ECLI:NL:TADRAMS:2025:128 Raad van Discipline Amsterdam 25-186/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:128
Datum uitspraak: 14-07-2025
Datum publicatie: 18-07-2025
Zaaknummer(s): 25-186/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat is in alle klachtonderdelen ongegrond. De raad is van oordeel dat op geen enkele wijze door klagers de indruk is gewekt dat de gekozen processtrategie klagers niet beviel, dat zij hier niet mee instemden of dat zij niet wisten wat de kansen en risico’s daarvan voor hen waren. Er is dan ook niet gebleken dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 juli 2025
in de zaak 25-186/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over

verweerster


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 november 2024 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2391057/JS/BF van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 juni 2025. Daarbij was klager 1 (hierna: klager) en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 1 april 2025 nagezonden stukken.


2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is de vader van klager 2.
2.3 Verweerster heeft klagers bijgestaan in verschillende procedures.
2.4 Op 1 juni 2023 heeft het intakegesprek tussen verweerster en klager plaatsgevonden.
2.5 Op 5 juni 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“In navolging van onze bespreking van afgelopen vrijdag zend ik u deze e-mail. Zoals besproken ontvang ik graag van u alle relevante stukken, waaronder in ieder geval beslissingen naar aanleiding van klachtprocedures en de raadsrapportages, met betrekking tot de verschillende procedures met de Raad voor de Kinderbescherming, JBB, GGZ en het OM. Zodra ik die stukken heb ontvangen zal ik deze bestuderen en met u de te voeren strategie bespreken.”
2.6 Klager 2 heeft verweerster vanaf 5 juni tot en met 16 juni 2023 verschillende e-mails gestuurd met bijlagen.
2.7 Op 16 juni 2023 heeft verweerster klager 2 een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Dank voor het toezenden van de acht e-mails voorzien van stukken. Ik zal deze gaan bestuderen en daarna bij u terug komen met een strategie.”
2.8 Klager 2 heeft verweerster hierna op 16 juni 2023 een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Er volgt nog meer. (…) Nog even geduld aub, aangezien ik telkens moet reizen om die stukken digitaal te maken. (…).”
2.9 Verweerster heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor uw bericht. Ik wacht de nadere stukken dan nog even af voor ik ga lezen. Neem uw tijd die nodig is.”
2.10 Op 20 en 21 juni 2023 heeft klager verschillende e-mails aan verweerster gestuurd met bijlagen. Klager heeft zijn e-mailbericht van 21 juni 2023 afgesloten met:
“Hierna volgt nog één e-mail over de diverse klachten en hoorzittingen en tot slot een afsluiting. Daarna zullen we een afspraak moeten maken, eerst wij, daarna met mijn zoon erbij.”
2.11 Op 3 augustus 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Hoe gaat het met u? Ikzelf houd me bij mijn wens tot actie maar even vast aan de gedachte dat u een zodanige mokerslag voorbereid waarvan de tgp-en niet meer herstellen en dat dat tijd vraagt, maar dat wachten is niet makkelijk voor iemand die gewend is zelf initiatief te nemen.(…) Wellicht vindt u het leuk om tijdens een welverdiende vakantie van dit rapport kennis te nemen ter verdieping van uw kennis. Ik hoop echter dat ik voor uw mogelijke vakantie nog van u mag vernemen.”
2.12 Diezelfde dag heeft verweerster gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor uw e-mails van vandaag en de verduidelijking. (…) Ik ben druk doende met het doornemen van alle stukken en op basis daarvan een advies aan u op te stellen over de in te zetten strategie. Ik verwacht u volgende week te kunnen berichten. Ik zal uw e-mails van vandaag ook meenemen. Ik zal pas in oktober op vakantie gaan.”
2.13 Op 21 augustus 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Ik heb het grootste gedeelte van alle stukken doorgenomen. Om mijn advies over de in te zetten strategie te kunnen afronden, ontvang ik graag nog alle beschikkingen van de Rechtbank die hebben plaatsgevonden in 2020, 2021 en 2022. (…). Tevens ontvang ik graag nog een afschrift van de beslissing van de Officier van Justitie.”
2.14 Op 7 september 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“N.a.v. ons gesprek gisterochtend heb ik je insteek proberen te plaatsen. Wat ik beluisterde is dat je eigenlijk meer op hun argumenten stuurt, beschikkingen en klachtuitspraken bijvoorbeeld, dan op de mijne. Maar dit houdt in dat ik ook bij jouzelf dat gevecht bergop opnieuw moet voeren, ondanks de vele voorinformatie die ik je al stuurde heb ik blijkbaar nog niet voldoende inzicht kunnen bieden dat nou juist hun informatie fictief is. Je gaf aan partijen aansprakelijk te willen stellen. Maar ik deed al, eerst uiteindelijk op 21 oktober 2021 en later middels een aangifte en klachtprocedures. Je kent de uitkomsten daarvan (…). Ik wil procederen, anders blijft het een tijdvretende, herhaling van zetten. En ook tegen OM. Ondanks je genoemde 2% kans op succes: voor iemand die bijna niets meer heeft is dat winst. (…) Wat ik je wil verzoeken is dit: A.s. maandag zal ik het perspectief voor mijn stellingen anders uitwerken. Wil je dat daarna nemen als uitgangspunt voor argumentatie? (…) Maar wellicht besluit je om alsnog de zaak terug te geven aan me. Dat kan ik ook begrijpen want het zijn geen leuke zaken en nog ingewikkeld ook. Maar het moet bottom-up bekeken worden, niet top-down. Alleen zo kan men de ontwikkelingen en de acties van personen volgen.”
2.15 Op 11 september 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Ik vind het vervelend dat je de indruk hebt dat je opnieuw het gevecht moet voeren. Zoals ik ook tijdens het telefoongesprek heb aangegeven snap ik jouw argumentatie en onderbouwing. Ik ben echter ook advocaat en dien daarom stellingen te kunnen onderbouwen met stukken (…). De wet heeft namelijk de verplichting dat stellingen zoveel als mogelijk met bewijs worden onderbouwd. Ik ontvang graag de rapportages met daarin aangegeven wat er niet klopt. Voorts verneem ik graag of je nog wel voldoende vertrouwen in mij hebt om de zaak voort te zetten.”
2.16 Klager heeft hierop dezelfde dag per e-mail gereageerd met, voor zover relevant:
“Ik begrijp dat je meer middellijke weerlegging wil zien. (…) Ik ben er weer druk mee bezig.”
2.17 Op 21 september 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Dank voor alle aanvullende documenten van 12 en 13 september jl. Ik heb deze inmiddels door kunnen nemen en kan je als volgt berichten. Wij bespraken eerder dat ik je zal bijstaan in het aansprakelijk stellen van de Raad voor de Kinderbescherming en JBB. Je hebt het in je e-mails ook over het voorleggen van de kwestie aan het Landelijk Parket. Je geeft aan dat het gehele parket Oost-Brabant bij de doofpotacties betrokken zijn. Ik verzoek je vriendelijk mij te berichten hoe dat bewezen kan worden en mij het bewijs daartoe doen toekomen. Dank voor het toezenden van het overzicht van de betrokken instanties gedurende de tijd. Graag ontvang ik de verdere documenten met daarin in de verschillende rapportages aangegeven welke informatie er allemaal niet juist is. Uw zoon hoeft geen aangifte via mijn kantoor te doen. Hij kan zelf bij de politie aangifte doen dan wel een brief sturen aan het Openbaar Ministerie. (…) Ik heb volgende week een bespreking met [mr. K] gepland staan. Tijdens die bespreking zal ik ook over jouw zaak spreken. Er is namelijk nog een andere strategie die ik overweeg, maar die ik wel graag met [mr. K] wens te overleggen. Ik kom na de bespreking met [mr. K] terug op de strategie en het tijdspad.”
2.18 Begin oktober 2023 hebben verweerster en klager elkaar telefonisch gesproken.
2.19 Op 13 oktober 2023 heeft verweerster klager een e-mailbericht gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Zoals je weet ben ik bezig met het opstellen van het verzoekschrift tot het houden van de voorlopige getuigenverhoren. Ik heb je toegezegd dat ik uiterlijk vandaag het concept zal toezenden. Dat gaat mij niet lukken. (…) Ik zal u maandag het concept stuk toezenden.”
2.20 In een e-mailbericht van 23 oktober 2023 heeft klager aan verweerster gevraagd of zij kans ziet hem nog wat te sturen voordat ze met vakantie gaat. Verweerster laat hem dezelfde dag per e-mail weten dat zij in haar vakantie het verzoekschrift zal afronden. Klager heeft dezelfde dag gereageerd per e-mail met de mededeling dat zij “lekker vakantie moet houden”. Verweerster heeft vervolgens per e-mail gereageerd dat klager het afgeronde stuk in de week van 6 november ontvangt. Klager heeft de e-mailconversatie afgesloten met de mededeling dat hij hoopt deze keer wel wat van verweerster te krijgen en hij heeft verweerster daarbij een fijne vakantie gewenst.
2.21 Op 13 november 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Wellicht is je vakantie, helaas, alweer een verre herinnering als je het weer zo druk hebt. Maar inmiddels heb ik al zo’n 9 weken van toezegging tot actie achter de rug maar ben ik nog altijd afwachtende. De inmiddels bijna 6 maanden na ons intakegesprek voegt zo ook toe aan de uitputtingsslag die normaal de overheid met burgers voert en hakt mee in op mijn slinkende mogelijkheden om recht en rechtsherstel te zoeken. Dit is tegen mijn/mijn zoons belang natuurlijk.”
2.22 Verweerster heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Zoals mijn secretaresse vrijdag heeft aangegeven heb ik afgelopen weekend verder aan het verzoekschrift gewerkt en heb ik een concept klaar. Er zijn nog drie punten die ik met [mr. K] wil bespreken. (…) Er worden zeker geen afspraken gemaakt buiten jou om en er heeft niemand vanuit de keten contact met mij gezocht. Mocht je geen vertrouwen hebben in mijn integriteit en mijn handelen als advocaat dan verneem ik dat graag en zal ik mijn werkzaamheden staken.”
2.23 Klager heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:
“Dank voor je reactie. Ik gaf ‘prioriteit’ aan voor mezelf en gaf een voorbeeld daarbij waarom ik wat daarbij voel.”
2.24 Op 16 november 2023 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“De reden om gisteravond niet onmiddellijk te reageren is omdat ik na doorlezen als ‘rechter’ het verzoek zou afwijzen. De wijze van opzet en inhoud van het verzoekschrift zal ik op mezelf betrekken: blijkbaar wek ik zelf teveel weerstand op met mijn opstelling, ook jegens jouzelf. (…) Blijkbaar heb ik al die weken tevergeefs alles schriftelijk uitgewerkt voor je. Waar ik tegelijkertijd begrijp dat het enorm veel informatie is hadden we dit met één of twee persoonlijke afspraken veel sneller en compacter kunnen houden.”
2.25 Op 12 december 2023 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“Bijgaand zend ik je de laatste versie van het verzoekschrift. Ik heb het hele verzoekschrift nog geredigeerd en nog een behoorlijk aantal punten aangepast en aangevuld. Ik verzoek je dan ook vriendelijk het gehele document nog een keer door te nemen (…)”
2.26 Op 12 december 2023 heeft klager verweerster een reactie gestuurd op het aangepaste concept. Klager sluit zijn bericht af met:
“Nog 10 minuten werk voor je, en dan gaan we los [verweerster]. Woensdag 13 december 2023 starten de persen. Bedankt voor je vele werk zover.”
2.27 Op 13 december 2023 heeft verweerster aan klager per e-mail gevraagd zijn akkoord te geven om het verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank, welk akkoord klager haar (mede namens klager 2) heeft gegeven.
2.28 Op 5 januari 2024 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met daarin, voor zover relevant:
“(…) Het heeft even geduurd voor ik je een update kon sturen, omdat het vanwege de feestdagen langer dan gebruikelijk duurde om overleg te voeren met de Rechtbank aangaande aanpassingen in het verzoekschrift. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Bijgaand zend ik je een afschrift van mijn brief voorzien van het aangepaste verzoekschrift aan de Rechtbank. Voorts bericht ik je dat Veilig Thuis uitstel heeft gevraagd en gekregen tot 19 januari 2024 (…). Ook zend ik je bijgaand afschrift van het bericht van de advocaat van JBB. Er wordt aangegeven dat er verweer zal worden gevoerd.”
2.29 Bij e-mail van 5 januari 2024 heeft klager verweerster gevraagd om een bespreking in te plannen. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij zal proberen ook zijn zoon, klager 2, mee te nemen.
2.30 Op 18 januari 2024 heeft verweerster aan klager per e-mail geschreven, voor zover relevant:
“(…) Het lijkt mij raadzaam een wat langere afspraak te agenderen zodra wij de verweerschriften van de verschillende organisaties hebben ontvangen. (…) Er zal aan alle kanten verweer worden gevoerd : ).”
2.31 Op 21 februari 2024 heeft verweerster per e-mail aan klager geschreven, voor zover relevant:
“Bijgaand zend ik je afschrift van de brief zoals ik die van de Rechtbank ontving. Er wordt gevraagd om verhinderdata om te dienen, zodat de getuigenverhoren kunnen worden gepland. Hierdoor bericht ik je ook dat ik vanaf 1 maart (…) niet langer werkzaam zal zijn bij [RK] Advocaten. Ik zal daarom jouw zaak overdragen naar mijn ervaren kantoorgenoot (…).[Mr. R] zal dan ook zijn verhinderdata indienen voor het agenderen van een zitting.”
2.32 Op 26 november 2024 hebben klagers hun klacht over verweerster ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijt verweerster dat zij
a) in plaats van het (op 1 juni 2023 overeengekomen) aansprakelijk stellen van diverse partijen, een van de overeenkomst afwijkende procedure en het starten van een alternatieve procedure heeft voorgesteld, te weten een voorlopig getuigenverhoor;
b) klagers vooraf niet volledig en juist heeft geïnformeerd wat het doel en het feitelijk verloop van een voorlopig getuigenverhoor precies behelst, het verwachte tijdpad niet heeft beschreven en de (kwade) kansen en risico’s daarvan niet heeft benoemd, wat heeft geresulteerd in gebleken enkel goede kansen voor tegenpartijen;
c) de zaak niet voortvarend heeft behandeld door eerst zeven maanden na de oorspronkelijke overeenkomst een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor in te dienen, wekenlang toezeggingen niet na te komen en klagers daarna nog altijd onjuist te informeren wat de uitkomst van de te plannen mondelinge behandeling zou zijn (namelijk geen getuigenverhoren, hetgeen schadelijk is gebleken voor de belangen van klager 2 en een hem toekomend eerlijk proces);
d) zeer beperkt schriftelijk inhoudelijk heeft gecommuniceerd, bijvoorbeeld door ongemotiveerd de door klager genoemde getuigen niet op te nemen dan wel die op een onjuist gebleken motivering niet op te nemen, meermaals een verzoek om een fysieke afspraak niet in te willigen met klager en later klager 2 die op advies van verweerster procespartij werd;
e) Klager verantwoordelijk heeft gemaakt voor de communicatie met zijn zoon, klager 2, waardoor ook hij door dwaling een procedure is aangegaan gebaseerd op inmiddels bewezen enkel kwade kansen voor klagers en enkel goede kansen biedend voor tegenpartijen.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Klachtonderdelen a) en b)
5.2 De raad ziet in de inhoud van de klachtonderdelen a) en b) aanleiding voor een gezamenlijke beoordeling, nu de verwijten in deze klachtonderdelen zien op de processtrategie en het daarmee samenhangende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De raad stelt vast dat klager en verweerster op 1 juni 2023 met elkaar zijn overeengekomen dat verweerster klagers zou gaan bijstaan. De insteek was op dat moment dat verweerster namens klagers verschillende instanties aansprakelijk zou gaan stellen. Klagers en verweerster hebben hierna met elkaar gecommuniceerd over de verdere aanpak van de zaak. Daarbij hebben klagers diverse documenten aan verweerster toegestuurd. Vervolgens heeft klager in een e-mailbericht van 7 september 2023 aan verweerster geschreven dat hij op 21 oktober 2021 al instanties aansprakelijk had gesteld. Verweerster heeft klager hierna op 21 september 2023 bericht dat zij een andere strategie overwoog, maar dat zij hierover eerst nog met een kantoorgenoot (en haar patroon) mr. K, wenste te overleggen. Begin oktober 2023 hebben klagers en verweerster elkaar telefonisch gesproken. Hierna heeft verweerster klager op 13 oktober 2023 per e-mailbericht laten weten dat zij “zoals klager wist” bezig was met het opstellen van een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en dat zij dit de hierop volgende maandag aan klager zou opsturen. Hierna hebben klager en verweerster weer verder met elkaar gecorrespondeerd, waarna verweerster “een laatste versie” van het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor op 12 december 2023 in concept aan klager heeft voorgelegd. Verweerster heeft klager daarbij “vriendelijk verzocht om het gehele document nog een keer door te nemen”. Klager heeft verweerster dezelfde dag een reactie gestuurd op het aangepaste concept. Daarbij heeft klager zijn bericht afgesloten met: “Nog 10 minuten werk voor je, en dan gaan we los [verweerster]. Woensdag 13 december 2023 starten de persen. Bedankt voor je vele werk zover.”. Op 13 december 2023 heeft verweerster aan klager per e-mail gevraagd zijn akkoord te geven om het verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen, welk akkoord klager haar hierna (mede namens klager 2) heeft gegeven.
5.3 Naar het oordeel van de raad blijkt uit de hiervoor beschreven gang van zaken niet dat klagers het niet eens waren met de (gewijzigde) processtrategie in de vorm van het indienen van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Klagers en verweerster hebben uitgebreid en veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd over de aanpak van de zaak. Daarbij heeft verweerster klagers ook ruimschoots betrokken en in de gelegenheid gesteld om stukken aan te leveren, input te geven en te reageren op het conceptverzoekschrift. Dat verweerster de processtrategie zomaar en zonder medeweten van klagers zou hebben gewijzigd, blijkt hier niet uit. Toen het verweerster op 7 september 2023 bleek dat er reeds eerder aansprakelijkstellingen door klagers waren verzonden, heeft verweerster klagers laten weten dat zij een andere strategie overwoog, maar dat zij hierover nog overleg wilde voeren met haar patroon. Vervolgens hebben klagers en verweerster begin oktober 2023 telefonisch met elkaar overlegd, waarna de weg van het voorlopig getuigenverhoor is ingeslagen. Het was voor klagers volkomen duidelijk dat er een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor zou worden ingediend en uit niets blijkt dat klagers hiertegen bezwaar hebben gemaakt of dat zij verweerster hebben laten weten dat hierover onduidelijkheid bij hen bestond. In een reactie op de vraag of klager op 12 december 2023 “nog een keer” het gehele document wilde doornemen, heeft klager verweerster dezelfde dag nog zijn aanpassingen gestuurd, haar bedankt voor het vele werk en daarbij geschreven dat zij nog 10 minuten werk heeft en dat er daarna “los” zou worden gegaan.
5.4 De raad is op grond van het dossier en de hierin overgelegde correspondentie van oordeel dat op geen enkele wijze door klagers de indruk is gewekt dat de gekozen processtrategie klagers niet beviel, dat zij hier niet mee instemden of dat zij niet wisten wat de kansen en risico’s daarvan voor hen waren. Er is dan ook niet gebleken dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Verweerder kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klachtonderdelen a) en b) zijn ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.5 In de inhoud van de klachtonderdelen c) en d) ziet de raad eveneens aanleiding voor een gezamenlijke beoordeling nu deze verwijten er in de kern op neerkomen dat verweerster niet voortvarend genoeg zou hebben opgetreden en niet goed met klagers zou hebben gecommuniceerd.
5.6 De raad stelt vast dat het eerste conceptverzoekschrift op 12 december 2023 door verweerster aan de rechtbank is toegestuurd. Dit is zes maanden nadat verweerster klagers is gaan bijstaan. Hiermee is inderdaad sprake van een fors tijdverloop. Gelet echter op de omvang van het (complexe) dossier, dat stapsgewijs gedurende enkele maanden door klagers aan verweerster werd aangeleverd, het feit dat deze informatie steeds zorgvuldig door haar diende te worden bestudeerd en zij hierover nog overleg heeft moeten voeren met haar patroon, is het naar het oordeel van de raad verklaarbaar dat de voorbereiding van het indienen van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor een aanmerkelijke tijd in beslag heeft genomen. Uit de inhoud van de overgelegde communicatie blijkt dat verweerster klagers steeds nauwgezet op de hoogte hield over haar bereikbaarheid en de te volgen stappen. Uit niets blijkt dat zij eerdere toezeggingen aan klagers niet zou zijn nagekomen of dat zij klagers op enig moment onjuist zou hebben geïnformeerd. Daarbij heeft verweerster genoegzaam aangevoerd dat klager verweerster begin januari 2024 inderdaad heeft verzocht om een afspraak in te plannen, maar dat zij hem toen heeft laten weten dat het haar beter leek om deze afspraak te agenderen op het moment dat de verweerschriften van de wederpartijen binnen waren, zodat deze ook meteen besproken konden worden. Verweerster wilde de financiële middelen en tijd zo efficiënt mogelijk inzetten. Dat er door klagers steeds zou zijn aangedrongen op het inplannen van een fysieke afspraak, blijkt in ieder geval niet uit de inhoud van het klachtdossier en klagers hebben dit verwijt ook niet nader onderbouwd. Voor wat betreft de op te roepen getuigen heeft verweerster onbetwist aangevoerd dat zij aan klagers heeft uitgelegd waarom het niet zinvol was om bepaalde personen met bijvoorbeeld een verschoningsrecht op te roepen. Dat verweerster klagers hierover niet goed zou hebben voorgelicht, hebben klagers niet onderbouwd.
5.7 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat ook ten aanzien van deze klachtonderdelen niet is gebleken dat verweerster niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De klachtonderdelen c) en d) zijn daarom ook ongegrond.
Klachtonderdeel e)
5.8 Voor zover de raad begrijpt, komt het verwijt in klachtonderdeel e) erop neer dat verweerster klager 1 verantwoordelijk zou hebben gemaakt voor de beslissingen van klager 2. De raad ziet hiervoor geen enkele onderbouwing in het dossier en verweerster heeft dit verwijt ook betwist. Daarbij heeft zij aangevoerd dat het de eigen keuze was van klagers om klager 1 te machtigen.
5.9 Klachtonderdeel e) is bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a), b), c), d) en e) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en D.V.A. Brouwer, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 juli 2025