ECLI:NL:TADRAMS:2025:176 Raad van Discipline Amsterdam 25-565/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:176 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 29-09-2025 |
| Datum publicatie: | 06-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | 25-565/A/A |
| Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden |
| Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
| Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over verweerder in de hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Verweerder heeft met de wijze waarop hij heeft gehandeld als klachtenfunctionaris het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van
29 september 2025
in de zaak 25-565/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 augustus 2025 met kenmerk 2451558/JS/FS, door de raad ontvangen op 20 augustus 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager exploiteert een aannemingsbedrijf. Op 11 maart 2024 heeft klager een
intakegesprek gehad met mr. F, toen nog werkzaam bij het advocatenkantoor A (hierna:
het kantoor).
1.2 Op 12 maart 2024 heeft mr. F, met haar kantoorgenoot mr. S in de cc, klager
per e-mail bevestigd dat en onder welke voorwaarden de opdracht aanvaard werd. Zij
schrijft in die e-mail het volgende:
“Zoals gisteren besproken, zijn wij graag bereid te onderzoeken of er wat ons betreft
een redelijke kans van slagen is de deskundige aansprakelijk te houden voor het verstrekken
van een rapport dat niet op werkelijke feiten is gebaseerd en u hierover te adviseren.
We bespraken dat u in eerste instantie ons de relevante informatie en documenten wenst
te verstrekken, dat we die bestuderen en dat wij dan eerst een inschatting zullen
maken van uw kans op een succesvolle uitkomst en welke route u het beste kunt bewandelen.
Hieronder alvast enige informatie over ons kantoor, waaronder de voorwaarden waaronder
ons kantoor opdrachten aanvaardt.
Kosten
Ons kantoor brengt een uurtarief in rekening - afhankelijk van de advocaat die uw
zaak behandelt - van € 175,- voor een advocaat met enkele jaren ervaring tot € 345,-
voor partners (exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw). Mijn uurtarief bedraagt € 315,-
(ex). Ik pak zoals gezegd deze zaak graag op met een kantoorgenoot en ik heb [mr.
S] (cc) bereid gevonden deze zaak samen met mij op te pakken. Haar uurtarief ligt
een stuk lager en bedraagt € 215,- (ex). Werkzaamheden worden maandelijks gefactureerd
en voorzien van een specificatie. Het is vast kantoorbeleid om een voorschot te vragen.
In deze zaak vragen wij een voorschot van € 1000,- (exclusief 21% btw). Het voorschot
wordt verrekend met de laatste factuur na afronding van alle werkzaamheden. Indien
er een procedure dient te worden gestart, zal om een aanvullend voorschot worden verzocht.
Voor de volledigheid wijs ik op de bijgevoegde algemene voorwaarden, die onder andere
een beperking van de aansprakelijkheid inhouden en van toepassing zijn op alle werkzaamheden
van [het kantoor].
(…)
Mocht u nog vragen hebben naar aanleiding van het bovenstaande, dan verneem ik dat
graag.”
1.3 Bij e-mail van eveneens 12 maart 2024 heeft klager mr. F bericht dat hij
akkoord gaat met het voorstel van mr. F. Mr. S stond in de cc van het bericht.
1.4 Op 14 maart 2024 heeft mr. S aan klager een opdrachtbevestiging gestuurd,
waarin, onder meer, het volgende is opgenomen:
“Door middel van deze brief wordt de opdracht die u aan [het kantoor] heeft gegeven
bevestigd, en worden de toepasselijke (algemene) voorwaarden en tarieven vastgelegd.
Overeenkomst van opdracht
U heeft (een van de advocaten of medewerkers van) [het kantoor] opdracht gegeven
juridische diensten voor u te verlenen. Die opdracht wordt aanvaard en uitgevoerd
door [het kantoor], waardoor een overeenkomst van opdracht tussen u en [het kantoor]
tot stand komt.
(…)
Kosten
[Het kantoor] verricht haar werkzaamheden door het inzetten van één of meerdere
van de bij haar werkzame advocaten. [Het kantoor] declareert, tenzij anders overeengekomen,
op basis van uurtarief, gekoppeld aan de (door de desbetreffende advocaat) bestede
tijd. De uurtarieven van onze advocaten variëren van € 175,- tot € 345,- exclusief
6% kantooropslag en BTW, en kunnen per 1 januari van elk jaar worden aangepast.
Mijn huidige uurtarief in deze zaak is € 215,-. Het uurtarief van mijn collega,
[mr. F] is € 315,-. [Het kantoor] kan voorschotten in rekening brengen ter dekking
van zowel reeds bestede of nog te besteden tijd, alsmede van in de toekomst te verwachten
kosten. Een kostenschatting houdt geen vaste prijsafspraak in.
In deze zaak is met u een voorschot van € 1.000,- exclusief BTW afgesproken. De
factuur hiervoor ontvangt u uiterlijk vandaag. Dit bedrag wordt verrekend met de afsluitende
nota. U wordt vriendelijk verzocht voor betaling hiervan zorg te dragen. Na betaling
van deze voorschotnota zullen wij de werkzaamheden in uw dossier aanvangen.
(…)
Ondertekening
Door deze brief te ondertekenen, bevestigt u de opdracht aan [het kantoor] en verklaart
u de hierop van toepassing zijnde algemene voorwaarden van [het kantoor] te hebben
ontvangen.
Ik verzoek u vriendelijk de ondertekende brief aan ons te retourneren.”
1.5 De opdrachtbevestiging is ondertekend door mr. S en voor akkoord getekend
door klager.
1.6 Op 27 maart 2024 heeft klager een e-mail gestuurd aan mr. F, met mr. S in
de cc. Uit de aanhef van de e-mail blijkt dat deze e-mail aan beide advocaten is gericht.
1.7 Op 28 maart 2024 heeft mr. S de e-mail van klager beantwoord, met mr. F in
de cc. Mr. S schrijft klager, voor zover relevant:
“Dank voor ons telefoongesprek van gisteren. Zoals besproken verwachten wij dat
het procesadvies ongeveer € 4.000,- ex. kost. Dit komt omdat de zaak veel feiten kent
en wij dus veel tijd moeten besteden aan het lezen en beoordelen daarvan.
Om de kosten niet verder op te laten lopen zou het ons erg helpen als wij meer overzicht
krijgen. [Mr. F] en ik zijn bezig met procesadvies, maar wij merken dat jouw verwijten
nog niet helemaal duidelijk zijn. Helaas ook niet na het lezen van het feitenrelaas.
Wij hebben deze vragen: (…)”
1.8 Bij e-mail van 19 april 2024 heeft mr. S aan klager een procesadvies gestuurd.
Boven het advies staat dat dit is opgesteld door mr. F en mr. S en het is in de wij-vorm
geschreven. Het procesadvies is ondertekend door mr. S. In de begeleidende e-mail
heeft mr. S klager met mr. F in de cc, het volgende geschreven:
“Wij hebben uw vraag onderzocht en een procesadvies opgesteld. In het kort: wij
komen op basis van de ons bekende feiten en omstandigheden tot de conclusie dat het
starten van een procedure tegen de deskundige veel risico's met zich meebrengt waardoor
wij denken dat een procedure waarschijnlijk niet succesvol voor u uitpakt. Wij hebben
het procesadvies aan deze mail toegevoegd waarin wij uitgebreid toelichten wat het
toetsingskader is en welke risico's wij zien. Deze risico's apart maken mogelijk niet
dat uw vordering wordt afgewezen, maar gezamenlijk genomen menen wij dat er te veel
risico's zijn. Wij attenderen u er daarom op om hier rekening mee te houden.
Wij hebben verschillende stukken niet toegezonden gekregen waar wel naar wordt verwezen
in de uitspraken. Het kan dus zijn dat sommige genoemde details niet exact overeenkomen.
Echter, wij denken dat op basis van deze stukken wij al genoeg beren op de weg zien
om een negatief procesadvies af te geven. Dit heeft er ook mee te maken dat dit een
zeer kostbare procedure zal zijn met een kleinere kans op succes. Wij lichten dit
toe in ons advies.
Wij begrijpen dat dit natuurlijk teleurstellend nieuws is en dat u op een andere
uitkomst had gehoopt.
Ik kan het advies met u bespreken als u daar behoefte aan heeft. Als u voldoende
aan dit advies heeft, dan horen wij dat ook graag, want dan verstuur ik u een einddeclaratie
verrekend met het voorschot. De kosten tot nu toe in totaal zijn ongeveer € 4.170,--
ex. wat overeenkomt met onze inschatting.
Ik wens u, ondanks dit vervelende bericht, een prettig weekend toe.”
1.9 Op 23 april 2024 ontving klager een automatische antwoordbericht van mr.
F. met hierin de mededeling dat zij niet meer bij het kantoor werkzaam was. Het bericht
luidt als volgt:
“Dank voor uw bericht. Ik ben niet langer advocaat en niet meer werkzaam bij [het
kantoor]. Deze email wordt niet meer gelezen. (…).”
1.10 Klager heeft zich bij e-mails van 31 mei 2024 en 12 juni 2024 bij mr. S
beklaagd over de gang van zaken. Daarbij heeft klager om volledige creditering van
de betaalde en nog onbetaalde facturen gevraagd.
1.11 Bij e-mail van 20 juni 2024 heeft verweerder, als klachtenfunctionaris bij
het kantoor, namens het kantoor gereageerd op de berichten van klager en hem laten
weten de klacht van klager te zullen beoordelen. Het bericht luidt als volgt:
“Ik ontving uw onderstaande e-mail. Ik ben aangesteld als klachtenfunctionaris binnen
[het kantoor] en zal uw klacht beoordelen. Ik ben vanaf morgen tot 1 juli 2024 afwezig,
ik zal in de week van 1-5 juli op uw onderstaande e-mail terugkomen.”
1.12 Op 5 juli 2024 heeft verweerder klager laten weten dat hij het niet redde
om binnen de door hem gestelde termijn te reageren op de klacht. Op 18 juli 2024 heeft
verweerder klager vervolgens als volgt bericht:
“Allereerst excuses voor de vertraging in mijn reactie. Ik bekeek het dossier en
heb nadere duiding nodig met betrekking tot uw klachten. Klopt het dat uw klachten
zijn:
(i) Het advies van [het kantoor] is tegenstrijdig;
(ii) Het advies van [het kantoor] is zonder (feitelijke) grondslag;
(iii) Het advies van [het kantoor] is op foute aannames gebaseerd;
(iv) U heeft [mr. F] de opdracht gegeven en niet een andere advocaat van [het kantoor],
zoals [mr. S];
(v) [Mr. S] is niet tijdig bij u teruggekomen met een andere advocaat die uw zaak
zou kunnen behandelen voor een lager tarief;
(vi) [Mr. F] heeft u niet vooraf verteld dat zij u niet of slechts tijdelijk kon
bijstaan, wat u had weerhouden tot het verstrekken van de opdracht. Zij had bij een
positief advies uw zaak ook niet kunnen behandelen voor de rechter;
(vii) [Mr. F] heeft zonder opgave van redenen, communicatie of overleg u eenzijdig
via een automatisch antwoord bericht dat zij niet langer werkzaam is voor [het kantoor].
Ik hoor het graag of deze samenvatting juist is. Zodra uw klachten duidelijk zijn,
zal ik deze onderzoeken. Bij voorbaat dank voor uw reactie.”
1.13 Bij e-mail van 12 augustus 2024 heeft klager gereageerd op het bericht van
verweerder met een aantal aanvullingen en aanpassingen op de door verweerder geformuleerde
klachtonderdelen.
1.14 Bij e-mail van 22 september 2024 heeft klager verweerder het volgende geschreven:
“Ik begrijp uit uw reactie (die er niet is) dat u ook geen gronden ziet die de facturen
rechtvaardigen. U heeft sinds onze reactie van 12 augustus niet verder gereageerd
op onze klachten. Ik ga er dus vanuit dat u na 6 weken tot de conclusie bent gekomen
dat onze klachten gegrond zijn, die 31 mei 2024 benoemd zijn. Om de boel niet te laten
escaleren naar de kantonrechter of de orde van advocaten verzoek u dus vriendelijk
doch dringend om per omgaande de bedragen die wij inmiddels betaald hadden terug te
storten (…), binnen 7 dagen na dagtekening van deze mail. En de openstaande facturen
te crediteren aan ons. Hopende op een nu spoedige afwikkeling van deze kwestie.”
1.15 Op 23 september 2024 heeft verweerder klager als volgt bericht:
“Excuses voor de vertraging aan mijn kant. Ik heb het advies en het dossier met
betrekking tot uw punten (iv), (vi) en (vii) bestudeerd en kom tot de volgende conclusies.
1. U heeft op 12 maart 2024 [het kantoor] ingeschakeld. U richt de eerste e-mail
aan zowel [mr. F] als in CC [mr. S] (e-mail bijgevoegd).
2. Op 12 maart 2024 reageert [mr. S] op die e-mail.
3. Op 13 maart 2024 stuurt u het Word-document 'Bewijs van onrechtmatig handelen
van de deskundige.docx' en op 15 maart foto's met de getekende opdrachtbevestiging
aan [mr. S], met [mr. F] in CC.
4. De opdrachtbevestiging is op naam gesteld van [mr. S]. (…)
5. Op 28 maart 2024 stuurt [mr. S] u een e-mail (bijgevoegd).
6. Op 2 april 2024 reageert u wederom aan [mr. S] (e-mail bijgevoegd). Daarop reageert
[mr. F] (bijgevoegd).
7. Op 19 april ontvangt u het procesadvies dat is opgesteld door [mr. S] in samenspraak
met [mr. F] (e-mail bijgevoegd).
8. In het dossier zie ik inderdaad niet aangekondigd dat [mr. F] zou stoppen als
advocaat.
Ik concludeer dat uit de stukken blijkt dat de opdracht is verstrekt aan [het kantoor]
en dat dat advies zou worden opgesteld door [mr. S en mr. F]. Dit blijkt uit de opdrachtbevestigingen
de verschillende e-mails. Op dat punt beoordeel ik uw klacht dan ook als ongegrond.
Ik concludeer echter ook uit de stukken dat [mr. F] u niet (vooraf) heeft geïnformeerd
over haar toekomstige vertrek. Op dat punt acht ik uw klacht gegrond.
Ik heb nog niet inhoudelijk kunnen kijken naar uw klachten (i) tot (iii). Ik verwacht
daarover deze week bij u terug te kunnen komen.”
1.16 Op 27 september 2024 heeft verweerder klager over de klachten (i) tot (iii)
als volgt bericht:
“Ik behandel deze klachten gezamenlijk op basis van uw reactie op het procesadvies
(bijgevoegd). Ik constateer het volgende:
(…)
Gezien de gedeeltelijke gegrondverklaring van uw klachten, zullen wij overgaan tot
het crediteren van het bedrag van de openstaande factuur van€ 2.788,49. Voor volledige
creditering zoals door u gevraagd, is naar mijn oordeel geen grondslag gezien het
uitgebreide procesadvies dat is verstrekt en de basis die dit advies gaf (en geeft).”
1.17 Naar aanleiding van een reactie hierop van klager heeft verweerder klager
op 4 oktober 2024 het volgende meegedeeld:
“Dank voor uw reactie. Uw onderstaande opmerkingen veranderen mijn eerdere bevindingen
niet. Zoals ik al schreef zullen wij overgaan tot het crediteren van het bedrag van
de openstaande factuur van € 2.788,49. Dat betekent dat het voorschot van € 1.210,-
(incl.) aan u zal worden gecrediteerd en dit dossier vervolgens zal worden gesloten.
(…)”
1.18 Op 31 januari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder dat hij ontkent dat de opdrachtovereenkomst met mr. F is gesloten en dat
mr. F aldus de verantwoordelijke advocaat was voor de zaak van klager, aangezien zij
de opdracht heeft binnengehaald. Door te vergoelijken dat mr. F reeds wist dat zij
het kantoor zou verlaten, ontkent verweerder bovendien de misleiding en de financiële
gevolgschade daarvan.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk
uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook (volledig) gelden wanneer een advocaat optreedt
in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, terwijl er wel voldoende aanknopingspunten
zijn tussen (i) de gedraging waarvan hem een verwijt wordt gemaakt en (ii) de uitoefening
van het beroep van advocaat. Zijn die aanknopingspunten er niet, of niet voldoende,
dan beoordeelt de tuchtrechter slechts of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur
heeft geschaad.
4.2 De klacht betreft het optreden van verweerder als klachtenfunctionaris en
is gericht tegen zijn beoordeling van de klacht van klager. Naar het oordeel van de
raad zijn er onvoldoende aanknopingspunten tussen de verweten gedraging van verweerder
als klachtenfunctionaris en het beroep van advocaat. Daarom hoeft niet aan het volledige
tuchtrecht te worden getoetst. Getoetst moet worden of verweerder in zijn functie
van klachtenfunctionaris zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in
de advocatuur is geschaad.
Beoordeling
4.3 Klager klaagt erover dat verweerder ten onrechte niet inziet dat hij een
opdrachtovereenkomst had met mr. F. Klager stelt dat hij speciaal een overeenkomst
heeft gesloten met mr. F, omdat zij gespecialiseerd is in het aansprakelijkheidsrecht.
Mr. F heeft ook de indruk gewekt dat zij de zaak zelf zou behandelen. Het advies dat
is opgesteld toen mr. F al weg was, is inhoudelijk slecht. Verweerder heeft ontkend
dat klager is misleid bij het binnenhalen van de opdracht, en dat hij hiervan nu de
financiële gevolgen moet dragen. Dat verweerder de handelwijze binnen het kantoor,
waarbij een topadvocaat de opdracht binnenhaalt en deze vervolgens door een veel minder
deskundige advocaat laat afhandelen, goedkeurt, is verwerpelijk.
4.4 De voorzitter volgt klager hierin niet. Het is de voorzitter op grond van
het klachtdossier niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn functie
als klachtenfunctionaris zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de
advocatuur is geschaad. Dat de klachtenafhandeling op onzorgvuldige wijze is verricht
of dat de uitkomst hiervan onbegrijpelijk of onnavolgbaar is, is de voorzitter niet
gebleken. Verweerder heeft de klacht van klager deels gegrond bevonden. Dit was reden
voor het kantoor om over te gaan tot creditering van € 2.788,49. Daarmee faalt ook
de stelling van klager dat verweerder het gedrag van mr. F heeft vergoelijkt. Verweerder
heeft verder voldoende toegelicht op grond waarvan hij tot het oordeel komt dat de
klacht die klager heeft ingediend bij het kantoor, voor het overige ongegrond is.
Verweerder heeft uitgelegd op grond waarvan hij heeft geconcludeerd dat de opdrachtovereenkomst
gesloten was met het kantoor, vertegenwoordigd door mrs. F en S en niet met alleen
mr. F. Verweerder heeft er bovendien op gewezen dat mrs. F en S gezamenlijk uitvoering
hebben gegeven aan de opdracht en elkaar in hun e-mailcorrespondentie steeds hebben
meegenomen. Verweerder heeft tot slot terecht aangevoerd dat klachten over declaraties
geen onderwerp kunnen zijn van de klachtprocedure, nog daargelaten dat in het onderhavige
geval geen sprake is van een declaratie van verweerder. Ook al hetgeen klager verder
heeft gesteld leidt de voorzitter niet tot het oordeel dat verweerder met de wijze
waarop hij heeft gehandeld als klachtenfunctionaris het vertrouwen in de advocatuur
heeft geschaad.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 september 2025