ECLI:NL:TADRAMS:2025:233 Raad van Discipline Amsterdam 25-365/A/A 25-366/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:233
Datum uitspraak: 22-12-2025
Datum publicatie: 30-12-2025
Zaaknummer(s):
  • 25-365/A/A
  • 25-366/A/A
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klachten van advocaten over advocaten (over en weer) zijn deels niet-ontvankelijk wegens gebrek aan rechtstreeks belang en deels ongegrond. Uitgangspunt is dat ook in tuchtrechtelijke aangelegenheden waarheidsvinding prevaleert en daardoor relevante informatie niet snel buiten beschouwing zal worden gelaten. De raad ziet geen aanleiding of bijzondere omstandigheden op grond waarvan anders zou moeten worden geoordeeld. Dat mr. DW zich toegang heeft verschaft tot de WhatsAppconversatie van mr. K, en deze informatie vervolgens heeft ingebracht in de procedures, wordt naar het oordeel van de raad gerechtvaardigd door de (uit deze informatie volgende) handelswijze van mr. K en de inhoud van de aangetroffen WhatsAppgesprekken. Dat mr. DW hiermee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, is de raad niet gebleken. Daarnaast is naar het oordeel van de raad geen sprake van het door mr. K doen van uitlatingen die het vertrouwen in de advocatuur hebben geschaad. De raad weegt hier met name in mee dat mr. K de betreffende uitlatingen in besloten kring en daarmee niet in de openbaarheid heeft gedaan en dat het nooit de bedoeling (van mr. K) is geweest om de uitlatingen op enige wijze in de openbaarheid te laten komen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 december 2025
in de zaken 25-365/A/A en 25-366/A/A
naar aanleiding van de klachten van:

in 25-365/A/A

klagers
gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius

over:

verweerder
gemachtigde: mr. G.J. Kemper


in 25-366/A/A

klagers
gemachtigde: mr. G.J. Kemper

over:

verweerder
gemachtigde: mr. N.A.M.E. Fanoy

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 juni 2024 hebben klagers in zaaknummer 25-366A/A bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder mr. DW.
1.2 Op 29 oktober 2025 hebben klagers in zaaknummer 25-365/A/A bij de deken een klacht ingediend over verweerder mr. K.
1.3 Op 12 juni 2025 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 2353317/JS/KV en 2385903/JS/KV van de deken ontvangen.
1.4 De klachten zijn behandeld op de zitting van de raad van 10 november 2025.
1.5 Daarbij waren klager 4 inzake 25-365/A/A, tevens verweerder inzake 25-366/A/A (hierna: mr. K) met zijn gemachtigden mr. Roest Crollius en mr. Fanoy aanwezig.
1.6 Daarnaast waren klager 2 inzake 25-366/A/A, tevens verweerder inzake 25-365/A/A (hierna: mr. DW), met zijn gemachtigde mr. Kemper aanwezig.
1.7 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde klachtdossiers en van de bijlagen 1 tot en met 4 zoals genoemd op de inventarislijsten bij de aanbiedingsbrieven . Ook heeft de raad kennisgenomen van een nagezonden e-mailbericht van 4 november 2025 van de gemachtigde mr. Kemper.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klachten gaat de raad, gelet op de klachtdossiers en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Mr. K heeft van 1 april 2020 tot 1 maart 2023 als advocaat gewerkt bij kantoor V (tevens klager 1 inzake 25-366/A/A).
2.3 Mr. DW was enig aandeelhouder van kantoor V.
2.4 In de periode van medio 2022 tot begin 2023 zijn er gesprekken over een mogelijke fusie gevoerd tussen kantoor V en een ander advocatenkantoor, kantoor HL (tevens klager inzake 25-365/A/A).
2.5 Per 1 maart 2023 is mr. K samen met zijn collega’s mr. F en mr. H overgestapt van kantoor V naar kantoor HL.
2.6 Mr. DW bleef als enige advocaat werkzaam bij kantoor V.
2.7 Per 1 april 2023 is mr. DW ook overgestapt naar een ander advocatenkantoor (hierna: kantoor B).
2.8 Na beëindiging van het dienstverband van mr. K heeft mr. DW beschikking gekregen over de inhoud van Whatsapp-berichten van mr. K. De inhoud van deze Whatsapp-berichten is door mr. DW gebruikt in civiele procedures tegen voormalige cliënten van kantoor V, en in een civiele procedure tegen mr. K.
2.9 In één van de door mr. DW aangetroffen WhatsAppberichten van mr. K staat dat mr. K op 11 maart 2023 aan een andere advocaat (hierna: mr. E) heeft geschreven: “Ik zit ook bij nieuw kantoor sinds maart. (…) Hebben een officiële coupe gepleegd. (…) Iedereen weg, behalve [mr. DW]. Die zit nu in z’n eentje aan z’n ballen te krabben (…)”.
2.10 Op 14 juni 2023 hebben kantoor V en mr. DW een klacht tegen mr. K ingediend.
2.11 Op 14 juli 2023 heeft mr. K aangifte gedaan van computervredebreuk.
2.12 De op 14 juni 2023 door kantoor V en mr. DW ingediende klacht is op 9 januari 2024 door hen weer ingetrokken, waarbij door partijen werd aangegeven dat er tussen hen een regeling was getroffen.
2.13 Op 27 juni 2024 hebben kantoor V en mr. DW (alsnog) een klacht tegen mr. K ingediend. Dit betreft de onderhavige klacht in klachtzaak 25-366/A/A. In het kader van die klachtzaak is de inhoud van de onder 2.8 genoemde Whatsapp-berichten gevoegd.
2.14 In een dagvaarding van 2 mei 2024 hebben de BV en de Holding van mr. DW, mr. K gedagvaard wegens onder meer het onbetaald laten van gefactureerde werkzaamheden. Er is in de procedure gevorderd voor recht te verklaren dat mr. K aansprakelijk is voor de door kantoor V geleden omzetschade en mr. K te veroordelen tot het vergoeden van de schade.
2.15 Op 29 november 2024 heeft in deze procedure tegen mr. K bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
2.16 Kantoor V is ontbonden en per 2 januari 2025 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2.17 In een vonnis van 13 maart 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat mr. K jegens kantoor V onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de omzetschade die kantoor V ten gevolge van dat handelen van mr. K heeft geleden. Ten aanzien van de door mr. DW overgelegde Whatsappberichten van mr. K heeft de kantonrechter overwogen dat deze als bewijs mochten worden toegelaten. In het vonnis staat, voor zover relevant:
“[Mr. DW] heeft ter onderbouwing van een deel van de vorderingen whatsapp-berichten van [mr. K] overgelegd. Terecht heeft [mr. K] aangevoerd dat deze berichten op onrechtmatige wijze zijn verkregen. Hij had ten aanzien van deze berichten een redelijke verwachting van privacy en [kantoor V] mocht zich daar niet zonder meer toegang toe verschaffen. Of de berichten vanaf een werkcomputer toegankelijk waren of niet, is daarvoor niet relevant. Het uitgangspunt is echter dat ook onrechtmatig verkregen bewijs als bewijs kan worden toegelaten. Vanwege het belang bij waarheidsvinding ziet de kantonrechter geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. (…) De whatsappberichten worden daarom als bewijs toegelaten.(…)”
2.18 Op 29 oktober 2025 hebben klagers in zaaknummer 25-365/A/A een klacht bij de deken ingediend over mr. DW.

3 KLACHTEN
3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klagers verwijten verweerder mr. DW in zaaknummer 25-365/A/A dat hij:
a) zich op onrechtmatige wijze op verschillende momenten bewust toegang heeft verschaft tot vertrouwelijke communicatie van mr. K en van mr. H met derden;
b) deze vertrouwelijke communicatie, die geheel of gedeeltelijk geheimhoudersinformatie omvat, heeft gebruikt in verschillende procedures tegen klager mr. K en tegen cliënten van kantoor HL.
3.3 Klagers verwijten verweerder mr. K in zaaknummer 25-366/A/A dat hij:
a) facturen van kantoor V voor cliënten waarvoor mr. K tijdens zijn dienstverband werkzaamheden verrichte, ondanks herhaald verzoek, niet heeft geïnd en deze cliënten zelfs actief heeft geadviseerd de facturen niet te betalen;
b) zonder overleg en/of toestemming kortingen heeft toegepast op facturen van kantoor V en uren heeft afgeboekt in dossiers die mr. K namens kantoor V behandelde;
c) met cliënten van kantoor V een zakelijke relatie heeft laten bestaan, waarbij hij heeft geïnvesteerd in (vennootschappen van) cliënten en tegen (rechtstreekse) betaling (concurrerende) diensten voor deze cliënten heeft verricht, terwijl hij dit voor kantoor V verborgen heeft gehouden.
d) zich tegenover cliënten en collega's negatief heeft uitgelaten over mr. DW en heeft gepocht dat hij "een coup heeft gepleegd".
3.4 De raad zal hierna op de klachtonderdelen in beide zaaknummers ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerders hebben tegen de klachten verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op deze verweren ingaan.

5 BEOORDELING
Zaaknummer 25-365/A/A
Rechtstreeks belang klagers 1, 2 en 3?
5.1 Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om te klagen.
5.2 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder terecht aangevoerd dat klagers 1 tot en met 3 geen rechtstreeks belang hebben bij de klacht. Dat het kantoor HL en haar partners mrs. VV en DJ (respectievelijk klagers 1, 2 en 3) schade zouden hebben geleden als gevolg van het vermeend verwijtbaar tuchtrechtelijk handelen van mr. DW, is door hen onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat de aan mr. DW verweten gedragingen (ook) negatief effect op het kantoor HL en haar partners zouden hebben gehad, is hiervoor onvoldoende. Dit geldt eveneens voor de stelling van klagers dat kantoor HL genoodzaakt was maatregelen te treffen om te voorkomen dat vertrouwelijke kantoorinformatie voor derden toegankelijk zou worden en dat dit alles tot financiële schade voor kantoor HR en daarmee haar aandeelhouders, zou hebben geleid. Klagers 1, 2 en 3 hebben hiervoor geen concrete onderbouwing aangevoerd, waardoor niet valt in te zien op welke wijze zij rechtstreeks in hun belang zouden zijn geraakt door het handelen van mr. DW.
5.3 De raad concludeert op grond van het voorgaande dat klagers 1, 2 en 3 bij gebrek aan rechtstreeks belang niet-ontvankelijk zijn in hun klacht tegen mr. DW.
5.4 Nu het rechtstreeks belang van klager 4, mr. DW, niet wordt betwist en naar het oordeel van de raad ook voldoende blijkt, zal de raad hierna verder gaan met een inhoudelijke beoordeling van de klacht van mr. K tegen mr. DW in zaaknummer 25-365.
Klachtonderdelen a) en b)
5.5 De raad ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en b) samenhang en daarmee aanleiding voor een gezamenlijke beoordeling.

Toetsingskader
5.6 Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook (volledig) gelden wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, terwijl er wel voldoende aanknopingspunten zijn tussen (i) de gedraging waarvan hem een verwijt wordt gemaakt en (ii) de uitoefening van het beroep van advocaat. Zijn die aanknopingspunten er niet, of niet voldoende, dan beoordeelt de tuchtrechter slechts of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
5.7 Mr. K verwijt mr. DW dat hij zich na het vertrek van mr. K op onrechtmatige wijze toegang heeft verschaft tot vertrouwelijke communicatie in de vorm van WhatsAppgesprekken die mr. K met onder meer cliënten van kantoor HL heeft gevoerd. Deze onrechtmatig verkregen communicatie heeft mr. DW in verschillende procedures ingebracht. Ondanks herhaalde waarschuwingen en verzoeken om het gebruik van deze vertrouwelijke informatie te staken, heeft mr. DW zijn handelswijze voortgezet. Hiermee heeft mr. DW bewust en meermaals verschillende wettelijke verplichtingen en fundamentele beginselen van de advocatuur geschonden. De toelaatbaarheid van bewijs in een civiele procedure staat los van de vraag of een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij het verkrijgen van die informatie. Mr. DW had bij eerste kennisname van de communicatie adequaat moeten reageren door onmiddellijk te stoppen en mr. K te informeren, in plaats van over te gaan tot structureel monitoren van de gesprekken. In ieder geval had mr. DW de deken behoren te raadplegen alvorens zich op de informatie te beroepen. De communicatie betreft (ook) geheimhouderscommunicatie.
5.8 De raad stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier vast dat mr. DW via een werkcomputer van de WhatsAppcommunicatie van mr. K heeft kennisgenomen. Op basis van de inhoud van die communicatie heeft mr. DW geconstateerd dat mr. K onrechtmatig jegens hem en zijn kantoor V zou hebben gehandeld. Dit heeft mr. DW, in zijn hoedanigheid als getroffen kantoorgenoot en enig aandeelhouder van kantoor V, aanleiding gegeven om deze informatie “live” te volgen, hiervan screenshots te maken en deze informatie in te brengen in procedures jegens mr. K. De raad ziet in de mr. DW verweten gedragingen geen aanknopingspunten met de uitoefening van zijn beroep als advocaat. De raad dient daarom te beoordelen of mr. DW, door zich toegang te verschaffen tot de hiervoor genoemde informatie en het inbrengen van deze informatie, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
5.9 De raad weegt in deze beoordeling mee dat de kantonrechter bij vonnis van 13 maart 2025 heeft overwogen dat de door mr. DW ingebrachte informatie weliswaar onrechtmatig is verkregen, maar dat deze informatie wel in de beoordeling mocht worden betrokken. Of de berichten vanaf een werkcomputer zijn verkregen, is daarbij volgens de kantonrechter irrelevant. Het onrechtmatig handelen van mr. K zou immers niet aan het licht zijn gekomen wanneer mr. DW geen kennis had kunnen nemen van de gewisselde berichten en mr. DW was niet in staat om langs andere weg dat handelen en het onrechtmatige karakter daarvan aan te tonen. Het belang van de waarheidsvinding staat met andere woorden voorop.
5.10 Voor het gebruik van de hiervoor bedoelde WhatsAppcommunicatie van mr. K in deze tuchtrechtelijke klachtprocedure geldt naar het oordeel van de raad hetzelfde. Het (vermeend kwalijk) handelen van mr. K blijkt uit de berichtenwisseling en kon alleen aangetoond worden door de betreffende WhatsAppberichten in te brengen. De raad neemt hierbij de relevante tuchtrechtelijke jurisprudentie over dit onderwerp tot uitgangspunt. Hieruit volgt dat het aan de rechter in de onderliggende procedure(s) is voorbehouden om, indien de wederpartij tegen overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid daarvan, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de door de wijze van verkrijging gemaakte inbreuk op de rechten van de partij die zich tegen de overlegging verzet en het gewicht van het belang dat de andere partij, gelet op de inhoud van het stuk, heeft bij die overlegging. Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in het geding brengt, handelt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het algemeen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.11 Uitgangspunt is aldus dat ook in tuchtrechtelijke aangelegenheden waarheidsvinding prevaleert en daardoor relevante informatie niet snel buiten beschouwing zal worden gelaten. De raad ziet in het onderhavige geval geen aanleiding of bijzondere omstandigheden op grond waarvan anders zou moeten worden geoordeeld. Dat mr. DW zich toegang heeft verschaft tot de WhatsAppconversatie van mr. K, en deze informatie vervolgens heeft ingebracht in de procedures, wordt naar het oordeel van de raad gerechtvaardigd door de (uit deze informatie volgende) handelswijze van mr. K en de inhoud van de aangetroffen WhatsAppgesprekken. Dat mr. DW hiermee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, is de raad niet gebleken.
5.12 De klachtonderdelen a) en b) zijn gelet op het voorgaande ongegrond.
Zaaknummer 25-366/A/A
Ontvankelijkheid kantoor V
5.13 De raad stelt vast dat kantoor V is ontbonden en per 2 januari 2025 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Kantoor V bestaat kort gezegd niet meer. De klacht tegen mr. K is op 29 oktober 2025 door kantoor V en mr. DW ingediend. Zoals door mr. K terecht is aangevoerd kan een niet bestaande partij geen klacht indienen, laat staat dat voor een niet bestaande partij nog sprake kan zijn van een rechtstreeks belang bij (de voortzetting van de behandeling van) de klacht.
5.14 De raad is gelet op voornoemde omstandigheden van oordeel dat kantoor V als gevolg van de ontbinding en bij gebrek aan rechtstreeks belang niet-ontvankelijk is in haar klacht jegens mr. K. De klacht van kantoor V wordt daarom in alle klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaard.
Ontvankelijkheid mr. DW
5.15 De raad stelt verder vast dat de klachtonderdelen a), b) en c) zien op het vermeend verwijtbaar handelen door mr. K, als werknemer van kantoor V, jegens kantoor V.
5.16 In zijn hoedanigheid als voormalig bestuurder en aandeelhouder van kantoor V zou naar het oordeel van de raad hoogstens kunnen worden betoogd dat mr. DW een afgeleid belang bij deze klachtonderdelen heeft. Van het bestaan van een rechtstreeks belang van mr. DW bij deze klachtonderdelen is in ieder geval geen sprake en dit is door mr. DW ook niet gesteld.
5.17 Nu ook het afgeleide belang bij deze klachtonderdelen door mr. DW verder niet nader is onderbouwd of geconcretiseerd, is de raad van oordeel dat mr. DW, eveneens bij gebrek aan rechtstreeks belang, niet-ontvankelijk is voor wat betreft de klachtonderdelen a), b) en c).
5.18 De raad komt gelet op het voorgaande alleen ten aanzien van klachtonderdeel d) voor wat betreft klager 2, mr. DW, aan een inhoudelijke beoordeling toe.
Inhoudelijke beoordeling klachtonderdeel d)
5.19 De verwijten in klachtonderdeel d) zien op de door mr. K op 11 maart 2023 gedane uitlatingen die hij per Whatsapp heeft gedaan in zijn contact met vrienden. Mr. K heeft in deze berichten geschreven dat hij (jegens kantoor V en mr. DW) “een coupe heeft gepleegd”, dat “iedereen weg is, behalve mr. DW, die nu in zijn eentje aan z’n ballen zit te krabben.”
5.20 De raad begrijpt dat de weinig fraaie uitlatingen van mr. K over mr. DW, mr. DW niet welgevallig zijn. Van het door mr. K doen van uitlatingen die het vertrouwen in de advocatuur hebben geschaad, is echter naar het oordeel van de raad geen sprake. De raad weegt hier met name in mee dat mr. K de betreffende uitlatingen in besloten kring en daarmee niet in de openbaarheid heeft gedaan en dat het nooit de bedoeling (van mr. K) is geweest om de uitlatingen op enige wijze in de openbaarheid te laten komen.
5.21 Klachtonderdeel d) is ongegrond.


BESLISSING
De raad van discipline:
Zaaknummer 25-365/A/A
- verklaart klagers 1, 2 en 3 niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a) en b);
- verklaart de klachtonderdelen a) en b) ongegrond ten aanzien van klager 4;

Zaaknummer 25-366/A/A
- verklaart klager 1 niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a), b), c) en d);
- verklaart klager 2 niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a), b) en c);
- verklaart klachtonderdeel d) ten aanzien van klager 2 ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 22 december 2025