ECLI:NL:TADRAMS:2025:127 Raad van Discipline Amsterdam 25-145/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:127
Datum uitspraak: 14-07-2025
Datum publicatie: 18-07-2025
Zaaknummer(s): 25-145/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij is gegrond. Verweerder heeft de in zijn processtukken opgenomen uitlatingen over klager onvoldoende geverifieerd. Gelet op de ernst van deze uitlatingen en de context van het familierechtelijk geschil waarbinnen deze door verweerder zijn gedaan, had verweerder deze uitlatingen niet zomaar mogen doen en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De raad acht de oplegging van een maatregel in de vorm van een waarschuwing passend.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 juli 2025
in de zaak 25-145/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2359672/JS/BF van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 juni 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 13 maart 2025 en 7 mei 2025 door klager nagezonden stukken.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is met zijn ex-partner (hierna: de vrouw) verwikkeld in verschillende familierechtelijke procedures over hun dochter (hierna: de dochter).
2.3 Verweerder staat in deze procedures de vrouw bij.
2.4 Klager werd in de procedures bijgestaan door mr. H.
2.5 De vrouw heeft op 10 november 2023 aangifte bij de politie gedaan van stalking door klager.
2.6 Verweerder heeft in een dagvaarding van 10 november 2023 geschreven:
“5. (…) hij smeekte de vrouw om hem nog een kans te geven waarbij hij aangaf veranderd te zijn en hij graag een gezin wilde vormen met de vrouw en de belofte was dat er geen drugs meer gebruikt zou worden of agressie. Die belofte kwam hij niet na en er ontstond wederom een breuk.
6. Immers, de man gebruikte nog altijd drugs (…)”
2.7 Op 21 december 2023 heeft verweerder in een e-mail aan mr. H geschreven, voor zover relevant:
“Cliënte kan uw cliënt niet deblokkeren want dat is een advies van de politie waarover ik verder niet in detail kan treden.”
2.8 Op 6 januari 2024 heeft verweerder in een e-mail aan de advocaat van klager geschreven, voor zover relevant:
“(…) Cliënte mag uw cliënt niet deblokkeren van de politie.”
2.9 Verweerder heeft in een conclusie van antwoord van 9 februari 2024 geschreven, voor zover relevant:
“(…)
6. Een belangrijke voorwaarde voor de poging tot herstel van de relatie was dat [klager] zou stoppen met wiet roken (…)[Klager] bleek nog steeds aan drugs te doen en zijn poging om te stoppen te hebben opgegeven (…)”
7. In de periode dat partijen probeerden hun relatie te herstellen bleef [klager] wel eens bij de vrouw slapen in het weekend en bleek hij drug te gebruiken. (…) Ook de buren zagen de man op vreemde tijdstippen wiet roken (Productie 4). (…)
26. (…) een vader die wordt onderzocht door justitie in verband met de vrouw, drugs gebruikt, geweld en agressie niet schuwt en zint op eerwraak (…)
28. [Klager] is een fervent drugsgebruiker en dat baart de vrouw grote zorgen. Uit getuigenverklaringen blijkt dat [klager] aan de drugs is (Productie 24). (…)
39. [Klager] is agressief en gebruikt drugs
(…)”
2.10 Op 29 februari 2024 heeft klager per e-mail aan de vrouw geschreven, voor zover relevant:
“Bijzonder dat jij en notabene je advocaat beweren dat er een strafrechtelijk onderzoek loopt en aangifte notabene recent nog in de rechtbank.
Zoals je al heb gehoord vanuit veilig thuis loopt er helemaal niks. Onze gezamenlijke contactpersoon van veilig thuis heeft dit bevestigd en uitgezocht en nagevraagd bij de politie.
En mijn contactpersoon bij de politie heeft dit ook bevestigd en laten zien aan mij. Stop met constant liegen en constante valse beschuldigingen!”
2.11 Op 8 mei 2024 heeft verweerder in een e-mail aan de advocaat van klager geschreven, voor zover relevant:
“Zoals u weet is de aangifte van cliënte nog altijd in behandeling en het advies is nog altijd om uw cliënt te blokkeren vanwege de risico’s voor cliënte. (…) daarom is gevraagd om (…) te raadplegen in de strafzaak tegen uw cliënt (…)”
2.12 Op 19 mei 2024 heeft klager per e-mail het volgende aan de vrouw bericht:
“Zoals je hebt kunnen zien in het bericht van Veilig Thuis en de bevestiging van het Openbaar Ministerie aan Veilig Thuis, is de situatie helder en duidelijk. Ik vraag je daarom nogmaals dringend om per direct te stoppen met het uiten van valse aantijgingen en beschuldigingen jegens mij. In de bijlage een bewijsstuk voor jou en je advocaat!”
2.13 In de bijlage bij de mail is een gespreksverslag van Veilig Thuis opgenomen, waarin, voor zover relevant, het volgende is opgenomen:
“Met meneer gedeeld dat VT vanuit politie heeft vernomen dat officier van justitie (OvJ) heeft besloten niets met de aangiftes vanuit mevrouw te doen, vanwege tegenstrijdigheid in de proces verbalen.”
2.14 Op 20 juli 2024 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2.15 Op 22 augustus 2024 heeft de politie de aangifte van de vrouw geseponeerd.
2.16 Bij beschikking van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) van 5 september 2024 heeft het Hof onder 3.16 overwogen, voor zover relevant:
“(…) Het hof stelt voorop dat er geen grond is om te veronderstellen dat de veiligheid van [de dochter] en/of [de vrouw] bij de vaststelling van een omgangsregeling tussen [klager} en [de dochter] in het geding is of dat [klager] ongeschikt zou zijn om onbegeleide omgang met [de dochter] te hebben. Hetgeen [de vrouw] in haar beroepschrift over [klager] naar voren heeft gebracht wat betreft vermeend strafrechtelijk handelen, agressief gedrag en/of drugsgebruik is op geen enkele wijze komen vast te staan en blijkt evenmin uit de door [de vrouw] overgelegde brief van Veilig Thuis van 24 juni 2024. Veilig Thuis is betrokken geraakt door de aangifte van [de vrouw] en concludeert in voornoemde brief dat er weliswaar sprake is van een complexe scheidingssituatie, maar dat er geen directe zorgen over de veiligheid van [de dochter] en [de vrouw] zijn. Het wordt door Veilig Thuis juist zorgelijk geacht dat er al langere tijd geen contact is tussen [de dochter] en [klager]. (…)”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij onjuiste en schadelijke informatie over hem heeft verspreid.
3.2 De raad zal hierna op de klacht ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


5 BEOORDELING
5.1 Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
5.2 In familiezaken moet een advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat met name de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen.
5.3 Klager verwijt verweerder dat hij in zijn stukken ten onrechte heeft gesteld dat klager zou worden gezocht door politie en justitie en dat bij hem sprake zou zijn van een drugsverslaving. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van klager en het overleggen van bewijsstukken die de aantijgingen ontkrachten, blijft verweerder de beschuldigingen gebruiken in gerechtelijke procedures. Het Hof heeft in het arrest van 5 september 2024 geoordeeld dat er geen bewijs is voor deze aantijgingen en dat er ook geen reden is om aan te nemen dat de omgang tussen klager met zijn dochter een gevaar zou vormen voor haar of haar moeder. Dit is volgens klager wederom een bevestiging dat er anderhalf jaar lang onwaarheden door verweerder en zijn cliënte zijn verspreid in gerechtelijke procedures.
5.4 De raad stelt bij de beoordeling van deze klacht voorop dat, gelijk aan het onder 5.1 genoemde toetsingskader, advocaten in het algemeen mogen afgaan op de juistheid van mededelingen en het feitenmateriaal dat cliënten hen verschaffen. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid hiervan te verifiëren. De raad stelt daarnaast vast dat in dit geval sprake is van een familierechtelijk geschil met een gecompliceerde echtscheidingssituatie tussen klager en zijn ex-partner, waarbij met name ook de omgangsregeling tussen de vader (klager) en zijn dochter een belangrijk punt van geschil is. In deze gevoelige situatie, waarbij een bepaalde mate van terughoudendheid van verweerder mocht worden verwacht, heeft verweerder in zijn processtukken diverse zeer negatieve uitlatingen over klager gedaan. De raad wijst hierbij met name op hetgeen verweerder in zijn conclusie van antwoord van 9 februari 2024 onder de randnummers 26, 28 en 39 heeft geschreven, te weten “(…) een vader [klager dus, raad] die wordt onderzocht door justitie in verband met de vrouw, drugs gebruikt, geweld en agressie niet schuwt en zint op eerwraak (…)”. “ [Klager] is een fervent drugsgebruiker en dat baart de vrouw grote zorgen. Uit getuigenverklaringen blijkt dat [klager] aan de drugs is (…).” “ [Klager] is agressief en gebruikt drugs.” Naar het oordeel van de raad zijn deze uitlatingen van een zodanige ernst en bestonden er zodanige contra-indicaties voor de juistheid daarvan, dat het op de weg van verweerder had gelegen om de juistheid van deze uitlatingen te verifiëren. Blijkens het arrest van het Hof van 5 september 2024 bestond voor de uitlatingen onvoldoende feitelijke basis, waarbij het Hof is uitgegaan van de informatie die door partijen in die procedure is aangevoerd. Het in de procedure door verweerder overgelegde bewijsmateriaal in de vorm van onder meer getuigenverklaringen van buren en een enkele aangifte tegen klager door de vrouw, kon de hiervoor geciteerde uitlatingen niet dragen. Verweerder had de vergaande uitlatingen over klager, gelet op het voorgaande, niet zonder meer in zijn processtukken mogen opnemen.
5.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat de klacht gegrond is.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft de in zijn processtukken opgenomen uitlatingen over klager onvoldoende geverifieerd. Gelet op de ernst van deze uitlatingen en de context van het familierechtelijk geschil waarbinnen deze door verweerder zijn gedaan, had verweerder deze uitlatingen niet zomaar mogen doen en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De raad acht de oplegging van een maatregel in de vorm van een waarschuwing passend.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en D.V.A. Brouwer, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 14 juli 2025