ECLI:NL:TADRAMS:2025:128 Raad van Discipline Amsterdam 25-186/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:128 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2025 |
Datum publicatie: | 18-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-186/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat is in alle klachtonderdelen ongegrond. De raad is van oordeel dat op geen enkele wijze door klagers de indruk is gewekt dat de gekozen processtrategie klagers niet beviel, dat zij hier niet mee instemden of dat zij niet wisten wat de kansen en risico’s daarvan voor hen waren. Er is dan ook niet gebleken dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 juli 2025
in de zaak 25-186/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 november 2024 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2391057/JS/BF
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 juni 2025. Daarbij
was klager 1 (hierna: klager) en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de door klager op 1 april 2025 nagezonden stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is de vader van klager 2.
2.3 Verweerster heeft klagers bijgestaan in verschillende procedures.
2.4 Op 1 juni 2023 heeft het intakegesprek tussen verweerster en klager plaatsgevonden.
2.5 Op 5 juni 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin, voor
zover relevant:
“In navolging van onze bespreking van afgelopen vrijdag zend ik u deze e-mail. Zoals
besproken ontvang ik graag van u alle relevante stukken, waaronder in ieder geval
beslissingen naar aanleiding van klachtprocedures en de raadsrapportages, met betrekking
tot de verschillende procedures met de Raad voor de Kinderbescherming, JBB, GGZ en
het OM. Zodra ik die stukken heb ontvangen zal ik deze bestuderen en met u de te voeren
strategie bespreken.”
2.6 Klager 2 heeft verweerster vanaf 5 juni tot en met 16 juni 2023 verschillende
e-mails gestuurd met bijlagen.
2.7 Op 16 juni 2023 heeft verweerster klager 2 een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“Dank voor het toezenden van de acht e-mails voorzien van stukken. Ik zal deze gaan
bestuderen en daarna bij u terug komen met een strategie.”
2.8 Klager 2 heeft verweerster hierna op 16 juni 2023 een e-mail gestuurd met
daarin, voor zover relevant:
“Er volgt nog meer. (…) Nog even geduld aub, aangezien ik telkens moet reizen om
die stukken digitaal te maken. (…).”
2.9 Verweerster heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor uw bericht. Ik wacht de nadere stukken dan nog even af voor ik ga lezen.
Neem uw tijd die nodig is.”
2.10 Op 20 en 21 juni 2023 heeft klager verschillende e-mails aan verweerster
gestuurd met bijlagen. Klager heeft zijn e-mailbericht van 21 juni 2023 afgesloten
met:
“Hierna volgt nog één e-mail over de diverse klachten en hoorzittingen en tot slot
een afsluiting. Daarna zullen we een afspraak moeten maken, eerst wij, daarna met
mijn zoon erbij.”
2.11 Op 3 augustus 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“Hoe gaat het met u? Ikzelf houd me bij mijn wens tot actie maar even vast aan de
gedachte dat u een zodanige mokerslag voorbereid waarvan de tgp-en niet meer herstellen
en dat dat tijd vraagt, maar dat wachten is niet makkelijk voor iemand die gewend
is zelf initiatief te nemen.(…) Wellicht vindt u het leuk om tijdens een welverdiende
vakantie van dit rapport kennis te nemen ter verdieping van uw kennis. Ik hoop echter
dat ik voor uw mogelijke vakantie nog van u mag vernemen.”
2.12 Diezelfde dag heeft verweerster gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor uw e-mails van vandaag en de verduidelijking. (…) Ik ben druk doende
met het doornemen van alle stukken en op basis daarvan een advies aan u op te stellen
over de in te zetten strategie. Ik verwacht u volgende week te kunnen berichten. Ik
zal uw e-mails van vandaag ook meenemen. Ik zal pas in oktober op vakantie gaan.”
2.13 Op 21 augustus 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd
met daarin, voor zover relevant:
“Ik heb het grootste gedeelte van alle stukken doorgenomen. Om mijn advies over
de in te zetten strategie te kunnen afronden, ontvang ik graag nog alle beschikkingen
van de Rechtbank die hebben plaatsgevonden in 2020, 2021 en 2022. (…). Tevens ontvang
ik graag nog een afschrift van de beslissing van de Officier van Justitie.”
2.14 Op 7 september 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“N.a.v. ons gesprek gisterochtend heb ik je insteek proberen te plaatsen. Wat ik
beluisterde is dat je eigenlijk meer op hun argumenten stuurt, beschikkingen en klachtuitspraken
bijvoorbeeld, dan op de mijne. Maar dit houdt in dat ik ook bij jouzelf dat gevecht
bergop opnieuw moet voeren, ondanks de vele voorinformatie die ik je al stuurde heb
ik blijkbaar nog niet voldoende inzicht kunnen bieden dat nou juist hun informatie
fictief is. Je gaf aan partijen aansprakelijk te willen stellen. Maar ik deed al,
eerst uiteindelijk op 21 oktober 2021 en later middels een aangifte en klachtprocedures.
Je kent de uitkomsten daarvan (…). Ik wil procederen, anders blijft het een tijdvretende,
herhaling van zetten. En ook tegen OM. Ondanks je genoemde 2% kans op succes: voor
iemand die bijna niets meer heeft is dat winst. (…) Wat ik je wil verzoeken is dit:
A.s. maandag zal ik het perspectief voor mijn stellingen anders uitwerken. Wil je
dat daarna nemen als uitgangspunt voor argumentatie? (…) Maar wellicht besluit je
om alsnog de zaak terug te geven aan me. Dat kan ik ook begrijpen want het zijn geen
leuke zaken en nog ingewikkeld ook. Maar het moet bottom-up bekeken worden, niet top-down.
Alleen zo kan men de ontwikkelingen en de acties van personen volgen.”
2.15 Op 11 september 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“Ik vind het vervelend dat je de indruk hebt dat je opnieuw het gevecht moet voeren.
Zoals ik ook tijdens het telefoongesprek heb aangegeven snap ik jouw argumentatie
en onderbouwing. Ik ben echter ook advocaat en dien daarom stellingen te kunnen onderbouwen
met stukken (…). De wet heeft namelijk de verplichting dat stellingen zoveel als mogelijk
met bewijs worden onderbouwd. Ik ontvang graag de rapportages met daarin aangegeven
wat er niet klopt. Voorts verneem ik graag of je nog wel voldoende vertrouwen in mij
hebt om de zaak voort te zetten.”
2.16 Klager heeft hierop dezelfde dag per e-mail gereageerd met, voor zover relevant:
“Ik begrijp dat je meer middellijke weerlegging wil zien. (…) Ik ben er weer druk
mee bezig.”
2.17 Op 21 september 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd
met daarin, voor zover relevant:
“Dank voor alle aanvullende documenten van 12 en 13 september jl. Ik heb deze inmiddels
door kunnen nemen en kan je als volgt berichten. Wij bespraken eerder dat ik je zal
bijstaan in het aansprakelijk stellen van de Raad voor de Kinderbescherming en JBB.
Je hebt het in je e-mails ook over het voorleggen van de kwestie aan het Landelijk
Parket. Je geeft aan dat het gehele parket Oost-Brabant bij de doofpotacties betrokken
zijn. Ik verzoek je vriendelijk mij te berichten hoe dat bewezen kan worden en mij
het bewijs daartoe doen toekomen. Dank voor het toezenden van het overzicht van de
betrokken instanties gedurende de tijd. Graag ontvang ik de verdere documenten met
daarin in de verschillende rapportages aangegeven welke informatie er allemaal niet
juist is. Uw zoon hoeft geen aangifte via mijn kantoor te doen. Hij kan zelf bij de
politie aangifte doen dan wel een brief sturen aan het Openbaar Ministerie. (…) Ik
heb volgende week een bespreking met [mr. K] gepland staan. Tijdens die bespreking
zal ik ook over jouw zaak spreken. Er is namelijk nog een andere strategie die ik
overweeg, maar die ik wel graag met [mr. K] wens te overleggen. Ik kom na de bespreking
met [mr. K] terug op de strategie en het tijdspad.”
2.18 Begin oktober 2023 hebben verweerster en klager elkaar telefonisch gesproken.
2.19 Op 13 oktober 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd met
daarin, voor zover relevant:
“Zoals je weet ben ik bezig met het opstellen van het verzoekschrift tot het houden
van de voorlopige getuigenverhoren. Ik heb je toegezegd dat ik uiterlijk vandaag het
concept zal toezenden. Dat gaat mij niet lukken. (…) Ik zal u maandag het concept
stuk toezenden.”
2.20 In een e-mailbericht van 23 oktober 2023 heeft klager aan verweerster gevraagd
of zij kans ziet hem nog wat te sturen voordat ze met vakantie gaat. Verweerster laat
hem dezelfde dag per e-mail weten dat zij in haar vakantie het verzoekschrift zal
afronden. Klager heeft dezelfde dag gereageerd per e-mail met de mededeling dat zij
“lekker vakantie moet houden”. Verweerster heeft vervolgens per e-mail gereageerd
dat klager het afgeronde stuk in de week van 6 november ontvangt. Klager heeft de
e-mailconversatie afgesloten met de mededeling dat hij hoopt deze keer wel wat van
verweerster te krijgen en hij heeft verweerster daarbij een fijne vakantie gewenst.
2.21 Op 13 november 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“Wellicht is je vakantie, helaas, alweer een verre herinnering als je het weer zo
druk hebt. Maar inmiddels heb ik al zo’n 9 weken van toezegging tot actie achter de
rug maar ben ik nog altijd afwachtende. De inmiddels bijna 6 maanden na ons intakegesprek
voegt zo ook toe aan de uitputtingsslag die normaal de overheid met burgers voert
en hakt mee in op mijn slinkende mogelijkheden om recht en rechtsherstel te zoeken.
Dit is tegen mijn/mijn zoons belang natuurlijk.”
2.22 Verweerster heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Zoals mijn secretaresse vrijdag heeft aangegeven heb ik afgelopen weekend verder
aan het verzoekschrift gewerkt en heb ik een concept klaar. Er zijn nog drie punten
die ik met [mr. K] wil bespreken. (…) Er worden zeker geen afspraken gemaakt buiten
jou om en er heeft niemand vanuit de keten contact met mij gezocht. Mocht je geen
vertrouwen hebben in mijn integriteit en mijn handelen als advocaat dan verneem ik
dat graag en zal ik mijn werkzaamheden staken.”
2.23 Klager heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor je reactie. Ik gaf ‘prioriteit’ aan voor mezelf en gaf een voorbeeld
daarbij waarom ik wat daarbij voel.”
2.24 Op 16 november 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“De reden om gisteravond niet onmiddellijk te reageren is omdat ik na doorlezen
als ‘rechter’ het verzoek zou afwijzen. De wijze van opzet en inhoud van het verzoekschrift
zal ik op mezelf betrekken: blijkbaar wek ik zelf teveel weerstand op met mijn opstelling,
ook jegens jouzelf. (…) Blijkbaar heb ik al die weken tevergeefs alles schriftelijk
uitgewerkt voor je. Waar ik tegelijkertijd begrijp dat het enorm veel informatie is
hadden we dit met één of twee persoonlijke afspraken veel sneller en compacter kunnen
houden.”
2.25 Op 12 december 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“Bijgaand zend ik je de laatste versie van het verzoekschrift. Ik heb het hele verzoekschrift
nog geredigeerd en nog een behoorlijk aantal punten aangepast en aangevuld. Ik verzoek
je dan ook vriendelijk het gehele document nog een keer door te nemen (…)”
2.26 Op 12 december 2023 heeft klager verweerster een reactie gestuurd op het
aangepaste concept. Klager sluit zijn bericht af met:
“Nog 10 minuten werk voor je, en dan gaan we los [verweerster]. Woensdag 13 december
2023 starten de persen. Bedankt voor je vele werk zover.”
2.27 Op 13 december 2023 heeft verweerster aan klager per e-mail gevraagd zijn
akkoord te geven om het verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank, welk akkoord
klager haar (mede namens klager 2) heeft gegeven.
2.28 Op 5 januari 2024 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin,
voor zover relevant:
“(…) Het heeft even geduurd voor ik je een update kon sturen, omdat het vanwege
de feestdagen langer dan gebruikelijk duurde om overleg te voeren met de Rechtbank
aangaande aanpassingen in het verzoekschrift. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden.
Bijgaand zend ik je een afschrift van mijn brief voorzien van het aangepaste verzoekschrift
aan de Rechtbank. Voorts bericht ik je dat Veilig Thuis uitstel heeft gevraagd en
gekregen tot 19 januari 2024 (…). Ook zend ik je bijgaand afschrift van het bericht
van de advocaat van JBB. Er wordt aangegeven dat er verweer zal worden gevoerd.”
2.29 Bij e-mail van 5 januari 2024 heeft klager verweerster gevraagd om een bespreking
in te plannen. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij zal proberen ook zijn zoon, klager
2, mee te nemen.
2.30 Op 18 januari 2024 heeft verweerster aan klager per e-mail geschreven, voor
zover relevant:
“(…) Het lijkt mij raadzaam een wat langere afspraak te agenderen zodra wij de verweerschriften
van de verschillende organisaties hebben ontvangen. (…) Er zal aan alle kanten verweer
worden gevoerd : ).”
2.31 Op 21 februari 2024 heeft verweerster per e-mail aan klager geschreven,
voor zover relevant:
“Bijgaand zend ik je afschrift van de brief zoals ik die van de Rechtbank ontving.
Er wordt gevraagd om verhinderdata om te dienen, zodat de getuigenverhoren kunnen
worden gepland. Hierdoor bericht ik je ook dat ik vanaf 1 maart (…) niet langer werkzaam
zal zijn bij [RK] Advocaten. Ik zal daarom jouw zaak overdragen naar mijn ervaren
kantoorgenoot (…).[Mr. R] zal dan ook zijn verhinderdata indienen voor het agenderen
van een zitting.”
2.32 Op 26 november 2024 hebben klagers hun klacht over verweerster ingediend
bij de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijt
verweerster dat zij
a) in plaats van het (op 1 juni 2023 overeengekomen) aansprakelijk stellen van
diverse partijen, een van de overeenkomst afwijkende procedure en het starten van
een alternatieve procedure heeft voorgesteld, te weten een voorlopig getuigenverhoor;
b) klagers vooraf niet volledig en juist heeft geïnformeerd wat het doel en het
feitelijk verloop van een voorlopig getuigenverhoor precies behelst, het verwachte
tijdpad niet heeft beschreven en de (kwade) kansen en risico’s daarvan niet heeft
benoemd, wat heeft geresulteerd in gebleken enkel goede kansen voor tegenpartijen;
c) de zaak niet voortvarend heeft behandeld door eerst zeven maanden na de oorspronkelijke
overeenkomst een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor in te dienen, wekenlang
toezeggingen niet na te komen en klagers daarna nog altijd onjuist te informeren wat
de uitkomst van de te plannen mondelinge behandeling zou zijn (namelijk geen getuigenverhoren,
hetgeen schadelijk is gebleken voor de belangen van klager 2 en een hem toekomend
eerlijk proces);
d) zeer beperkt schriftelijk inhoudelijk heeft gecommuniceerd, bijvoorbeeld door
ongemotiveerd de door klager genoemde getuigen niet op te nemen dan wel die op een
onjuist gebleken motivering niet op te nemen, meermaals een verzoek om een fysieke
afspraak niet in te willigen met klager en later klager 2 die op advies van verweerster
procespartij werd;
e) Klager verantwoordelijk heeft gemaakt voor de communicatie met zijn zoon,
klager 2, waardoor ook hij door dwaling een procedure is aangegaan gebaseerd op inmiddels
bewezen enkel kwade kansen voor klagers en enkel goede kansen biedend voor tegenpartijen.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.
Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk
onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de
vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt
de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de
zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd
door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene
professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk
bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Klachtonderdelen a) en b)
5.2 De raad ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en b) aanleiding voor
een gezamenlijke beoordeling, nu de verwijten in deze klachtonderdelen zien op de
processtrategie en het daarmee samenhangende verzoek tot het houden van een voorlopig
getuigenverhoor. De raad stelt vast dat klager en verweerster op 1 juni 2023 met elkaar
zijn overeengekomen dat verweerster klagers zou gaan bijstaan. De insteek was op dat
moment dat verweerster namens klagers verschillende instanties aansprakelijk zou gaan
stellen. Klagers en verweerster hebben hierna met elkaar gecommuniceerd over de verdere
aanpak van de zaak. Daarbij hebben klagers diverse documenten aan verweerster toegestuurd.
Vervolgens heeft klager in een e-mailbericht van 7 september 2023 aan verweerster
geschreven dat hij op 21 oktober 2021 al instanties aansprakelijk had gesteld. Verweerster
heeft klager hierna op 21 september 2023 bericht dat zij een andere strategie overwoog,
maar dat zij hierover eerst nog met een kantoorgenoot (en haar patroon) mr. K, wenste
te overleggen. Begin oktober 2023 hebben klagers en verweerster elkaar telefonisch
gesproken. Hierna heeft verweerster klager op 13 oktober 2023 per e-mailbericht laten
weten dat zij “zoals klager wist” bezig was met het opstellen van een verzoekschrift
tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en dat zij dit de hierop volgende
maandag aan klager zou opsturen. Hierna hebben klager en verweerster weer verder met
elkaar gecorrespondeerd, waarna verweerster “een laatste versie” van het verzoekschrift
voorlopig getuigenverhoor op 12 december 2023 in concept aan klager heeft voorgelegd.
Verweerster heeft klager daarbij “vriendelijk verzocht om het gehele document nog
een keer door te nemen”. Klager heeft verweerster dezelfde dag een reactie gestuurd
op het aangepaste concept. Daarbij heeft klager zijn bericht afgesloten met: “Nog
10 minuten werk voor je, en dan gaan we los [verweerster]. Woensdag 13 december 2023
starten de persen. Bedankt voor je vele werk zover.”. Op 13 december 2023 heeft verweerster
aan klager per e-mail gevraagd zijn akkoord te geven om het verzoekschrift bij de
rechtbank in te dienen, welk akkoord klager haar hierna (mede namens klager 2) heeft
gegeven.
5.3 Naar het oordeel van de raad blijkt uit de hiervoor beschreven gang van zaken
niet dat klagers het niet eens waren met de (gewijzigde) processtrategie in de vorm
van het indienen van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
Klagers en verweerster hebben uitgebreid en veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd
over de aanpak van de zaak. Daarbij heeft verweerster klagers ook ruimschoots betrokken
en in de gelegenheid gesteld om stukken aan te leveren, input te geven en te reageren
op het conceptverzoekschrift. Dat verweerster de processtrategie zomaar en zonder
medeweten van klagers zou hebben gewijzigd, blijkt hier niet uit. Toen het verweerster
op 7 september 2023 bleek dat er reeds eerder aansprakelijkstellingen door klagers
waren verzonden, heeft verweerster klagers laten weten dat zij een andere strategie
overwoog, maar dat zij hierover nog overleg wilde voeren met haar patroon. Vervolgens
hebben klagers en verweerster begin oktober 2023 telefonisch met elkaar overlegd,
waarna de weg van het voorlopig getuigenverhoor is ingeslagen. Het was voor klagers
volkomen duidelijk dat er een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor
zou worden ingediend en uit niets blijkt dat klagers hiertegen bezwaar hebben gemaakt
of dat zij verweerster hebben laten weten dat hierover onduidelijkheid bij hen bestond.
In een reactie op de vraag of klager op 12 december 2023 “nog een keer” het gehele
document wilde doornemen, heeft klager verweerster dezelfde dag nog zijn aanpassingen
gestuurd, haar bedankt voor het vele werk en daarbij geschreven dat zij nog 10 minuten
werk heeft en dat er daarna “los” zou worden gegaan.
5.4 De raad is op grond van het dossier en de hierin overgelegde correspondentie
van oordeel dat op geen enkele wijze door klagers de indruk is gewekt dat de gekozen
processtrategie klagers niet beviel, dat zij hier niet mee instemden of dat zij niet
wisten wat de kansen en risico’s daarvan voor hen waren. Er is dan ook niet gebleken
dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar in de
gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Verweerder kan daarom geen tuchtrechtelijk
verwijt worden gemaakt. De klachtonderdelen a) en b) zijn ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.5 In de inhoud van de klachtonderdelen c) en d) ziet de raad eveneens aanleiding
voor een gezamenlijke beoordeling nu deze verwijten er in de kern op neerkomen dat
verweerster niet voortvarend genoeg zou hebben opgetreden en niet goed met klagers
zou hebben gecommuniceerd.
5.6 De raad stelt vast dat het eerste conceptverzoekschrift op 12 december 2023
door verweerster aan de rechtbank is toegestuurd. Dit is zes maanden nadat verweerster
klagers is gaan bijstaan. Hiermee is inderdaad sprake van een fors tijdverloop. Gelet
echter op de omvang van het (complexe) dossier, dat stapsgewijs gedurende enkele maanden
door klagers aan verweerster werd aangeleverd, het feit dat deze informatie steeds
zorgvuldig door haar diende te worden bestudeerd en zij hierover nog overleg heeft
moeten voeren met haar patroon, is het naar het oordeel van de raad verklaarbaar dat
de voorbereiding van het indienen van het verzoek tot het houden van een voorlopig
getuigenverhoor een aanmerkelijke tijd in beslag heeft genomen. Uit de inhoud van
de overgelegde communicatie blijkt dat verweerster klagers steeds nauwgezet op de
hoogte hield over haar bereikbaarheid en de te volgen stappen. Uit niets blijkt dat
zij eerdere toezeggingen aan klagers niet zou zijn nagekomen of dat zij klagers op
enig moment onjuist zou hebben geïnformeerd. Daarbij heeft verweerster genoegzaam
aangevoerd dat klager verweerster begin januari 2024 inderdaad heeft verzocht om een
afspraak in te plannen, maar dat zij hem toen heeft laten weten dat het haar beter
leek om deze afspraak te agenderen op het moment dat de verweerschriften van de wederpartijen
binnen waren, zodat deze ook meteen besproken konden worden. Verweerster wilde de
financiële middelen en tijd zo efficiënt mogelijk inzetten. Dat er door klagers steeds
zou zijn aangedrongen op het inplannen van een fysieke afspraak, blijkt in ieder geval
niet uit de inhoud van het klachtdossier en klagers hebben dit verwijt ook niet nader
onderbouwd. Voor wat betreft de op te roepen getuigen heeft verweerster onbetwist
aangevoerd dat zij aan klagers heeft uitgelegd waarom het niet zinvol was om bepaalde
personen met bijvoorbeeld een verschoningsrecht op te roepen. Dat verweerster klagers
hierover niet goed zou hebben voorgelicht, hebben klagers niet onderbouwd.
5.7 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat ook ten aanzien van deze
klachtonderdelen niet is gebleken dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de
zorgvuldigheid die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De
klachtonderdelen c) en d) zijn daarom ook ongegrond.
Klachtonderdeel e)
5.8 Voor zover de raad begrijpt, komt het verwijt in klachtonderdeel e) erop
neer dat verweerster klager 1 verantwoordelijk zou hebben gemaakt voor de beslissingen
van klager 2. De raad ziet hiervoor geen enkele onderbouwing in het dossier en verweerster
heeft dit verwijt ook betwist. Daarbij heeft zij aangevoerd dat het de eigen keuze
was van klagers om klager 1 te machtigen.
5.9 Klachtonderdeel e) is bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a), b), c), d) en e) ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en D.V.A. Brouwer, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 juli 2025