ECLI:NL:TADRAMS:2025:218 Raad van Discipline Amsterdam 25-728/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:218 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 24-11-2025 |
| Datum publicatie: | 05-12-2025 |
| Zaaknummer(s): | 25-728/A/A |
| Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
| Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
| Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht is niet-ontvankelijk vanwege een (niet verschoonbare) termijnoverschrijding. Technologische ontwikkelingen, zoals AI, vormen geen bijzondere omstandigheid om de termijnoverschrijding verschoonbaar te maken (vgl. Raad van Discipline Amsterdam 11 november 2024, ECLl:NL:TADRAMS:2024:191). |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 november 2025
in de zaak 25-728/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van met kenmerk 2385620/JS/FS, door de raad ontvangen op 22 oktober 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster (voorheen handelend onder een andere naam) is een bedrijf dat handelt
in verschillende lifestyle producten. De heer G (hierna: G) is directeur grootaandeelhouder
van klaagster.
1.2 Tot februari 2010 verhandelde klaagster producten die de stof melatonine
bevatten. In oktober 2008 is op Schiphol een voor klaagster bestemde zending tabletten
in beslagenomen. Op 25 februari 2010 heeft daarop een doorzoeking van het bedrijfspand
en de woning van G plaatsgevonden, waarbij potjes met tabletten in beslag zijn genomen.
Vervolgens is G gedagvaard voor de politierechter voor onder meer (het feitelijk leidinggeven
aan) de invoer van en handel in melatoninetabletten in de periode van 6 oktober 2008
tot en met 25 februari 2010, zonder dat hij over een handelsvergunning beschikte.
Daarop hebben klaagster en G de handel in melatonine met onmiddellijke ingang gestaakt.
1.3 De politierechter heeft de officier van justitie bij vonnis van 26 september
2012 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van G ten aanzien van de invoer
van en de handel in melatonine.
1.4 In 2015 hebben G en klaagster de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat)
gedagvaard voor de rechtbank Den Haag. Zij vorderden een verklaring voor recht dat
de Staat onrechtmatig jegens hen had gehandeld en een vergoeding van de door hen als
gevolg daarvan geleden schade. Verweerster heeft namens de Staat verweer gevoerd tegen
de vorderingen van G en klaagster.
1.5 Op 27 juli 2016 heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Staat onrechtmatig
had gehandeld jegens G. De gevorderde verklaring voor recht is afgewezen. De vordering
tot vergoeding van schade is ook door de rechtbank afgewezen.
1.6 Klaagster en G hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Bij dit hoger
beroep (en de daarna volgende cassatieprocedure bij de Hoge Raad) is verweerster niet
meer als advocaat betrokken geweest. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank
bekrachtigd. Ook een procedure bij de Hoge Raad heeft niet tot een ander oordeel geleid.
1.7 Op 27 oktober 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerster - kort gezegd - dat zij in haar optreden voor de Staat klachtwaardig heeft
gehandeld door namens de Staat onrechtmatige handelingen te verdedigen. Hiermee is
volgens klaagster sprake van opzettelijke misleiding van de rechterlijke macht en
mogelijk ook valsheid in geschrifte.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Een klacht over een advocaat moet worden ingediend binnen drie jaar nadat
de klager op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn van de feiten waarover wordt
geklaagd (artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet). Het moet gaan om kennis die de
klager uit objectieve bronnen heeft verkregen. Als deze driejaarstermijn is verlopen
zonder dat klager een klacht heeft ingediend, vervalt in principe het recht om te
klagen. Dit is anders als klager pas na de driejaarstermijn over informatie beschikt
(en ook daar niet eerder over kon beschikken), die gaat over de gevolgen van het handelen
of nalaten waar de klacht over gaat. In dat geval vervalt het recht om te klagen één
jaar nadat klager van de informatie kennis heeft genomen (artikel 46g lid 2 Advocatenwet).
Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn
verschoonbaar zijn. Het gaat hier om een vervaltermijn die ambtshalve door de tuchtrechter
wordt toegepast.
4.2 De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op de bijstand van
verweerster aan de Staat in de procedure tegen klaagster en G die speelde in 2016
(vonnis is van 27 juli 2016). Verweerster heeft de Staat daarna niet meer bijgestaan
in deze zaak. Gelet op de vervaltermijn van drie jaar had klaagster gelet hierop uiterlijk
in 2019 haar klacht over verweerster moeten indienen. Klaagster heeft echter pas op
27 oktober 2024 en daarmee ver na afloop van de vervaltermijn haar klacht over verweerster
ingediend.
4.3 Klaagster stelt echter dat in dit specifieke geval de driejaarstermijn niet
van toepassing zou moeten zijn. Zij was destijds niet in staat om de impact van het
handelen en de doorwerking daarvan in latere rechtszaken volledig te doorgronden.
Dit is volgens klaagster pas recent aan het licht gekomen dankzij geavanceerd onderzoek
met behulp van Artificial Intelligence (AI). De voorzitter begrijpt dat klaagster
hiermee een beroep doet op bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding
verschoonbaar moet worden geacht. De voorzitter volgt klaagster niet in dit standpunt.
Technologische ontwikkelingen, zoals AI, vormen geen bijzondere omstandigheid om de
termijnoverschrijding verschoonbaar te maken (vgl. Raad van Discipline Amsterdam 11
november 2024, ECLl:NL:TADRAMS:2024:191).
4.4 Terzijde overweegt de voorzitter nog het volgende. Nog afgezien van het feit
dat klaagster niet rechtstreeks wordt getroffen door verweersters bijstand in procedures
waarin klaagster geen partij was, heeft verweerster gemotiveerd aangevoerd dat die
andere rechtszaken over melatonine, waarin verweerster namens de Staat optrad, zich
ook afspeelden in 2015 en bij klaagster bekend hadden kunnen zijn. De uitspraken zijn
gepubliceerd op rechtspraak.nl en konden door klaagster eenvoudig geraadpleegd worden.
Voor zover klaagster nog verwijst naar een uitspraak uit 2020, geldt dat verweerster
in die procedure niet als gemachtigde of als advocaat heeft opgetreden, zie Rechtbank
Amsterdam 14 mei 2020 ECLl:NL:RBAMS:2020:2976.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46g Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling
van de klacht komt de voorzitter gelet hierop niet toe.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a
Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 november 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 november 2025