ECLI:NL:TADRAMS:2025:21 Raad van Discipline Amsterdam 24-614/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:21 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 03-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-614/A/NH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 januari 2025
in de zaak 24-614/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 26 september 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. M. de Boorder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ss/2339384
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 september 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter
van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 3 oktober 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 december 2024. Daarbij
waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken
van 17 oktober 2024.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en dat hij ter zitting gehoord
wil worden. Verweerder wijst erop dat hij door de rechter niet als belanghebbende
is aangemerkt zoals dat ook volgt uit zijn nagezonden stukken, bestaande uit een proces-verbaal
van 23 augustus 2024 en een vonnis van 9 oktober 2024. Klager heeft zich daardoor
niet kunnen verweren tegen het zwartmaken door verweerder.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter
heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij
heeft de voorzitter ook meegewogen dat klager geen procespartij was in de procedure,
maar kwam de voorzitter tot het oordeel dat verweerder zich niet onnodig grievend
heeft uitgelaten. De raad onderschrijft dat oordeel.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025