ECLI:NL:TADRAMS:2025:173 Raad van Discipline Amsterdam 25-531/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:173 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 29-09-2025 |
| Datum publicatie: | 06-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | 25-531/A/A |
| Onderwerp: |
|
| Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
| Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat is kennelijk ongegrond. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster gemotiveerd aangevoerd dat zij haar besluit om zich te onttrekken, niet lichtvaardig heeft genomen. Verweerster was van mening dat sprake was van een verstoorde vertrouwensrelatie met klager. Zij heeft dit zowel per e-mail als telefonisch ook zo aan klager uitgelegd. Daarbij heeft verweerster klager ook verwezen naar een andere advocaat en heeft zij haar bijstand aan klager pas beëindigd nadat zij bezwaarschrift voor hem had opgesteld en ingediend. Van het missen van een termijn is geen sprake geweest en het is de voorzitter evenmin gebleken dat klager op andere wijze procedurele schade heeft geleden als gevolg van de onttrekking door verweerster. Verder had verweerster aan klager bericht dat het bezwaarschrift door haar was ingediend en dat zij ook een voorlopige voorziening voor hem zou aanvragen, maar dat klager hiertoe eerst de tweede voorschotnota diende te betalen. De voorzitter acht dit een begrijpelijke mededeling. Klager had deze nota immers (kennelijk) nog niet betaald en verweerster wenste financiële zekerheid, voordat zij haar werkzaamheden voor klager zou hervatten. Dat verweerster hiermee ondermaats, danwel tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, is de voorzitter niet gebleken en klager heeft dit klachtonderdeel ook niet nader onderbouwd. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 29 september 2025
in de zaak 25-531/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 7 augustus 2025 met kenmerk 2388438/JS/AP, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan bij het indienen van een bezwaarschrift
tegen een besluit tot weigering afgifte VOG.
1.2 Verweerster heeft op 10 oktober 2024 een opdrachtbevestiging aan klager gestuurd.
In deze opdrachtbevestiging staat, voor zover relevant:
“Hierbij bevestig ik u dat u mij heeft verzocht om u juridische bijstand te verlenen
met betrekking tot de bezwaarzaak VOG en de voorlopige voorzieningenprocedure die
hieraan gelieerd is. (…)”
1.3 In een e-mailbericht van 19 oktober 2024 heeft verweerster aan klager geschreven:
“Dank voor uw laatste mail en ook voor de eerdere mails met de bijlagen, alsmede
de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Ik heb het conceptbezwaar zojuist afgerond en stuur het als bijlage naar u toe.
Indien u mij uiterlijk maandag van feedback voorziet, neem ik dat maandagmiddag mee
en dien ik het in.
Daarna zal ik een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank.”
1.4 In een e-mailbericht van 20 oktober 2024 heeft klager aan verweerster geschreven,
voor zover relevant:
“(…) Wat ik wel meer dan een probleem vind, is dat ik me geen houding meer weet
aan te nemen als "opdrachtgever", én als het gaat om de aanspreekvorm want; de ene
keer is het "Dag [voornaam klager]", en de andere keer is het "Geachte [achternaam
klager] ".
Jammer dat ik hier energie in moet steken.”
1.5 In een e-mailbericht van 21 oktober 2024 om 13:29 uur heeft verweerster aan
klager geschreven, voor zover relevant:
“In aanvulling op mijn e-mail van gisteravond wil ik je vragen of je akkoord bent
met het concept bezwaarschrift dat ik je afgelopen zaterdag toezond.
Ik stuur het je bijgaand nogmaals toe. Gelet op het feit dat de deadline a.s. woensdag
is, had ik het bezwaarschrift vanmiddag namens jou willen indienen. Ik heb je zojuist
gebeld, maar ik kreeg geen gehoor op je mobiele nummer. Ik ben vanmiddag tot 15:30
uur op kantoor.
Ik zou het morgen ook nog kunnen indienen. Zou je mij vandaag een terugkoppeling
kunnen geven?”
1.6 Ook op 21 oktober 2024 heeft verweerster hierna om 15:32 uur per e-mail aan
klager geschreven:
“Ik heb geen reactie van jou ontvangen n.a.v. mijn e-mail van vanmiddag. Ik kan
me voorstellen dat je mijn aanspreekvorm als verwarrend hebt ervaren, maar dat staat
los van de inhoud van je bezwaarprocedure. Gelet op de geldende deadline wil ik uiterlijk
vandaag voor 18:00 uur van je vernemen of je wenst dat er veranderingen of aanvullingen
op het concept bezwaarschrift nodig zijn. Indien ik niets van je verneem, ga ik ervan
uit dat het zo akkoord is en dien ik het bezwaarschrift morgen in zoals ik dat nu
heb opgesteld. (…)”
1.7 In een e-mailbericht van 30 oktober 2024 heeft verweerster aan klager geschreven:
“Bijgaand zend ik je de ontvangstbevestiging van ons bezwaarschrift toe. Het is
op tijd (23 oktober was de laatste dag) ontvangen.
Dit betekent dat ik een verzoekschrift bij de rechtbank kan indienen om een voorlopige
voorziening aan te vragen. Ik zal dat doen nadat de tweede voorschotnota is betaald.
De griffiekosten voor de voorlopige voorziening bedragen 187 euro. Die kosten heb
ik nu nog niet meegenomen in het voorschot. Ik zal daar later een factuur van sturen.”
1.8 Klager heeft in een e-mailbericht van 10 november 2024 aan verweerster geschreven,
voor zover relevant:
“Om te beginnen wil ik je bedanken voor het nasturen van de ontvangstbevestiging
een week nadat deze was ingediend. Ik was tot op dat moment nog niet op de hoogte
van deze ontvangstbevestiging. Ook heb ik het urenoverzicht en de tweede voorschotnota
in goede orde mogen ontvangen. Wederom mijn dank.
Op het urenoverzicht en e-mails d.d. 22 t/m 30 oktober jl. heb ik wat opmerkingen.(…)
Daarnaast wil ik gezegd hebben dat 'het zogenaamde misverstand' betreft aanspreekvorm
voor vertraging heeft gezorgd in deze kwestie en ook zonde van de appjes en e-mails
die hierover moesten worden gestuurd. (…)”
1.9 Op 12 november 2024 heeft verweerster haar werkzaamheden voor klager beëindigd
wegens een vertrouwensbreuk. In een e-mailbericht van verweerster van 12 november
2024 heeft verweerster aan klager geschreven, voor zover relevant:
“De ruis omtrent de aanspreekvorm heeft inderdaad voor het nodige verkeer gezorgd.
Ik had je bezwaarschrift op maandag de 21e willen indienen. Ik vind het normaal gesproken
te risicovol om het op de allerlaatste dag te doen. Daarom heb ik je vrijdag 18 oktober
jl. geappt dat ik zaterdag het bezwaarschrift naar je zou e-mailen, met het verzoek
uiterlijk maandag de wijzigingen door te geven zodat ik het maandag 21 oktober kon
indienen.
Ik had eigenlijk verwacht dat je mij zondagavond je commentaar op het bezwaarschrift
had gemaild, maar dat bleek een mailtje te zijn dat over de aanspreekvorm ging. Uiteindelijk
heb je mij maandagavond pas je reactie op het bezwaarschrift gemaild, waardoor ik
het bezwaarschrift niet eerder dan dinsdag heb kunnen indienen. Ik heb het bezwaarschrift
zowel aangetekend als via de normale post verzonden. Sterker nog, ik ben persoonlijk
naar het postkantoor gegaan om ervoor te zorgen dat het goed werd afgegeven. Omdat
het de laatste dag van de termijn was, heb ik je voor de zekerheid gevraagd om te
proberen het ook via je digi-d in te dienen. Dit was goed bedoeld, in de zin dat daarmee
de kansen op het op tijd indienen konden worden vergroot. Ik wilde je geen stress
bezorgen.
Je hebt me een aantal vragen gesteld over de 2e voorschotnota en ook een voorwaarde
gesteld t.a.v. de betaling ervan. Ik kom niet toe aan de beantwoording daarvan, omdat
ik heb besloten om mijn rechtsbijstand in jouw bezwaarprocedure te beëindigen. Ik
voel namelijk niet dat je mij genoeg vertrouwt, terwijl dat voor mij wel een belangrijke
voorwaarde is om mijn cliënten te kunnen bijstaan.
Ik heb in jouw zaak in totaal 5,9 uren geschreven en die uren heb ik daadwerkelijk
gemaakt. Ik had je daar een eindnota van moeten sturen, dat zal ik via deze weg alsnog
nog doen (zie bijlage). Dat betekent dat de 0,9 uren die ik gemaakt heb niet voor
jouw rekening komen, omdat ik al over mijn tijd heen was en jou niet op tijd een 2e
voorschotnota heb verzonden. Ook alle tijd nadien, zal ik je niet in rekening brengen.
Indien je een nieuwe advocaat hebt gevonden die je bezwaarprocedure verder voor jou
gaat doen, dan ben ik bereid om alle stukken aan hem of haar over te dragen.
Ik wens je heel veel succes en ik hoop dat het je lukt om je VOG te krijgen.’
1.10 Op 12 november 2024 heeft verweerster klager (ook) telefonisch uitgelegd
waarom zij haar rechtsbijstand beëindigde.
1.11 Eveneens op 12 november 2024 heeft klager een klacht over verweerster ingediend
bij de deken.
1.12 Op 18 november 2024 heeft klager een nieuwe advocaat gevonden.
1.13 In een e-mailbericht van 22 november 2024 heeft verweerster aan klager geschreven,
voor zover relevant:
Ik ben deze week door mevrouw (…) van de Amsterdamse Orde van Advocaten gebeld,
omdat jij een verzoek tot bemiddeling hebt ingediend. Ik begreep dat je daarbij hebt
aangegeven dat je graag wilt dat ik jou blijf bijstaan in je bezwaar en vovo-procedure,
omdat ik alles over je zaak weet.
Nadat ik je op 12 november jl. had gemaild dat ik de rechtsbijstand zou beëindigen,
hebben wij elkaar einde middag telefonisch gesproken. In dat gesprek heb ik je uitgelegd
waarom ik geen vertrouwen voelde in onze werkrelatie. Ik heb je toegelicht dat in
de relatief korte tijd dat ik jou bijstond drie incidenten zijn voorgevallen op basis
waarvan ik de conclusie heb getrokken dat er geen vertrouwen was vanuit jou in mij.
Het begon ermee dat ik merkte dat je het intakegesprek tussen ons heimelijk aan het
opnemen was. Hier heb ik je op aangesproken. Vervolgens was er het moment dat je aangaf
het een grootprobleem te vinden dat ik je had getutoyeerd, terwijl ik dat eerder niet
had gedaan. Hier is een e-mailwisseling over geweest. Tenslotte mailde je me op 10
november jl. over het indienen van het bezwaarschrift via je Digi-d, je gedachten
daarover, het nog niet willen betalen van de tweede voorschotnota, alsmede opmerkingen
over mijn urenspecificatie behorend bij de 1e voorschotnota. Ik heb je toegelicht
dat ik heb besloten de rechtsbijstand te beëindigen, omdat ik voelde dat er nog steeds
geen vertrouwen was vanuit jou in mij. En vertrouwen is essentieel om een effectieve
samenwerking te hebben. Soms moet vertrouwen groeien, maar nu waren er in een korte
tijd drie situaties voorgevallen waardoor ik het niet het gevoel had dat het nog zou
groeien. Je hebt me in ons gesprek gevraagd of ik je toch niet kon blijven bijstaan.
Ik liet je weten dat vertrouwen zo essentieel is, dat ik daar niet overheen kan stappen.
Dat laatste vind ik nog steeds. Ik heb mevrouw (…) van de Amsterdamse Orde van Advocaten
dan ook laten weten dat ik je helaas niet meer kan bijstaan. Hoewel er momenteel geen
deadlines in je zaak aanwezig zijn, kan ik me voorstellen dat het voor jou misschien
lastig is om een nieuwe advocaat te vinden die je zaak verder kan oppakken. Ik heb
op 12 november jl. al de naam van mr. (…) genoemd, die vog-bezwaarzaken doet en ervaring
heeft met soortgelijke zaken als de jouwe. (…) Ik denk nog steeds dat het een goed
idee is om contact met haar op te nemen, omdat ze veel ervaring heeft met vog-zaken.
Mogelijk ben je in de tussentijd al voorzien van een nieuwe advocaat (ik heb begrepen
dat je contact hebt gelegd met mr. (..]), maar als dat nog niet het geval is, dan
volgen hierna een aantal namen van advocaten die vog-bezwaar zaken doen. Ik ken hen
niet allemaal persoonlijk, maar weet wel dat ze ervaren zijn. Ook zou je het juridisch
loket kunnen bellen om een doorverwijzing te vragen.
(…)”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder klachtwaardig te hebben gehandeld door:
a) op 12 november jl. haar werkzaamheden te beëindigen wegens het gebrek aan vertrouwen
in de werkrelatie. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster zich op dat
moment van de procedure niet had mogen onttrekken en dat hij daar procedurele schade
door heeft ondervonden;
b) klager niet te adviseren een voorlopige voorzieningsprocedure te starten tegelijk
met het bezwaar waardoor klager wellicht een strategisch voordeel in de bezwaarprocedure
zou hebben gehad.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij
staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is komen te vervallen,
is de advocaat daartoe gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing op een zodanig
moment kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen dat de cliënt
daarvan zo min mogelijk schade ondervindt (gedragsregel 14).
4.2 Klager verwijt verweerster dat zij zich verwijtbaar heeft onttrokken als
advocaat. Klager had verweerster slechts een paar vragen gesteld over onder meer de
aanspreekvorm en het urenoverzicht. Hierop liet verweerster hem weten dat zij het
gevoel kreeg dat klager haar niet vertrouwde en hierna heeft zij zich onttrokken.
Hiervoor bestond onvoldoende grondslag, aldus klager.
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster gemotiveerd aangevoerd
dat zij haar besluit om zich te onttrekken, niet lichtvaardig heeft genomen. Verweerster
was van mening dat sprake was van een verstoorde vertrouwensrelatie met klager. Zij
heeft dit op 12 november 2022 zowel per e-mail als telefonisch ook zo aan klager uitgelegd
en in haar e-mailbericht van 22 november 2024 heeft zij dit besluit nogmaals toegelicht.
Het stond verweerster, gelet op het onder 4.1 genoemde toetsingskader, vrij om haar
werkzaamheden voor klager te beëindigen. Daarbij heeft verweerster klager ook verwezen
naar een andere advocaat. Daarnaast heeft verweerster haar bijstand aan klager pas
beëindigd nadat zij bezwaarschrift voor hem had opgesteld en ingediend. Op 18 november
2024 heeft klager een nieuwe advocaat gevonden, waardoor klager slechts een korte
periode (zes dagen) zonder advocaat heeft gezeten. Van het missen van een termijn
(gedurende deze periode) is geen sprake geweest en het is de voorzitter evenmin gebleken
dat klager op andere wijze procedurele schade heeft geleden als gevolg van de onttrekking
door verweerster.
4.4 Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat klachtonderdeel
a) kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
4.5 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster.
Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk
onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de
vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt
de tuchtrechter rekening met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling van
een zaak kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd
door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene
professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk
bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
4.6 In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerster dat zij hem ten onrechte
niet heeft geadviseerd over de mogelijkheid tot het starten van een voorlopige voorzieningsprocedure
tegelijk met het indienen van het bezwaar. Het niet direct starten van een voorlopige
voorziening heeft voor klager tot nadeel geleid, omdat het verkrijgen van een VOG
in een voorlopige voorziening een voordeel voor klager had kunnen zijn in de bezwaarprocedure.
4.7 De voorzitter stelt vast dat verweerster in haar e-mailbericht van 19 oktober
2024 aan klager heeft uitgelegd dat zij een verzoek tot een voorlopige voorziening
zou opstellen, zodra het definitieve bezwaarschrift bij de rechtbank was ingediend.
Dat de procedures in deze volgorde zouden worden behandeld, heeft verweerster hiermee
duidelijk kenbaar gemaakt aan klager.
4.8 Hierna heeft verweerster op 30 oktober 2024 aan klager bericht dat het bezwaarschrift
inmiddels door haar was ingediend en dat zij ook een voorlopige voorziening voor hem
zou aanvragen, maar dat klager hiertoe eerst de tweede voorschotnota diende te betalen.
De voorzitter acht dit een begrijpelijke mededeling. Klager had deze nota immers (kennelijk)
nog niet betaald en verweerster wenste financiële zekerheid, voordat zij haar werkzaamheden
voor klager zou hervatten. Dat verweerster hiermee ondermaats, danwel tuchtrechtelijk
verwijtbaar zou hebben gehandeld, is de voorzitter niet gebleken en klager heeft dit
klachtonderdeel ook niet nader onderbouwd.
4.9 Klachtonderdeel b) is gelet op het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 september 2025