ECLI:NL:TADRAMS:2025:180 Raad van Discipline Amsterdam 25-129/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:180 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 06-10-2025 |
| Datum publicatie: | 10-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | 25-129/A/A |
| Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
| Beslissingen: | Beslissing op verzet |
| Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 oktober 2025
in de zaak 25-129/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 7 april 2025 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 september 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2377729/JS/MV
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 april 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op 7 april 2025 verzonden aan partijen.
1.4 Op 2 mei 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 augustus 2025. Daarbij
waren klaagster en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
- het vooronderzoek door de deken voldoet niet aan de hieraan te stellen eisen,
- er is op een foutief onderzoeksobject gericht, zowel in het vooronderzoek als
bij de raad. Er wordt te veel nadruk gelegd op de procedure binnen de bank en de inbreng
van verweerder en niet op de klachtonderdelen en de daarbij aangedragen argumentatie,
- er heeft een onjuiste/onvolledige tuchtrechtprocedure plaatsgevonden en de
rechtsbeginselen van hoor en wederhoor zijn geschonden,
- er is onterecht gekozen voor een voorzittersbeslissing in plaats van een zitting
bij de raad,
- de voorzittersbeslissing ‘kennelijk ongegrond’ mist feitelijke grondslag,
- het belang van klaagster bij het zich houden door verweerder aan de kernwaarden
en gedragsregels bij het uitoefenen van een functie binnen de bank, wordt niet onderkend
door de voorzitter,
- de voorzitter heeft een onjuiste uitleg en toepassing gegeven van gedragsregel
10,
- de voorzitter heeft een onjuiste argumentatie (norm/maatstaf) gegeven bij het
afwijzen van de klacht over ongepast gedrag van verweerder.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3.2 In de beslissing van de voorzitter is de klacht als volgt omschreven. Klaagster verwijt verweerder klachtwaardig te hebben gehandeld door:
a) een functie te hebben uitgeoefend die onverenigbaar is met het beroep van advocaat;
b) ten opzichte van klaagster laakbaar te hebben gehandeld en zich niet altijd netjes te hebben gedragen.
3.3 Klaagster heeft de omschrijving van de klacht als volgt geherformuleerd:
a) De uitoefening van het beroep van advocaat is onverenigbaar met het uitoefenen
van de functie van Senior Legal Counsel (interim) (extern advocaat) bij ABN AMRO bank
N.V. | Legal | Complaintsmanagement (klachtenmanagement) te Amsterdam (Gedragsregel
10: Verenigbaarheid van activiteiten).
b) Er is sprake van laakbaar handelen (artikel 46 Advocatenwet) door verweerder
ten opzichte van klaagster, bij de wijze van uitoefening van zijn functie van Senior
Legal Counsel bij ABN AMRO Bank N.V. Verweerder houdt zich niet, c.q. kan zich niet
houden, aan bepaalde kernwaarden van de advocatuur. Hij gedraagt zich ook niet altijd
netjes.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klaagster heeft in het kader van het onderzoek naar de klacht uitdrukkelijk
bezwaar tegen de in 3.2 opgenomen klachtomschrijving gemaakt en de klacht geherformuleerd
zoals hiervoor is opgenomen in 3.3. De raad neemt laatstbedoelde klachtomschrijving
van klaagster over. Deze klachtomschrijving van klaagster is meer specifiek en in
zoverre meer accuraat. Wel betreft zij in de kern dezelfde punten als de klachtomschrijving
van de deken, waarvan ook de voorzitter is uitgegaan. De omvang van het beoordelingskader
is daarmee hetzelfde gebleven.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast
en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter
juist is.
4.4 De raad hecht er waarde aan nog het volgende te overwegen. Klaagster heeft
uitvoerig betoogd dat de bancaire gedragsregels (in het bijzonder de zorgplicht van
de bank) niet (steeds) te verenigen zijn met de in de advocatuur geldende normen en
waarden. Voor zover klaagster hierin al zou moeten worden gevolgd, brengt dit evenwel
niet mee dat verweerder, door (tijdelijk) de functie van Senior Legal Counsel bij
een bank te bekleden, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 oktober 2025