ECLI:NL:TADRAMS:2025:120 Raad van Discipline Amsterdam 25-412/A/RO/W 25-413/A/RO/W 25-426/A/DH/W 25-427/A/RO/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:120 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-07-2025 |
Datum publicatie: | 11-07-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | Wraking afgewezen met misbruik van recht bepaling. |
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort
Den Haag
van 7 juli 2025
in de zaken 25-412/A/RO/W, 25-413/A/RO/W, 25-426/A/DH/W, 25-427/A/RO/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:
verzoeker
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) zijn
vier klachtzaken aanhangig onder zaaknummers 25-259/DH/RO, 25-276/DH/RO, 25-004/DH/DH
en 25-387/DH/RO met verzoeker als klager en in elk dossier een andere advocaat als
verweerder of verweerster.
Feiten in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO
1.2 Verzoeker heeft in de zaak 25-276/DH/RO op 26 mei 2025 stukken ingediend,
die op diezelfde datum vanwege de omvang zijn geweigerd. Verzoeker is gewezen op artikel
2.4.3 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline
(hierna: het procesreglement) waarin is bepaald dat de in te dienen stukken niet meer
dan 25 bladzijden mogen beslaan. Verzoeker is tot 28 mei 2025 in de gelegenheid gesteld
zijn stukken te beperken tot het maximum van 25 bladzijden.
1.3 Verzoeker heeft hierop op 26 mei 2025 in zaak 25-276/DH/RO een verzoek om
uitzondering op de paginabeperking gedaan en daarnaast een verzoek om een aanvullende
termijn voor het indienen van een selectie van 25 bladzijden. Verzoeker heeft diezelfde
dag in de zaak 25-259/DH/RO eenzelfde verzoek gedaan.
1.4 Verzoeker heeft vervolgens op 27 mei 2025 in beide zaken een toelichting
ingediend die binnen de marge van 25 bladzijden valt. De gemachtigde van verweerder
in de zaak 25-259/DH/RO heeft daar op 27 mei 2025 op gereageerd en verzocht de toelichting
buiten het dossier te laten c.q. verzocht daarop te mogen reageren.
1.5 Bij e-mail van 27 mei 2025 (14:41 uur) heeft de griffie verzoeker namens
de voorzitter, mr. A.E.A.M. van Waesberghe (hierna: tuchtrechter 1) in beide procedures
het volgende meegedeeld:
“Uw verzoek om meer dan 25 pagina’s aan stukken te mogen indienen, wordt afgewezen.
Dat geldt voor beide zaken. U heeft bij de deken de gelegenheid gehad om (onderbouwende)
stukken in te dienen, zowel bij uw klacht als bij uw repliek. Mede om die reden wordt
er bij de raad nog maar beperkt stukken toegelaten. De voorzitter ziet in hetgeen
u aanvoert geen grond om stukken van een grotere omvang toe te staan.
U heeft in beide zaken al een toelichting ingediend die binnen de marge van 25 pagina’s
valt. Deze toelichting zal in de betreffende klachtzaak in het dossier worden gevoegd.
Er is daarmee geen reden meer om te beslissen op uw verzoek om een aanvullende termijn
voor het indienen van een selectie van 25 pagina’s.
[De gemachtigde van verweerder in de zaak 25-259/DH/RO] heeft verzocht om – in het
geval uw toelichting in het dossier wordt gevoegd – daarop te mogen reageren. De voorzitter
[tuchtrechter 1] wijst dat verzoek toe en geeft [verweerder in de zaak 25-259/DH/RO
en zijn gemachtigde] de gelegenheid om schriftelijk te reageren op uw aanvullende
toelichting, uiterlijk op 13 juni as. U ontvangt te zijner tijd een afschrift van
die reactie.
Ook [verweerder in de zaak 25-276/DH/RO] wordt de gelegenheid gegeven op uw toelichting
in die zaak te reageren, eveneens uiterlijk op 13 juni as.”
1.6 Bij e-mail van 27 mei 2025 (17:29 uur) heeft verzoeker in beide zaken hierop
gereageerd, voor zover relevant:
“De onderhavige zaken betreffen complexe geschillen met meerdere feitelijke en juridische
lagen, die naar mijn mening een evenwichtige en volledige onderbouwing vereisen. Het
valt op dat verweerders in een eerdere fase 34 bladzijden aan bijlagen mochten indienen,
terwijl ik daarentegen strikt werd gehouden aan het maximum van 25 bladzijden. Deze
ongelijke behandeling roept bij mij – mede gelet op het cumulatieve procesverloop
– de schijn van partijdigheid aan de zijde van de voorzitter op.”
(…)
Voor alle duidelijkheid: ik stel op dit moment nog geen formeel wrakingsverzoek
in, maar ik acht het noodzakelijk om deze ernstige zorgen uitdrukkelijk vast te leggen.
Indien dit patroon van ongelijke behandeling zich voortzet, zal ik mij genoodzaakt
zien nadere maatregelen te overwegen ter bescherming van mijn rechtspositie.”
1.7 Bij e-mail van 12 juni 2025 heeft de gemachtigde van verweerder in de zaak
25-259/DH/RO een reactie gegeven op de toelichting van verzoeker van 27 mei 2025.
Bij e-mails van 12 en 13 juni 2025 heeft verzoeker hierop gereageerd en daarbij zijn
klacht uitgebreid vanwege nieuwe feiten die er volgens verzoeker waren.
1.8 Bij e-mail van eveneens 12 juni 2025 (12:34 uur) heeft verweerster in de
zaak 25-276/DH/RO een aanvullend verweer ingediend, waarop verzoeker bij e-mails van
12 juni 2025 (om 13:14 uur) en van 13 juni 2025 heeft gereageerd.
1.9 Bij twee afzonderlijke e-mails van 20 juni 2025 heeft de griffie namens tuchtrechter
1 in beide procedures (25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO) aan verzoeker meegedeeld dat
zijn aanvullende toelichting c.q. stukken niet in behandeling worden genomen. Onder
verwijzing naar artikel 2.4.1 van het procesreglement, is verzoeker erop gewezen dat
hij al gebruik gemaakt heeft van de eenmalige mogelijkheid om stukken in te dienen.
Een afschrift van de e-mails is respectievelijk aan de gemachtigde van verweerder
in de zaak 25-259/DH/RO en aan verweerster in de zaak 25-276/DH/RO gestuurd.
1.10 Bij twee afzonderlijke e-mails van 20 juni 2025 (15:57 uur en 16:01 uur)
heeft verzoeker gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de beslissing van tuchtrechter 1
om zijn aanvullende stukken niet te voegen aan de procesdossiers. Verzoeker heeft
onder meer een beroep op 2.4.2 van het procesreglement gedaan, waarin de mogelijkheid
is geregeld om na ontvangst van de oproep voor de zitting nog stukken in te dienen
waarover partijen eerder nog niet konden beschikken. In zijn e-mails schrijft verzoeker
ook dat een wrakingsverzoek zal volgen bij het uitblijven van een reactie binnen vijf
dagen.
1.11 Bij afwezigheid van tuchtrechter 1, heeft de griffie namens de voorzitter,
mr. S.M. Krans (hierna: tuchtrechter 2) op 23 juni 2025 bij afzonderlijke e-mails
in beide zaken aan verzoeker meegedeeld:
“Artikelen 2.4.1 en 2.4.2 van het Procesreglement Raden van Discipline bepalen het
volgende (onderstreping toegevoegd):
“2.4.1 Zowel klager als verweerder kan tot veertien dagen na de datum waarop de
ontvangst van het klachtdossier van de deken aan partijen is bevestigd -eenmaal- stukken,
die nog geen deel uitmaken van het procesdossier van de raad, overleggen. Na die datum
kunnen geen stukken meer aan het dossier worden toegevoegd tot het moment zoals bedoeld
in artikel 2.4.2.
2.4.2 Na ontvangst van een oproep voor een zitting kan zowel klager als verweerder
tot 14 dagen voor die zitting -eenmaal- stukken, waarover partijen op de in artikel
2.4.1 genoemde termijn nog niet konden beschikken, overleggen.”
In de zaak met bovengenoemd kenmerk is (nog) geen sprake van een oproep voor een
zitting, zodat u op dit moment geen beroep kunt doen op dit artikel. Zoals op 20 juni
jl. al aan u bericht: de door u toegezonden toelichting c.q. stukken worden dus niet
in het dossier gevoegd.”
1.12 Bij afzonderlijke e-mails 23 juni 2023 heeft verzoeker in de zaken 25-259/DH/RO
en 25-276/DH/RO een wrakingsverzoek ingediend. Hij richt zich tot de niet bij naam
bekendgemaakte leden van de raad die belast zijn met de behandeling van deze klachten.
1.13 De wrakingsverzoeken zijn geregistreerd onder kenmerken 25-412/A/RO/W 25-413/A/RO/W.
Feiten in de zaken 25-004/DH/DH en 25-387/DH/RO
1.14 In de zaak 25-004/DH/DH is op 5 maart 2025 een oproep voor een zitting op
14 juli 2025 verstuurd. De voorzitter op die zitting is tuchtrechter 1. Op 24 juni
2025 heeft verzoeker ook in deze zaak een wrakingsverzoek ingediend. Het wrakingsverzoek
hangt aldus verzoeker samen met zijn wrakingsverzoeken in de zaken 25-259/DH/RO en
25-276/DH/RO. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder kenmerk 25-426/A/DH/W.
1.15 In de zaak 25-387/DH/RO is op 12 juni 2025 via het digitale systeem het
klachtdossier ontvangen. In deze zaak heeft de raad nog geen handelingen verricht.
Ook in deze zaak heeft verzoeker op 24 juni 2025 een wrakingsverzoek ingediend dat
- aldus verzoeker - samenhangt met zijn wrakingsverzoeken in de zaken 25-259/DH/RO
en 25-276/DH/RO. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder kenmerk 25-427/A/RO/W.
1.16 De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna:
de wrakingskamer) heeft de wrakingsverzoeken beoordeeld.
Gewraakte tuchtrechters
1.17 De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker zijn wrakingsverzoeken richt tegen
de leden van de raad die belast zijn met de behandeling van zijn zaken. Uit de wrakingsverzoeken
en de onderliggende stukken blijkt echter dat uitsluitend tuchtrechters 1 en 2 handelingen
hebben verricht in de onderliggende zaken, zodat (uitsluitend) hun handelen ter beoordeling
voorligt.
1.18 De tuchtrechters hebben niet berust in de wrakingen.
1.19 De wrakingskamer heeft zich bij zijn beslissing gebaseerd op de volgende
stukken:
- De vier wrakingsverzoeken van verzoeker, twee van 23 juni 2025 en twee van
24 juni 2025;
- De onder de feiten weergegeven e-mailcorrespondentie tussen verzoeker en de
(griffie van de raad namens de) tuchtrechters in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO;
- Het verweer van tuchtrechter 2 bij e-mail van 24 juni 2025;
- Het namens tuchtrechter 1 door de griffier bij e-mails van 25 juni 2025 verzonden
verweer met bijlagen.
2 BEOORDELING
Wrakingsverzoek 25-427/A/RO/W
2.1 In artikel 2 lid 1 van het Wrakingsprotocol Raden van Discipline (hierna:
het wrakingsprotocol) is bepaald dat een raad kan besluiten om een door de verzoeker
als ‘wrakingsverzoek’ aangemerkt verzoek niet in behandeling te nemen indien, onder
meer, het verzoek geen betrekking heeft op een persoon die ingevolge artikel 1 lid
1 kan worden gewraakt (grond e), dan wel het verzoek zich richt tegen een gehele raad
van discipline (grond f).
2.2 De wrakingskamer is van oordeel dat deze situaties zich voor wat betreft
wrakingsverzoek 25-427/A/RO/W voordoen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op de
zaak 25-387/DH/RO. In deze procedure zijn nog geen handelingen verricht; er is zelfs
nog geen ontvangstbevestiging verstuurd. Daarmee heeft het verzoek geen betrekking
op een persoon die ingevolge artikel 1 lid 1 kan worden gewraakt (grond e). Voor zover
verzoeker stelt dat dit wrakingsverzoek gericht is tegen het ondeugdelijk functioneren
van de Raad van Discipline Den Haag, geldt dat een verzoek zich niet kan richten tegen
de gehele raad van discipline (grond f). De wrakingskamer neemt dit wrakingsverzoek
daarom niet in behandeling.
Wrakingsverzoeken 25-412/A/RO/W, 25-413/A/RO/W en 25-426/A/DH/W
Toetsingskader
2.3 Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering
is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden
waardoor de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer
zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld
en aannemelijk zijn geworden.
2.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve
instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend
geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon
van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve
zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste
is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter
wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders
als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren
voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker,
althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling
2.5 De wrakingsverzoeken hebben in de kern betrekking op de namens de tuchtrechters
in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO genomen procedurele beslissingen. Verzoeker
is van mening dat deze beslissingen duiden op een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid
en structurele rechtsongelijkheid. Het procesreglement wordt volgens verzoeker selectief
toegepast. Verder meent verzoeker dat hij niet gelijk wordt behandeld aan zijn wederpartijen
en dat hoor en wederhoor ontbreekt.
2.6 De wrakingskamer overweegt als volgt. Voorop gesteld wordt dat een onwelgevallige
(processuele) beslissing van een (plaatsvervangend) voorzitter geen grond kan vormen
voor wraking. Het instrument van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel
tegen dergelijke processuele beslissingen te worden gebruikt. De wrakingskamer komt
ook geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing. Dit is slechts anders indien
de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval
en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde
bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid
van de tuchtrechter die de beslissing heeft genomen. Naar het oordeel van de wrakingskamer
is daarvan in de onderhavige wrakingsverzoeken niet gebleken. Ter toelichting geldt
het volgende.
2.7 Tuchtrechter 1 heeft op 27 mei 2025 in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO
het verzoek van verzoeker meer dan 25 bladzijden in te dienen afgewezen. Verzoekers
toelichtingen in beide zaken die binnen de marge van 25 bladzijden vielen zijn wel
aan de dossiers toegevoegd. Tuchtrechter 1 zag daarom geen reden om het verzoek toe
te wijzen en ook niet omdat verzoeker al gelegenheid had gehad om bij de deken onderbouwende
stukken in te dienen. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft tuchtrechter 1 hiermee
toepassing gegeven aan de ruimte die artikel 2.4.3 van het procesreglement biedt om
een verzoek om stukken van een grotere omvang af te wijzen. Het is de wrakingskamer
niet gebleken dat deze beslissing en de motivering erbij verband houden met vooringenomenheid
of partijdigheid. De beslissingen van tuchtrechter 1 van 20 juni 2025 in beide zaken,
duiden evenmin op een dergelijke vooringenomenheid of partijdigheid. In deze beslissingen
laat tuchtrechter 1 verzoeker weten dat zijn reactie op de e-mails van verweerders
(van 12 juni 2025) in deze zaken niet worden betrokken, omdat hij al gebruik heeft
gemaakt van de eenmalige mogelijkheid - neergelegd in artikel 2.4.1 van het procesreglement
- om stukken in te dienen. Van een selectieve toepassing van het procesreglement of
een ongelijke behandeling van verzoeker ten opzichte van verweerders is niet gebleken.
2.8 De betrokkenheid van tuchtrechter 2 in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO
beperkt zich tot zijn beslissingen van 23 juni 2025. Bij afwezigheid van tuchtrechter
1 heeft tuchtrechter 2 het herhaalde verzoek van verzoeker om stukken aan de zaken
te mogen toevoegen afgewezen. Daarbij heeft tuchtrechter 2 toegelicht dat anders dan
verzoeker stelt ook artikel 2.4.2 van het procesreglement geen ruimte biedt voor de
gewenste toevoeging van stukken. In dat artikel wordt de mogelijkheid geboden om na
ontvangst van een oproep voor een zitting nog -eenmaal- stukken in te dienen, waarover
partijen op de in artikel 2.4.1 genoemde termijn nog niet konden beschikken. Tuchtrechter
2 heeft toegelicht dat op het moment van het verzoek (nog) geen sprake was van een
oproep in deze zaken, zodat verzoeker geen beroep kon doen op dat artikel. Anders
dan verzoeker stelt, geven deze processuele beslissingen naar het oordeel van de wrakingskamer
geen blijk van vooringenomenheid of partijdigheid van de tuchtrechter 2. Er is slechts
uitvoering gegeven aan de regels van het procesreglement.
2.9 De wrakingskamer komt tot de slotsom dat de genomen (processuele) beslissingen
niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van vooringenomenheid of partijdigheid
van de tuchtrechters jegens verzoeker. Over het wrakingverzoek 25-426/A/DH/W overweegt
de wrakingskamer tot slot het volgende. Dit wrakingsverzoek is gebaseerd op het feit
dat tuchtrechter 1 voorzitter is op de zitting van 14 juli 2025 in de onderliggende
zaak 25-004/DH/DH in combinatie met de gronden voor wraking die verzoeker heeft aangevoerd
in de andere onderliggende zaken zoals genoemd in 1.14 hierboven. Omdat de gronden
die verzoeker heeft aangedragen voor de wraking in die andere onderliggende zaken
worden verworpen op de hierboven genoemde gronden, geldt dat ook voor wrakingsverzoek
25-426/A/DH/W.
2.10 De wrakingsverzoeken 25-412/A/RO/W, 25-413/A/RO/W en 25-426/A/DH/W zullen
gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond worden verklaard. De wrakingskamer zal,
op grond van artikel 4 van het wrakingsprotocol, de verzoeken zonder behandeling ter
zitting afwijzen.
Misbruik van recht
2.11 De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker het instrument van wraking
gebruikt als verkapt rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen die hem niet goed
uitkomen. Verzoeker heeft in korte tijd in vier van zijn zaken kansloze wrakingsverzoeken
ingediend, die allemaal terug te voeren zijn naar de genomen procedurele beslissingen
in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO. De wrakingskamer leidt hieruit af dat verzoeker
tracht het proces in zijn zaken te verstoren door misbruik te maken van het recht
op wraking. De wrakingskamer zal daarom op de voet van artikel 47 lid 2 Advocatenwet
en 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering een volgend wrakingsverzoek van verzoeker
dat verband houdt met deze (procedurele) beslissingen niet in behandeling nemen.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- neemt het wrakingsverzoek 25-427/A/RO/W niet in behandeling;
- verklaart de wrakingsverzoeken 25-412/A/RO/W, 25-413/A/RO/W en 25-426/A/DH/W
kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van de klachtzaken 25-259/DH/RO, 25-276/DH/RO, 25-004/DH/DH
en 25-387/DH/RO zullen worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden op het
moment dat de wrakingsverzoeken werden ingediend.
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek dat verband houdt met de procedurele
beslissingen in de zaken 25-259/DH/RO en 25-276/DH/RO niet in behandeling wordt genomen.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. D. Horeman en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 juli 2025