ECLI:NL:TADRAMS:2025:117 Raad van Discipline Amsterdam 24-871/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:117 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-07-2025 |
Datum publicatie: | 11-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-871/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; gegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening eigen advocaat. Verweerster heeft vanaf het aannemen van de zaken in oktober 2022 tot aan het indienen van de klacht in april 2024 klaagster ruim anderhalf jaar aan het lijntje gehouden en al die tijd nauwelijks concrete werkzaamheden verricht voor klaagster. Verweerster was zeer slecht bereikbaar en heeft klaagster op cruciale momenten - zoals bij het verweer bij de kantonrechter, het verzet tegen het verstekvonnis en de inbeslagname van haar auto - in de kou laten staan. Ook het verzoek van klaagster om haar dossier terug te geven, heeft verweerster niet naar behoren afgehandeld. Verweerster had niet voorzien in haar waarneming, terwijl zij door ingrijpende persoonlijk omstandigheden niet (steeds) in staat was haar werk naar behoren te doen. Het gaat om ernstige tekortkomingen, waarmee verweerster niet alleen de belangen van kaagster, maar ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. De raad heeft echter ook oog voor de ingrijpende persoonlijke omstandigheden waaraan verweerster is blootgesteld. Verweerster heeft bovendien op zitting uiteindelijk inzicht getoond in haar handelen. Dit alles maakt dat de raad de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van vier weken en kostenveroordeling passend acht. Samenloop tussen de schorsing op grond van 60b Advocatenwet en de tuchtprocedure levert geen strijd met het ne bis in idem-beginsel op. Een 60b-procedure is immers geen tuchtrechtelijke procedure. De procedures kennen elk eigen criteria (zie Hof van Discipline, 12 juli 2010, ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0851). |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 7 juli 2025
in de zaak 24-871/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 april 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 26 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2337710/JS/FS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht stond in eerste instantie gepland op de zitting van de raad van
3 maart 2025. Daarbij waren klaagster met haar gemachtigde, de heer D, aanwezig. Verweerster
heeft op de dag van de zitting om aanhouding verzocht van de mondelinge behandeling
op grond van medische redenen. De raad heeft ingestemd met het aanhoudingsverzoek.
1.4 De klacht is opnieuw gepland op de zitting van 26 mei 2025. Klaagster was
met haar gemachtigde verschenen en ook verweerster was aanwezig. Nadat verweerster
bezwaren had geuit tegen de persoon van de gemachtigde, heeft de gemachtigde zich
teruggetrokken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich in oktober 2022 tot verweerster gewend voor bijstand
in een strafzaak waarin zij onder andere slachtoffer is geworden van identiteitsfraude
en in een zaak waarin zij door de kredietverstrekker Lender & Spender (hierna: de
schuldeiser) aansprakelijk is gesteld voor de terugbetaling van een lening die, aldus
klaagster, onder haar naam door haar ex-partner was aangegaan.
2.3 Verweerster heeft bewerkstelligd dat klaagster aangifte kon doen in de strafzaak.
In de civiele zaak heeft verweerster op 21 november 2022 een brief gestuurd aan de
schuldeiser met een toelichting over het slachtofferschap van klaagster. Verweerster
heeft ook het incassobureau aangeschreven.
2.4 Op 13 december 2022 heeft tussen klaagster en verweerster een bespreking
plaatsgevonden bij verweerster op kantoor. Bij e-mail van diezelfde dag, op 13 december
2022, heeft verweerster de opdracht schriftelijk aan klaagster bevestigd. Als onderwerp
van het bericht staat vermeld:
“Betreft: opdrachtbevestiging”
Verder schrijft verweerster in haar e-mail, voor zover relevant:
“(…) Hieronder volgt een korte samenvatting van onze uitvoerige bespreking van heden
op mijn kantoor:
bij deze bevestig ik dat ik voor jou 2 zaken in behandeling zal nemen:
1. Bezwaar tegen het niet in behandeling nemen van je aangifte wegens oplichting,
identiteitsfraude
2. Betwisting van de vordering van [de schuldeiser]
Voor beide zaken zal ik een toevoeging bij de raad voor rechtsbijstand aanvragen.
Ik raad je aan om bij het juridisch loket 2x een doorverwijzing op mijn naam te vragen
met referte aan schrijven. (…)”
2.5 Op 21 februari 2023 heeft klaagster verweerster in de ochtend per tekstbericht
gevraagd om haar te bellen. Dezelfde dag in de middag heeft klaagster het volgende
aan verweerster geschreven:
“Goedemiddag, ik was even benieuwd wat de status is van de zaak. Heb sinds onze
laatste afspraak niks meer gehoord. Graag zou ik meer informatie over willen, vandaar
dat ik je even belde.”
2.6 Op 22 mei 2023 zijn de volgende berichten uitgewisseld tussen klaagster en
verweerster:
verweerster: “Ik kan u oproep op dit moment niets beantwoorden. U kunt mij een sms
bericht sturen met uw boodschap zodat ik u kan terugbellen”
klaagster: “Goedemorgen mevrouw, graag zou ik uw telefonisch willen spreken over
volgende week. Ik weet niet wat ik moet doen, of we wel na de rechter gaan of niet
graag wil ik uw vandaag spreken. Alvast bedankt”
verweerster: “We hoeven nog niet naar de rechter wij moeten schriftelijk middels
een verweerschrift reageren. Ik ben bezig met een concept en ga je bellen om de inhoud
van ons verweer te bespreken om het vervolgens in te dienen. Ik bel je zsm ter om
een afspraak in te plannen.”
klaagster: “Dat is helemaal goed dan hoor ik van je, ik moest ook van de deurwaarder
dat dagvaarding laten ondertekenen door jou. Maar dan regelen we dat later. Bedankt
voor je reactie en een fijne dag.”
2.7 Op 9 juni 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemiddag,
graag zou ik een terug koppeling willen over de laatste update over de zaak. Graag
hoor ik het van uw.”
2.8 Op 26 juni 2023 heeft verweerster aan klaagster geschreven: “I can’t answer
your call right now. Please send a tekst message. I will call you ASAP” Klaagster
heeft hierop gereageerd met: “Goedemorgen, graag zou ik uw telefonisch willen spreken
heb een aantal vragen. Omdat de vakantieperiode eraan komt wil ik ven wat vragen.
Graag hoor ik uw reactie tegemoet.”
2.9 Op 27 juni 2023 zijn de volgende berichten tussen klaagster en verweerster
uitgewisseld:
verweerster: Dag ik koppel vanmiddag terug”
klaagster: “Super” en later die dag: “Goedemiddag, rond hoelaat kan ik een telefoontje
verwachten”
2.10 Op 3 juli 2023 schrijft klaagster aan verweerster: “Goedendag, graag zou
uw willen spreken als dat kan zo snel mogelijk.”
2.11 Op 4 juli 2023 heeft verweerster aan klaagster geschreven: “Heb nu zitting
op de rechtbank. Ik bel je na 16 u” Klaagster reageert met: Prima dan wacht ik op
uw telefoontje”
2.12 Op 6 juli 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedendag, sorry
wanneer kan ik een terugkoppeling krijgen. Word volgende week vrijdag verwacht bij
de rechter en ik weet nog steeds niet wat ik moet gaan doen. Ik heb namelijk heel
erg stress op dit moment heb afgelopen weken een hersenschudding gehad. Graag zou
van uw vandaag iets willen horen, alvast bedankt voor de moeite.”
2.13 Op 10 juli 2023 zijn de volgende berichten tussen klaagster en verweerster
uitgewisseld:
verweerster: “I can’t answer your call right now. Please send a text message. Ik
will call you ASAP” en “Excuses bijna klaar met mijn zitting. Ik ben je niet vergeten”
klaagster: “Dat is goed, zou het fijn vinden als uw mij even wil terug bellen straks”
en “Heeft uw het ontvangen?”
verweerster: “Ja bericht je morgen verder”
klaagster: “Prima dan wacht ik op uw reactie, fijne avond!”
2.14 Op 12 juli 2023 heft klaagster aan verweerster het volgende bericht gestuurd:
“Goedendag, heb nog een aantal vragen aan uw kan ik in situatie op vakantie gaan?
En krijg ik na de uitspraak van de rechter staf of hoe zit dat allemaal in elkaar
en als uw mij even wil laten weten of wij vrijdag wel gaan of niet zou dat fijn zijn
om rekening te houden met mijn werk om die dag vrij te kunnen krijgen”
2.15 Op 14 juli 2023 zijn de volgende berichten tussen klaagster en verweerster
uitgewisseld:
Klaagster: “Kunnen we afspraak maken wil je graag spreken”
Verweerster: “Dag, ik lig wegens een heftige migraine aanval al 2 dagen plat. Ik
hoop je maandag te kunnen bellen voor een afspraak.”
Klaagster: “Beterschap, vind ik heel erg voor je ik zou je graag maandag om 10:00
uur telefonisch willen spreken, want ik wil dit echt zo snel mogelijk oplossen en
het is bijna vakantie periode en ik weet maar niet meer wat ik moet doen en mij te
verwachten staat. Graag zou het fijn zijn als we face to face kunnen spreken en hiervoor
een afspraak kunnen inplannen. Alvast fijne avond en beterschap!!”
2.16 Op 18 juli 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
ik hoop dat het beter met uw gaat. Kunnen we voor deze week een afspraak plannen?
Graag hoor ik het van uw.”
2.17 Op 20 juli 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedendag,
graag zou ik zo snel mogelijk wat willen inplannen wil niet irritant overkomen alleen
de dringt nu voor mij ook. Gisteren contact gehad mrt KVN dat ik zo snel mogelijk
actie moet ondernemen. Daarom zou het fijn zijn als we elkaar even kunnen spreken.
Graag hoor ik een reactie van u tegemoet.”
2.18 Verweerster heeft geantwoord met het sturen van haar kantooradres en diezelfde
dag heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Klaagster
had de dagvaarding van de schuldeiser naar de bespreking meegenomen. Na afloop van
de bespreking (eveneens op 21 juli 2023) heeft verweerster aan klaagster een e-mailbericht
gestuurd met als onderwerp “TO DO en opdrachtbevestiging”. Verweerster schrijft in
haar e-mail, voor zover relevant:
“Zaak vordering [schuldeiser]:
1.Verzet dagvaarding opstellen en eiser bij de kantonrechter dagvaarden in de vorm
van een soort hoger beroep bij de kantonrechter
2.Voorlopige voorziening aanvragen om de tenuitvoerlegging op te schorten totdat
de verzet procedure is beëindigd.
1.Doorverwijzing aan het juridisch loket vragen met melding dat je door de kantonrechter
bent veroordeeld en je in verzet wil gaan. Dat ik je advocaat ben en dat je op mijn
verzoek belt om een doorverwijzing voor op naam van advocaat [verweerster]. Je kunt
ook bij het inloopspreekuur van JL binnenlopen met je financiële gegevens en je ID
en het vonnis vragen en vragen naar een verwijsbrief ‘diagnosedocument’
(…)
2.Zaak 2 mishandeling; aangifte mailen en ook bij JL doorverwijzing voor slachtofferbijstand
op naam van [verweerster]
(…)
3.Advocaat gaat toevoeging aanvragen voor beide zaken
Zaak 1: Procedure kosten voor verzet: Griffiekosten, deurwaarderskosten
Advocaatkosten: toevoeging is bedoeld voor korting adv kosten. Er blijft tijd en
gedeelte verplichte eigenbijdrage over (…)
Zaak 2: Mishandeling kosteloos”
2.19 Op 27 juli 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedendag,
zojuist kom ik van de huisarts heb een afspraak gekregen om verder te praten dit is
voor zaak 2. Voor beide zaken heb ik bij het juridische loket formulieren ook geregeld
en als het goed is heb jij hiervan een melding gekregen. En voor zaak twee belde de
politie mij op om met mij aan tafel te willen bemiddelen ik heb aangeven om dit bij
jou hebt neergelegd. Alles heb ik ook via de mail na je verstuurd aangifte beelden
en de formulieren voor beide zaken. Hoe moet ik het nu doen met de betaling als je
mij hierover wil bellen of mailen kan ik dat voor in orde maken, Graag hoor ik het
van je, alvast bedankt voor de moeite. Fijne dag verder!”
2.20 Op 31 juli 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Heey, zou je
mij even willen bellen zodat ik alles in orde kan maken met de betaling. Ik hoor het
graag van je.”
2.21 Op 7 augustus 2023 zijn de volgende berichten tussen klaagster en verweerster
uitgewisseld:
klaagster: “Goedemorgen, zojuist kom ik van de huisarts ze gaan mij een doorverwijzing
geven na de psycholoog. Voor zaak 2. Als je mij deze week kan bellen dat we alles
in orde maken met het overmaken van het geld zou ook fijn zijn. En verder wacht nog
op een reactie van de politie.”
verweerster: “I can’t answer your call right now. Please send a tekst message. I
will call you ASAP”
klaagster: “Zou jij mij willen terug bellen, heb zojuist mail na je verstuurd wat
ik vanuit mijn werk kreeg en zij aan mij vraagt wat ze moet doen en ik zelf ook niet
weet wat ik ermee moet doen. Graag hoor ik het van je.”
2.22 Op 10 augustus 2024 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
moet ik de doorverwijzing wat ik van de huisarts heb gekregen ook naar je mailen?”
2.23 Op 21 augustus 2024 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
graag zou ik willen vragen of jij mij kan terug bellen over de status van de zaken.
Ik ga over 1 week op vakantie. Zou het fijn vinden als ik je even telefonische kan
spreken, en dat we de betaling kunnen regelen. Graag hoor ik het van je. Fijne dag
verder!”
2.24 Op 28 augustus 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
ik ga deze week op vakantie. Graag zou ik je toch voordat ik ga even telefonische
willen spreken of als je mij een bericht zou willen sturen over de status zou ik het
fijn vinden. Heb een aantal keer proberen te bellen over de betaling die ik wou doen.
Graag hoor ik een reactie van je terug. Voor de rest ben ik nu doorverwezen naar een
psycholoog voor zaak 2 vandaag heb ik daar een afspraak en van de politie heb ik nog
geen reactie gehad (…).”
2.25 Op 5 oktober 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
ik heb namelijk ook een andere vraag. Door al deze omstandigheden door deze zaak.
Sta ik ook in de BKR registratie als ik wat wil aanvragen kan ik dat ook niet meer
doen. Zou je ook graag naar dit willen kijken want ik weet niet wat ik verder moet
doen. Graag zou ik het fijn vinden als je mij even kan terug bellen.”
2.26 Op 11 oktober 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedemorgen,
graag zou ik telefonische kunnen spreken met je. Heb een aantal keer gebeld voor jou
om de betaling te doen. Maar tot vandaag geen antwoord gekregen. Graag zou ik even
de laatste update ook willen weten in beide zaken.”
2.27 Op 25 oktober 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Hoi goedemorgen,
zojuist probeerde ik je te bereiken. Ik zou het fijn vinden als je mii even kan terug
bellen. Want ik kan momenteel niks meer doen zou het echt fijn vinden als je me even
een reactie laat horen”
2.28 Op 1 november 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Heey ik
probeer je te bereiken en krijg nog steeds geen terug koppeling. Ik moet vandaag voor
17 uur reactie geven aan slachtoffer hulp, dit gaat over zaak 2 en over zaak 1 wil
ik ook nu update want de rechtbank geeft aan dat er niets in het systeem staat. Graag
hoor ik het van je.”
2.29 Op 10 november 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedendag,
krijg ik nog een reactie terug. Zou fijn zijn als ik iets hoor.”
2.30 Op 27 november 2023 heeft klaagster aan verweerster geschreven: “Goedendag,
ik hoop dat het al wat beter met uw gaat, zou je mij kunnen laten weten wanneer het
je zou uitkomen voor een afspraak.”
2.31 Verweerster verbleef tussen 18 november 2023 en 2 december 2023 in Maleisië
in verband met een cursus die zij gaf. Daarna vloog zij door naar Istanbul om tussen
4 december 2023 en 8 december 2023 als spreker deel te nemen aan een congres.
2.32 Op enig moment is klaagster bij verstekvonnis veroordeeld, is er beslag
gelegd op de auto van klaagster en is er beslag gelegd op het loon van klaagster.
2.33 Op 8 januari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht tegen verweerster
ingediend.
2.34 Op 17 januari 2024 hebben klaagster en verweerster elkaar gesproken op het
kantoor van verweerster. Op 18 januari 2024 heeft verweerster de deken laten weten
dat zij met klaagster in gesprek is gegaan naar aanleiding van de klacht.
2.35 Bij e-mailbericht van 12 februari 2024 heeft klaagster aan de deken laten
weten haar klacht te willen pauzeren en de samenwerking met verweerster te willen
voortzetten. Bij e-mailbericht van 15 februari 2024 aan de deken heeft klaagster de
klacht ingetrokken.
2.36 Op 15 april 2024 heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend.
2.37 Bij beslissing van 9 september 2024 is verweerster op grond van artikel
60b Advocatenwet geschorst in de uitoefening van de praktijk.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerster dat zij haar zaken onvoldoende voortvarend heeft behandeld en haar belangen
onvoldoende heeft behartigd.
3.2 Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht het volgende naar voren gebracht.
Klaagster is in oktober 2022 in contact gekomen met verweerster. De samenwerking verliep
aanvankelijk goed. Klaagster heeft verweerster alle benodigde documenten overhandigd
en verweerster heeft de eerste stappen gezet in de zaken van klaagster. Echter, na
verloop van tijd bleek klaagster steeds vaker afwezig. Het lukte klaagster niet om
met verweerster in contact te komen. Verweerster reageerde niet op verzoeken van klaagster
om te reageren of contact met haar op te nemen. Deze situatie heeft bijna een jaar
geduurd, met minimale tot geen communicatie over de voortgang van haar zaken. Verweerster
heeft steeds beweerd dat ze hard aan de zaak van klaagster werkte. Nooit heeft verweerster
aangegeven dat zij vanwege gezondheidsproblemen de zaak niet kon voortzetten. Door
nalatigheid van verweerster heeft klaagster veel schade geleden, haar zaken hebben
al een jaar stilgelegen en hierdoor zijn er cruciale stappen gemist. Haar simpele
verzoek was om hulp en bijstand, maar in plaats daarvan is klaagster door onprofessioneel
handelen van verweerster alleen maar dieper in de problemen gekomen. Tot op de dag
van vandaag heeft klaagster haar dossier nog steeds niet van verweerster ontvangen,
terwijl zij daar als cliënte recht op heeft.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.
Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk
onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de
vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt
de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de
zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd
door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene
professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk
bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht. In dit kader is
onder meer relevant dat een advocaat is gehouden om de aan hem toevertrouwde belangen
met de nodige voortvarendheid te behartigen.
Oordeel
5.2 Naar het oordeel van de raad is verweerster ernstig tekortgeschoten in de
behartiging van de belangen van klaagster. Ter toelichting geldt het volgende. Klaagster
heeft verweerster in oktober 2022 verzocht haar bij te staan in verband met identiteitsfraude
die volgens klaagster door haar ex-partner op haar naam was gepleegd. De raad stelt
op grond van het klachtdossier vast dat verweerster twee zaken voor klaagster in behandeling
heeft genomen; een civiele zaak, te weten betwisting van de vordering van de schuldeiser
(hierna ook: de civiele zaak) en een strafrechtelijke zaak, te weten het niet in behandeling
nemen van klaagsters aangifte wegens identiteitsfraude (hierna ook: de strafzaak).
Voor zover verweerster ter zitting heeft aangevoerd dat zij enkel de strafzaak in
behandeling heeft genomen en de civiele zaak door een kantoorgenoot zou worden behandeld,
kan de raad de juistheid hiervan niet vaststellen. Verweerster heeft die stelling
verder niet onderbouwd. De inhoud van de tussen klaagster en verweerster gevoerde
correspondentie wijst er duidelijk op dat zowel verweerster als klaagster ervan uitgingen
dat verweerster beide zaken voor klaagster zou behandelen. Dit blijkt allereerst uit
de opdrachtbevestiging die verweerster op 13 december 2022 aan klaagster heeft gestuurd.
Hierin schrijft verweerster: “bij deze bevestig ik dat ik voor jou 2 zaken in behandeling
zal nemen: 1. Bezwaar tegen het niet in behandeling nemen van je aangifte wegens oplichting,
identiteitsfraude 2. Betwisting van de vordering van [de schuldeiser]”. Voor zover
verweerster heeft betoogd dat zij deze opdrachtbevestiging slechts als voorbeeld aan
klaagster heeft gestuurd, acht de raad dit volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien wordt
ook in latere e-mails en tekstberichten steevast onderscheid gemaakt tussen de zaken
1 en 2. De raad verwijst naar de e-mail van verweerster van 21 juli 2023 waarin zij
spreekt over zaak 1, die zij aanduidt als “Zaak vordering [schuldeiser]” en over zaak
2 die zij aanduidt als “mishandeling”. Ook klaagster heeft in meerdere berichten verwezen
naar zaak 1 en/of zaak 2, zie e-mails van 27 juli 2023, 7 augustus 2023, 28 augustus
2023 en 1 november 2023.
5.3 Verweerster heeft bij aanvang van haar dienstverlening (eind 2022) weliswaar
nog bewerkstelligd dat klaagster aangifte kon doen in de strafzaak en ook de schuldeiser
en het incassobureau in de civiele zaak nog aangeschreven, maar daarna heeft verweerster
niets concreets meer gedaan in de zaken van klaagster. Uit de overgelegde correspondentie
blijkt dat klaagster vanaf februari 2023 herhaaldelijk heeft geprobeerd contact te
leggen met verweerster. Hierop volgde geen enkele (adequate) reactie van verweerster,
maar slechts excuses en toezeggingen dat zij bij klaagster op de zaken terug zou komen,
waarna wederom geen concrete actie van verweerster volgde.
5.4 De raad stelt vast dat klaagster ernstig benadeeld is door verweersters tekortschieten
in het haar dienstverlening. Zo blijkt uit de stukken dat klaagster verweerster vanaf
oktober 2023 zeker vijf berichten heeft gestuurd waarin zij verweerster dringend verzoekt
om contact met haar op te nemen omdat zij niet wist hoe zijn verder moest. Zonder
op deze berichten te reageren en zonder in deugdelijke vervanging te voorzien, is
verweerster op 18 november 2023 naar het buitenland vertrokken om cursus te geven
en een congres bij te wonen. Verweerster heeft bevestigd dat zij tijdens haar verblijf
in het buitenland van klaagster het bericht ontving dat er beslag was gelegd op haar
auto en dat klaagster met spoed bijstand nodig had. In plaats van te proberen om klaagster
vanuit het buitenland te helpen of alsnog voor waarneming te zorgen, heeft verweerster
klaagster slechts laten weten dat zij pas na terugkeer in de tweede week van december
2023 weer bijstand aan klaagster kon verlenen. Met een reactie als deze laat verweerster
zien dat zij geen oog had voor de nijpende situatie waarin klaagster verkeerde en
geen enkele verantwoordelijkheid voelde voor de zaken die zij voor klaagster in behandeling
had.
5.5 Verweerster heeft betoogd dat zij de zaken van klaagster zeer kort na het
overlijden van haar zoontje heeft aangenomen en dat zij dit achteraf niet had moeten
doen omdat zij daartoe mentaal en fysiek niet in staat was. Hierdoor was zij gedurende
haar bijstand aan klaagster een langere periode ziek. Hoewel de raad begrip heeft
voor het persoonlijk leed van verweerster, leveren deze privéomstandigheden geen rechtvaardiging
op voor haar gedrag jegens klaagster. Van verweerster mag verwacht worden dat zij
voor vervanging zorgdraagt op het moment dat zij niet in staat haar werkzaamheden
op deugdelijke wijze uit te voeren.
5.6 De raad is verder van oordeel dat verweerster eveneens verwijtbaar heeft
gehandeld door het dossier niet op verzoek van klaagster terug te geven. Het had op
z’n minst genomen op de weg van verweerster gelegen om, na maanden van gebrekkige
bijstand, gehoor te geven aan klaagsters verzoek om het dossier aan haar te retourneren.
Dat verweerster, zoals zij heeft betoogd, geen overnameverzoek van een opvolgend advocaat
heeft ontvangen, betekent niet dat zij het dossier dan niet aan klaagster zelf kan
teruggeven.
5.7 De raad komt tot de slotsom dat verweerster niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht en dat haar handelwijze in strijd is met de betamelijkheidsnorm
van artikel 46 Advocatenwet. Hiermee heeft verweerster niet alleen de belangen van
kaagster, maar ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. De raad zal
de klacht gelet hierop gegrond verklaren.
Verzoek om schadevergoeding
5.8 Klaagster heeft verzocht om schadevergoeding. De raad wijst dit verzoek af.
Een schadevergoeding als bedoeld in artikel 48b Advocatenwet kan alleen worden opgelegd
wanneer buiten twijfel is dat een civiele rechter het schadebedrag zal toewijzen.
Dat is hier niet het geval; het verzoek is niet onderbouwd en niet nader toegelicht.
De raad is niet bevoegd om civielrechtelijke geschillen te beslissen (vgl. HvD 13
juni 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:125).
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft vanaf het aannemen van de zaken in oktober 2022 tot aan
het indienen van de klacht in april 2024 klaagster ruim anderhalf jaar aan het lijntje
gehouden en al die tijd nauwelijks concrete werkzaamheden verricht voor klaagster.
Verweerster was zeer slecht bereikbaar en heeft klaagster op cruciale momenten - zoals
bij het verweer bij de kantonrechter, het verzet tegen het verstekvonnis en de inbeslagname
van haar auto - in de kou laten staan. Ook het verzoek van klaagster om haar dossier
terug te geven, heeft verweerster niet naar behoren afgehandeld. Verweerster had niet
voorzien in haar waarneming, terwijl zij door ingrijpende persoonlijk omstandigheden
niet (steeds) in staat was haar werk naar behoren te doen. Het gaat om ernstige tekortkomingen,
waarmee verweerster niet alleen de belangen van kaagster, maar ook het vertrouwen
in de advocatuur ernstig heeft geschaad. Een maatregel is dan ook op zijn plaats.
6.2 De raad heeft echter ook oog voor de ingrijpende persoonlijke omstandigheden
waaraan verweerster is blootgesteld. Verweerster heeft bovendien op zitting uiteindelijk
inzicht getoond in haar handelen. Dit alles maakt dat de raad de maatregel van een
voorwaardelijke schorsing van vier weken passend acht.
6.3 De raad overweegt tot slot dat verweerster momenteel geschorst is op grond
van artikel 60b Advocatenwet. Samenloop tussen een schorsing op grond van 60b Advocatenwet
en een tuchtprocedure levert geen strijd met het ne bis in idem-beginsel op. Een 60b-procedure
is immers geen tuchtrechtelijke procedure. De procedures kennen elk eigen criteria
(zie Hof van Discipline, 12 juli 2010, ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0851).
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van
artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,-
aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer
schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft
binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken
op;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van
discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de navolgende voorwaarde
niet heeft nageleefd;
- stelt als voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd
niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze
beslissing onherroepelijk wordt en nadat de schorsing op grond van 60b is geëindigd
en na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen.
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan
de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór
bepaald in 7.4;
- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt
verkort tot twee jaar;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en W. van Eekhout, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 juli 2025