ECLI:NL:TADRAMS:2025:183 Raad van Discipline Amsterdam 24-962/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:183 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 06-10-2025 |
| Datum publicatie: | 10-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | 24-962/A/A |
| Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
| Beslissingen: | Beslissing op verzet |
| Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 oktober 2025
in de zaak 24-962/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 3 februari 2025 op de klacht van:
klaagster
gemachtigde: De heer O.J. de Rooij
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 juli 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 23 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2359670/JS/BF
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 3 februari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en
gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (artikel 46j Advocatenwet) en daarnaast
gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard (artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet).
Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 maart 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. Op 1
juni 2025 zijn namens klaagster nagezonden stukken ingediend, die het voorgeschreven
aantal van 25 pagina’s overschreden. Aan klaagster(s gemachtigde) is meegedeeld dat
ter zitting zou worden beoordeeld of de stukken zouden worden geaccepteerd. Op 2 juni
2025 heeft de gemachtigde van klaagster een pleitnota toegezonden.
1.5 Het verzet is in eerste instantie behandeld op de zitting van de raad van
16 juni 2025. Daarbij waren klaagster met haar gemachtigde en verweerder aanwezig.
Tijdens de zitting is beslist dat de nagekomen stukken - ondanks hun omvang - werden
geaccapteerd. Deze stukken zijn aan het procesdossier toegevoegd.
1.6 Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van klaagster de voorzitter gewraakt.
Bij beslissing van 27 juni 2025 (kenmerk 25-397/DH/NH/W) heeft de wrakingskamer het
wrakingsverzoek afgewezen.
1.7 Het verzet is vervolgens opnieuw gepland op de zitting van 25 augustus 2025.
Ten behoeve van die zitting heeft klaagster op 19 augustus 2025 nagezonden stukken
ingediend. Bij e-mail van 21 augustus 2025 is aan klaagster meegedeeld dat deze stukken
gelet op het bepaalde in artikel 2.4 van het Procesreglement raden van discipline
niet aan het procesdossier werden toegevoegd, omdat deze te laat waren ingediend en
klaagster al tweemaal eerder (op 29 januari 2025 en 1 juni 2025) nagezonden stukken
had ingediend. Naar aanleiding van het bezwaar van klaagster hiertegen bij e-mail
van 22 augustus 2025, is klaagster meegedeeld dat op de zitting zou worden beslist
over het toelaten van de stukken. Verweerder heeft een afschrift van dit bericht
ontvangen.
1.8 Zowel klaagster met haar gemachtigde als verweerder waren op de zitting van
25 augustus 2025 aanwezig. Ter zitting is beslist dat de nagezonden stukken van 19
augustus 2025 werden geaccepteerd. Ook deze stukken zijn toegevoegd aan het procesdossier.
1.9 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift. Daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de hiervoor genoemde
nagezonden stukken.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Klaagster stelt dat de raad in verzet ex nunc toetst, hetgeen betekent dat
bij de beoordeling nieuwe feiten en omstandigheden mogen worden betrokken, waarop
de voorzitter geen acht heeft kunnen slaan. Klaagster heeft toegelicht waaruit de
nieuwe feiten bestaan.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat klaagster in haar stukken een groot aantal deeplinks
heeft opgenomen. Deze heeft de raad bij zijn beoordeling van het verzet buiten beschouwing
gelaten.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee
hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter
juist is.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 oktober 2025