) vraag[t] mr. H(…) om stukken. (…) ik ga geen opdracht geven. Mr. H(…) is duidelijk geweest over welke stukken hij wil zien. Het is aan de vrouw om die stukken te overleggen of niet. (…) Over vier weken komt er een beschikking waarin ik de echtscheiding zal uitspreken en de beslissingen over de partneralimentatie en de verdeling zal aanhouden. Er zal een nieuwe zitting worden gepland.
De vrouw: ik word gechanteerd door de man. Hij jaagt mij op kosten door rechtszaken te starten. Hij procedeert met een toevoeging. (…) Ik heb de belastingaangiftes altijd twee jaar later gedaan. Over 2020 heb ik dit jaar pas aangifte gedaan. Ik verbaas mij erover dat de man vindt dat ik niet voldoende informatie geef.”
1.17 Die middag na de zitting (bij e-mail van 9 juni 2022) heeft verweerster aan klaagster bevestigd wat er op de zitting en rondom de zitting is besproken en gebeurd. Verweerster schrijft klaagster in dat verband onder meer:
“Na de zitting heb ik gesproken met zijn advocaat. (...) Zijn advocaat bleef hameren op dat hij extra stukken van jou wilde en ik heb uitgelegd dat alle stukken die gebruikelijk zijn al zijn ingediend. Hij had bepaalde stukken die ik had ingediend (ook tijdens 25 mei 2022) over het hoofd gezien en een paar keer toegegeven dat hij niet wist dat die stukken waren ingediend (bijvoorbeeld saldo op peildatum). Hij bleef hameren dat hij stukken van jou wilde zien en ik heb hem erop gewezen dat de man degene is die de verdelingszaak is gestart maar zelf nog helemaal niets heeft overgelegd. De afspraak is gemaakt dat zijn advocaat de financiële stukken van zijn cliënt gaat opsturen aan mij.
1.18 Bij e-mail van 14 juni 2022 heeft verweerster zich aan de zaak van klaagster onttrokken. Zij schrijft klaagster in dat verband:
“Ik heb jou vanochtend gebeld om het navolgende te bespreken.
Ik heb aangegeven dat ik jouw e-mails heb ontvangen en dat het beter is om de samenwerking met elkaar te verbreken. Wij hadden over en weer bepaalde verwachtingen bij onze samenwerking en wij kunnen nu constateren dat de praktijk anders is uitgepakt dan de verwachting.
Gedurende de procedure heb ik naar eer en geweten geprobeerd om jou zo goed mogelijk bij te staan. Jij hebt twijfels over de gekozen strategie en ook over de wijze waarop de zaak verder moet worden aangepakt; er is een verschil van inzicht over de strategie (na de afgelopen zitting).
Verder heb ik jou uitgelegd dat ik het heftig vond dat zijn advocaat tijdens de zitting onwaarheden heeft verteld over de wijze waarop tussen de advocaten uitstel is verzocht. Ik heb ter zitting daarop gereageerd en aan de rechter duidelijk gemaakt dat hetgeen zijn advocaat zei onwaar was. Zijn advocaat is daar toen op teruggekomen.
Jij ziet zijn advocaat als een 'duivel' die moet worden aangepakt door 'zijn eigen soort'. Gelet op de (soms) moeizame communicatie tussen ons, het verschil van inzicht met betrekking tot de gekozen en nog te kiezen strategie, de proceshouding van (de advocaat van) [de ex-echtgenoot], de inschatting dat dit een zeer langdurig/kostbare procedure dreigt te worden en de algehele sfeer rondom deze zaak verstandiger is om op zoek te gaan naar een andere advocaat die beter past bij hetgeen jij wenst voor de behandeling van jouw zaak.
Wij hebben besproken dat jij uiterlijk vrijdag 17 juni a.s. de nog openstaande nota van € 9.018,64 zult betalen voor de werkzaamheden van april en mei 2022. Ik zal dan de betaling van de werkzaamheden van 1 juni tot op heden kwijtschelden zodat jij daar niet voor hoeft te betalen, onder de voorwaarde dat ik of mijn kantoorgenoten geen inhoudelijke werkzaamheden meer zal verrichten in jouw zaak. Indien jij niet dan wel niet tijdig betaalt dan zal ik het volledig bedrag bij jou in rekening moeten brengen.
De rechtbank heeft de tussenbeschikking ingepland op 7 juli a.s. Ik verzoek jou om vóór donderdag 7 juli a.s. aan mij door te geven wie jou nieuwe advocaat is zodat ik mij kan onttrekken aan de zaak en jouw nieuwe advocaat zich kan stellen. Jouw nieuwe advocaat ontvangt dan de uitspraak van de rechtbank per post en kan deze dan met jou bespreken.”
1.19 Bij e-mail van 5 juli 2022 heeft verweerster het volgende bericht aan klaagster gestuurd, voor zover relevant:
“Zoals besproken heb ik mij destijds onttrokken aan jouw zaak. Vanaf dat moment heb ik geen inhoudelijke werkzaamheden meer verricht in jouw zaak.
Ik heb jou destijds aangegeven dat indien de nota van € 9.018,64 tijdig zou worden betaald ik jouw dossier in juni 2022 in het geheel zou kunnen afsluiten en er geen aanvullende nota meer zou hoeven worden verstuurd voor de werkzaamheden die zijn verricht in juni 2022. Helaas heeft er geen tijdige betaling plaatsgevonden waardoor - zoals eerder aangegeven - het volledige bedrag (inclusief juni 2022) bij jou in rekening zal worden gebracht.
Het is mijn verwachting dat de boekhouding in de loop van de komende dagen jou een nota zal sturen voor de werkzaamheden verricht in juni 2022 met het verzoek tot betaling over te gaan. Ook is mijn verwachting dat de boekhouding jou zal aanmanen om de eerdere nota te betalen nu die betaaltermijn is verstreken en er nog geen betaling ten aanzien van die nota heeft plaatsgevonden.”
1.20 Bij beschikking van 13 juli 2022 heeft rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de beslissingen op de overige verzoeken aangehouden.
1.21 Op 9 augustus 2022 heeft verweerster een declaratie met urenspecificatie aan klaagster gestuurd ten bedrage van € 3.781,86 inclusief BTW voor werkzaamheden in de maanden juni en juli 2022. Hierop is het voorschot van € 2.843,50 in mindering gebracht, zodat een bedrag van € 938,36 inclusief BTW resteerde. Tevens is verzocht om betaling van de nog openstaande declaratie van 8 juni 2022.
1.22 Op 6 september 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft bij klaagster aangedrongen op betaling van de factuur van 8 juni 2022, terwijl zij slecht werk heeft geleverd, zelf heeft aangegeven de zaak niet meer aan te kunnen en de zaak onvoltooid was. Ook was het reeds betaalde voorschot nog niet in mindering gebracht op deze factuur;
b) verweerster heeft een aantal belangrijke stukken niet ingediend bij de rechtbank. Zij heeft onder meer geen stukken ingediend waaruit blijkt wat het vermogen was voordat partijen in het huwelijk traden en ook geen stukken waaruit blijkt welk vermogen er was op het moment dat de beperkte gemeenschap is ontbonden;
c) verweerster is vergeten in de procedure bij de rechtbank partneralimentatie aan te vragen voor klaagster;
d) verweerster heeft het verweerschrift te laat ingediend bij de rechtbank waardoor de rechter de behandeling van de zaak heeft aangehouden;
e) verweerster heeft excessief gedeclareerd door een bedrag van € 1.791,41 in rekening te brengen voor een brief aan de wederpartij in verband met het ophalen van textiel. Volgens klaagster staan deze kosten niet in verhouding tot de waarde van de textiel en daarmee het onderliggende belang; en
f) verweerster heeft tijdens het kennismakingsgesprek gezegd dat zij een meedogenloze pitbull-advocaat is die opgewassen zou zijn tegen de advocaat van de wederpartij. Verweerster is deze toezegging niet nagekomen en heeft zich uiteindelijk teruggetrokken omdat zij niet opgewassen was tegen de wederpartij.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De klacht gaat over de kwaliteit van verweersters dienstverlening aan klaagster. Bij de beoordeling van een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt, dient rekening te worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Bovendien is de advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt. Tot die professionele standaard behoort eveneens het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.
4.2 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a) en e)
4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor een gezamenlijke beoordeling en behelzen verwijten over de declaraties die verweerster voor haar werkzaamheden aan klaagster heeft gestuurd. Verweerster heeft volgens klaagster excessief gedeclareerd door op 14 april 2022 een bedrag van € 1.791,41 in rekening te brengen voor een brief aan de wederpartij in verband met het ophalen van textiel. Volgens klaagster staan deze kosten niet in verhouding tot de waarde van de textiel en daarmee het onderliggende belang. De declaratie is dan ook volkomen buitensporig. Volgens klaagster kwalificeren alle declaraties van verweerster als excessief. De kosten die verweerster in rekening heeft gebracht, staan niet in verhouding tot werkzaamheden, het resultaat en de kwaliteit van verweersters dienstverlening. Verder vindt klaagster het onbegrijpelijk en kwalijk dat verweerster heeft aangedrongen op betaling van de declaratie van 8 juni 2022, terwijl zij slecht werk heeft geleverd en zelf heeft aangegeven de zaak niet meer aan te kunnen. Klaagster moest betalen voor een niet voltooide zaak waarin verweerster bovendien geen resultaten heeft geboekt. Ook was het op 2 maart 2022 reeds betaalde voorschot nog niet in mindering gebracht op de declaratie van 8 juni 2022. Het is klaagster onduidelijk hoe dit voorschot is besteed. Verweerster heeft op 9 augustus 2022 nog een declaratie gestuurd waarop het voorschot in mindering is gebracht.
4.4 De voorzitter overweegt dat een advocaat op grond van gedragsregel 17 lid 1 bij het vaststellen van zijn declaratie, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een redelijk honorarium in rekening behoort te brengen. Daarbij moet een advocaat transparant zijn over zijn honorarium, de kosten en wijze van declareren. Anders dan klaagster stelt, is de voorzitter van oordeel dat verweerster aan deze vereisten heeft voldaan. Verweerster heeft bij aanvaarding van de opdracht op 22 maart 2022 een opdrachtbevestiging gestuurd met het door haar gehanteerde uurtarief en een plan van aanpak voor de behandeling van de zaak. Verweerster heeft periodiek declaraties verstuurd voorzien van urenspecificaties. Ook heeft verweerster doorlopend gewezen op de kosten die de behandeling van de zaak meebrachten en klaagster gewaarschuwd voor oplopende kosten en haar in overweging gegeven goed na te denken over de te nemen stappen met het oog op de kosten.
4.5 Over de hoogte van de declaraties heeft verweerster terecht betoogd dat ter zake van klaagsters verwijten hierover slechts ruimte is voor een marginale toets in die zin dat niet beoordeeld wordt of de declaratie juist is, maar slechts of sprake is van excessief declareren. Hierbij wegen alle omstandigheden van het geval mee, zoals de aard en complexiteit van de zaak, de met de zaak gepaard gaande (financiële) belangen en de verhouding tussen de in rekening gebrachte bedragen en de verrichte werkzaamheden. Van excessief declareren is de voorzitter op grond van de gedingstukken niet gebleken. Het aantal gedeclareerde uren staat in verhouding tot de overgelegde urenspecificaties van de door verweerster verrichte werkzaamheden. Van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aan klaagster in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, is onvoldoende gebleken.
4.6 Van ten onrechte aandringen op betaling van declaraties door verweerster is ook geen sprake. Blijkens het klachtdossier had de declaratie van 8 juni 2022 betrekking op de werkzaamheden van verweerster in april en mei 2022 en was de betaaltermijn op 14 dagen gesteld. Verweerster heeft onderbouwd toegelicht dat op deze declaratie het voorschot nog niet in mindering was gebracht, omdat er nog een factuur zou volgen voor de werkzaamheden die in juni 2022 zijn verricht, waaronder het aanvullend processtuk en de zitting, zodat verweerster het voorschot onder zich heeft gehouden met het oog op mogelijke volgende declaraties. Na de mondelinge behandeling op 9 juni 2022 en verweersters besluit om de samenwerking te beëindigen heeft verweerster aangeboden om de werkzaamheden in juni 2022 niet door te belasten. Aan dit voorstel waren de voorwaarden verbonden dat: (i) klaagster uiterlijk 17 juni 2022 de openstaande declaratie van 8 juni 2022 zou voldoen en (ii) verweerster dan wel haar kantoorgenoten geen inhoudelijke werkzaamheden meer hoefden te verrichten. lndien klaagster bereid zou zijn geweest om op dit voorstel in te gaan, was het voorschot terugbetaald aan klaagster dan wel verrekend met de factuur van 8 juni 2022, aldus verweerster. Zover is het niet gekomen, onder meer omdat er nog een inhoudelijk beroep is gedaan op verweerster en de factuur over juni 2022 niet tijdig was betaald. Verweerster heeft vervolgens op 9 augustus 2022 haar declaratie gestuurd voor de werkzaamheden in juni en juli 2022 en dit betrof haar einddeclaratie waarop het betaalde voorschot in mindering is gebracht. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij om zo te handelen en heeft verweerster over de wijze van declareren, de voldoening van de facturen en de betalingstermijnen geen onduidelijkheid laten bestaan. Evenmin heeft verweerster onduidelijkheid laten bestaan over de verrekening van het voorschot. Verweerster heeft derhalve niet verwijtbaar gehandeld door het voorschot pas bij de laatste factuur te verrekenen en niet al bij de declaratie van 8 juni 2022. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdelen a) en e) zijn daarmee kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b), c) en d)
4.7 Deze klachtonderdelen lenen zich vanwege hun onderlinge samenhang eveneens voor een gezamenlijke beoordeling en gaan over verweersters werkzaamheden ten behoeve van de procedure bij de rechtbank. Klaagster verwijt verweerster dat zij een aantal belangrijke stukken niet heeft ingediend bij de rechtbank. De kern van de zaak betrof het alimentatieverzoek van de ex-echtgenoot. Klaagsters boekhouder had verweerster in verband daarmee voorzien van informatie over het vermogen en het inkomen van klaagster. Verweerster heeft deze stukken echter niet bij de rechtbank ingediend. Verweerster heeft geen stukken ingediend waaruit blijkt wat het vermogen was voordat partijen in het huwelijk traden en geen stukken waaruit blijkt welk vermogen er was op het moment dat de beperkte gemeenschap is ontbonden. De opvolgend advocaat van klaagster heeft dit ook bevestigd. Verweerster is ook vergeten in de procedure bij de rechtbank partneralimentatie aan te vragen voor klaagster. Pas twee dagen voor de zitting ontdekte verweerster dat zij dit over het hoofd had gezien, ondanks het feit dat de ex-echtgenoot wel een verzoek tot partneralimentatie had gedaan. Klaagster heeft, anders dan haar ex-echtgenoot, geen eigen inkomen. Toen klaagster verweerster vroeg waarom ze geen partneralimentatie had aangevraagd, kon verweerster geen geloofwaardig of steekhoudend argument aandragen, behalve een vaag excuus over kostenbeperking. Als gevolg van verweersters handelwijze loopt klaagster partneralimentatie mis. Tijdens de zitting van 9 juni 2022 werd duidelijk dat verweerster het verweerschrift te laat had ingediend en dat belangrijke stukken ontbraken, hetgeen zelfs leidde tot aanhouding.
4.8 De voorzitter stelt voorop dat verweerster, zoals uit het toetsingskader volgt, veel vrijheid heeft met betrekking tot de wijze waarop zij een zaak behandelt en met de keuzes waar zij bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan, waarbij het werk wel dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweersters werkzaamheden niet aan deze professionele standaard voldeden.
4.9 Verweerster heeft allereerst terecht aangevoerd dat klaagster niet duidelijk heeft gemaakt welke relevante stukken of informatie verweerster heeft nagelaten in geding te brengen. Verweerster heeft toereikend toegelicht - en dit blijkt ook uit het klachtdossier - dat zij meerdere malen om documenten en/of informatie heeft gevraagd bij klaagster en dat zij ook rechtstreeks contact met de boekhouder van klaagster heeft gehad hierover. Verweerster heeft de voorhanden informatie namens klaagster bij de rechtbank ingediend. Op het moment van indiening (op 25 mei 2022 en 9 juni 2022) was er geen andere relevantie informatie voorhanden. Zo heeft klaagster ter zitting zelf verklaard dat zij haar belastingaangiften altijd twee jaar later indient (zie het proces-verbaal van de zitting van 9 juni 2022, weergegeven onder rov. 1.16). Deze stukken waren dus nog niet voorhanden en kon verweerster niet indienen. Dit valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten.
4.10 De advocaat van de ex-echtgenoot had op de zitting van 9 juni 2022 aangegeven dat hij bepaalde stukken nog wilde ontvangen. Daarbij vroeg hij volgens verweerster ook om stukken die al in zijn bezit waren. Dat dit zo is volgt afdoende uit de e-mail van verweerster aan klaagster na afloop van de zitting van 9 juni 2022, waarin verweerster schrijft “Hij (RvD: de advocaat van de ex-echtgenoot) had bepaalde stukken die ik had ingediend (…) over het hoofd gezien en een paar keer toegegeven dat hij niet wist dat die stukken waren ingediend (…).” Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat ook de rechter het verzoek van de wederpartij om klaagster te verzoeken tot het overleggen van stukken heeft afgewezen. Dit volgt uit het proces-verbaal van de zitting, waarvan de relevante passages zijn weergegeven in rov. 1.16. Verder blijkt uit de brief van verweerster van 25 mei 2022 (rov. 1.8) dat verweerster in de procedure bij de rechtbank aan de hand van stukken heeft beschreven wat het vermogen was voordat partijen in het huwelijk traden, wat het vermogen gedurende het huwelijk was en wat het vermogen ten tijde van het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding was. Dat hierbij bepaalde relevante stukken - die wel voorhanden waren - ten onrechte niet zijn overgelegd is de voorzitter niet gebleken.
4.11 Het de voorzitter evenmin gebleken dat verweerster vergeten is in de procedure bij de rechtbank partneralimentatie te vragen voor klaagster. Verweerster heeft toereikend toegelicht dat op het moment dat zij de zaak had overgenomen de processtukken al waren ingediend en klaagster in afwachting van een zittingsdatum was. Verweerster heeft toen in overleg met klaagster besloten om de focus te leggen op de verdeling van de beperkte gemeenschap en geen verzoek tot partneralimentatie in te dienen. Dit heeft verweerster aan klaagster bevestigd bij e-mail van 9 mei 2022, weergegeven onder rov. 1.7. Op verzoek van klaagster is uiteindelijk voorafgaand aan de zitting op 9 juni 2022 alsnog een aanvullend verzoek tot partneralimentatie ingediend, waarvan de rechtbank de behandeling heeft aangehouden. Verweerster is derhalve niet vergeten een verzoek tot partneralimentatie in te dienen, maar heeft er in overleg met klaagster voor gekozen dit in eerste instantie niet te doen. Van klachtwaardig handelen is derhalve geen sprake.
4.12 Tot slot is naar het oordeel van de voorzitter niet komen vast te staan dat verweerster haar verweerschrift met aanvullende stukken te laat had ingediend en dat dit leidde tot aanhouding van de zitting. Verweerster heeft onderbouwd toegelicht dat zij op 25 mei 2022 een aanvullende brief met aanvullende stukken namens klaagster bij de rechtbank had ingediend en dat deze stukken tijdig waren ingediend, maar dat de advocaat van de ex-echtgenoot vervolgens enkele dagen voor de zitting op 6 juni 2022 en daarmee te laat een aanvullend verzoek tot partneralimentatie had ingediend. In de dagen die daarop volgden, heeft verweerster bij klaagster verzocht om aanvullende informatie. Deze informatie is een dag voor de zitting (op 8 juni 2022) met klaagster besproken. Verweerster was nog in contact getreden met de advocaat van de ex-echtgenoot om de zitting uit te stellen. Toen uitstel niet mogelijk bleek, heeft zij op 9 juni 2022 bij de rechtbank bezwaar gemaakt tegen het late indienen van het verzoek tot partneralimentatie en tevens stukken overgelegd ter weerlegging van het verzoek van de ex-echtgenoot en namens klaagster een zelfstandig verzoek om partneralimentatie ingediend. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster in deze omstandigheden gehandeld zoals dat van een redelijk handelend advocaat kon worden verwacht en valt haar geen tuchtrechtelijk verwijt te maken van het feit dat de rechter de behandeling tijdens de zitting had aangehouden. Gelet op deze feiten en omstandigheden zijn klachtonderdelen b), c) en d) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f)
4.13 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij tijdens het kennismakingsgesprek met klaagster heeft gezegd dat zij een meedogenloze pitbull-advocaat is en opgewassen was tegen de advocaat van de ex-echtgenoot. Zij had benadrukt dat de vorige advocaat van klaagster geen effectieve strategie had gehanteerd en belangrijke zaken niet tijdig had opgemerkt, en verzekerde klaagster dat dit onder haar leiding nooit zou gebeuren. De realiteit bleek volgens klaagster anders te zijn. Verweerster ondernam pas actie wanneer de advocaat van de ex-echtgenoot dat deed, en ook nog met zichtbare stress. Haar aanvankelijke beloften over haar kwaliteiten en strategische aanpak bleek verweerster in de praktijk niet te kunnen waarmaken. Verweerster heeft zich uiteindelijk teruggetrokken, omdat zij niet tegen de wederpartij was opgewassen. Er is volgens klaagster sprake van misleiding, omdat verweerster zich anders heeft voorgedaan dan zij in werkelijkheid was en verwachtingen heeft gewekt die zij niet heeft waargemaakt.
4.14 De voorzitter volgt klaagster niet in dit standpunt en overweegt hiertoe het volgende. Uit het klachtdossier is niet gebleken dat verweerster onduidelijkheid heeft laten ontstaan over haar werkwijze, haar rol als advocaat en hetgeen zij klaagster kon bieden. Verweerster heeft klaagster gedurende haar bijstand meermaals gewezen op hetgeen zij van haar kon verwachten. Dat het resultaat klaagster is tegengevallen, maakt niet dat verweerster haar werk niet goed heeft gedaan. Evenmin is gebleken dat verweerster verwachtingen bij klaagster heeft geschept die zij niet kon waarmaken. Het stond verweerster verder vrij om de samenwerking met klaagster te beëindigen omdat de verwachtingen over de behandeling van de zaak niet meer overeenkwamen. Ook dit heeft verweerster op zorgvuldige wijze gedaan. Ook al hetgeen klaagster in repliek nog naar voren heeft gebracht leidt de voorzitter niet tot een ander oordeel. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken. Klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond.
4.15 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2025.

Griffier Voorzitter


verzonden op: 24 februari 2025