ECLI:NL:TADRAMS:2025:115 Raad van Discipline Amsterdam 25-020/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:115 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-07-2025 |
Datum publicatie: | 11-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-020/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat. In hetgeen klaagster stelt zijn onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder haar zaak niet naar behoren heeft behandeld of op andere (juridisch inhoudelijke) aspecten tekortgeschoten is. Verweerder dient als dominus litis zelf te bepalen welke argumenten wel of niet relevant zijn om in de gerechtelijke procedure in te brengen en is niet verplicht uitvoering te geven aan alle verzoeken van zijn cliënte. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 7 juli 2025
in de zaak 25-020/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 juni 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2348335/JS/AS
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 mei 2025. Daarbij
waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de door klaagster op 28 januari 2025 en 2 februari 2025 nagezonden stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder staat klaagster bij in een rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden
in verband met het feit dat klaagster als kind is ontvoerd en ter adoptie in Nederland
terechtgekomen is.
2.3 Bij vonnis van 20 september 2023 heeft de rechtbank Den Haag - na een tussenvonnis
op 12 april 2023 - de vorderingen van klaagster afgewezen. Niet is komen vast te staan
dat de beschikking van 29 oktober 1986 waarmee de adoptie van klaagster is uitgesproken
onrechtmatig is. Zoals de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen, heeft klaagster
haar verwijten aan het adres van de Staat onvoldoende concreet onderbouwd.
2.4 Op 15 december 2023 heeft verweerder namens klaagster bij het gerechtshof
Den Haag hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Op 23 april 2024 heeft verweerder
namens klaagster zijn memorie van grieven ingediend. De procedure in hoger beroep
loopt nog.
2.5 Op 2 juli 2024 heeft een zitting bij het hof plaatsgevonden waarbij klaagster
met verweerder aanwezig was.
2.6 Op enig moment is volgens klaagster uit DNA-onderzoek naar voren gekomen
dat zij familie is van Michael Jackson en Diana Ross. Naar aanleiding van deze ontdekking
wenst klaagster een procedure te starten in Amerika om haar geboorteakte te verkrijgen.
Klaagster heeft voor deze procedure vertalingen nodig van alle processtukken van de
procedures in Nederland.
2.7 In april 2024 heeft klaagster verweerder gevraagd om te zorgen voor vertalingen
van de processtukken van de procedures in Nederland.
2.8 Bij een e-mail van 22 april 2024 heeft klaagster aan verweerder gevraagd:
“Heb j[e] voor mij de aanvraag gedaan voor vertaling van voor het hof”
2.9 Op 4 juni 2024 heeft verweerder een e-mail gestuurd naar het vertaalbureau
van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) in verband met het verkrijgen van deze vertalingen.
Bij e-mail van eveneens 4 juni 2024 heeft het vertaalbureau laten weten dat dit tegen
extra kosten in orde kan worden gemaakt.
2.10 Bij e-mail van 6 juni 2024 heeft klaagster het volgende bericht aan verweerder
gestuurd, voor zover relevant:
“sinds April ben ik bezig jou te vragen de aanvragen de vertaling te doen voor mijn
rechtzaak in America ik had gehoopt in mei 2024 naar california te vliegen en daar
alles bij de rechtbank af te geven. Maar alles blijft fout gaan. En het is nooit jou
schuld, maar het kost mij wel heel veel tijd, wat ik niet hebt. want in juli gaat
de rechtbank dicht en betaal ik 40% meer op mijn vliegtuig en kosten in Los Angels
vanwege de zomer vakantie en word mijn rechtzaak met 3 maanden uitgeteld.”
2.11 Op 7 juni 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerder het volgende:
a) verweerder heeft de opdracht om de processtukken te laten vertalen niet (goed)
uitgevoerd.
b) verweerder heeft haar zaak in verband met haar ontvoering niet goed behandeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.
Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk
onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de
vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt
de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de
zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd
door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene
professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk
bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.2 De raad zal de klacht beoordelen aan de hand van deze maatstaf. Daarbij wordt
opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake
is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad
toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk
bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
(vgl. Hof van Discipline 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdeel a
5.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij de opdracht om bepaalde stukken te laten
vertalen niet (goed) heeft uitgevoerd. Klaagster stelt dat zij verweerder hier in
april 2024 al om heeft verzocht, maar dat verweerder daarop geen enkele actie heeft
ondernomen, terwijl klaagster veel spoed had bij het verkrijgen van de vertalingen
om de procedure in Amerika te kunnen opstarten.
5.4 Dit klachtonderdeel faalt. Verweerder heeft onderbouwd aangevoerd dat hij
wel degelijk voldoende actie heeft ondernomen om de vertalingen voor klaagster te
regelen. Verweerder heeft toegelicht dat het aanvragen van financiering voor vertalingen
bij de RvR een tijdrovende klus is. Per toevoeging kan één vertaling met een maximum
van 2500 woorden worden vergoed. Als een te vertalen document meer woorden bevat,
dient aan het vertaalbureau een offerte te worden gevraagd, waarna de RvR toestemming
moet geven voor de offerte. Klaagster had van alle processtukken van de procedures
in Nederland een vertaling nodig. Verweerder had voor klaagster vier toevoegingen
en het vertaalbureau heeft vier vertalingen geleverd, waarbij gelet op de omvang van
de stukken drie keer om toestemming van de RvR moest worden gevraagd. De raad acht
het aannemelijk dat met deze gang van zaken de nodige tijd gemoeid is geweest en onvoldoende
is gebleken dat het door toedoen van verweerder lang geduurd heeft voordat de vertalingen
gereed waren. Verweerder heeft verder aangevoerd dat hij er niet mee bekend was dat
de vertalingen binnen een bepaalde termijn voltooid moesten zijn en dat het aanvragen
van de vertalingen eigenlijk buiten het bestek van zijn werkzaamheden voor klaagster
vielen. Op grond van het klachtdossier valt niet vast te stellen dat klaagster aan
verweerder een termijn had gegeven waarbinnen de vertalingen gereed moesten zijn.
Bovendien heeft klaagster ter zitting verklaard de vertalingen tijdig te hebben ontvangen.
Voor klaagsters stelling dat zij de vertalingen rechtstreeks van het vertaalbureau
heeft ontvangen en verweerder daarbij is omzeild om de stukken tijdig bij klaagster
te krijgen, biedt het klachtdossier geen feitelijke grondslag. Verweerder heeft daarentegen
genoegzaam toegelicht dat hij - toen hij de vertalingen digitaal in zijn portaal had
ontvangen - het vertaalbureau heeft verzocht om een papieren versie van de vertalingen
rechtstreeks aan klaagster te sturen. Dat verweerder op enig moment in dit proces
laakbaar heeft gehandeld is de raad niet gebleken. Ook neemt de raad hierbij in aanmerking
dat verweerder deze werkzaamheden onverplicht voor klaagster heeft gedaan. Daarmee
is klachtonderdeel a) ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Klaagster is van mening dat verweerder haar zaak in verband met haar ontvoering
als adoptiekind niet goed heeft behandeld. Verweerder liet belangrijke zaken na en
deed zaken altijd op het laatste moment. Zo weigerde hij informatie over haar nieuwe
identiteit schriftelijk aan het hof kenbaar te maken. Verweerder heeft volgens klaagster
in de memorie van grieven bijna niets geschreven over haar Amerikaanse familie. Daarmee
heeft verweerder verzuimd om voor klaagsters belangen op te komen. Verder heeft klaagster
in de rechtszaal nog nooit zo’n ongemotiveerde en onbeschofte advocaat meegemaakt.
Hij praat, aldus klaagster, veel binnensmonds en verwijst rechters veel naar wat hij
al geschreven heeft.
5.6 De raad ziet in hetgeen klaagster stelt onvoldoende aanknopingspunten voor
het oordeel dat verweerder haar zaak niet naar behoren heeft behandeld of op andere
(juridisch inhoudelijke) aspecten tekortgeschoten is. Verweerder dient als dominus
litis zelf te bepalen welke argumenten wel of niet relevant zijn om in de gerechtelijke
procedure in te brengen en is niet verplicht uitvoering te geven aan alle verzoeken
van zijn cliënte. Zo was verweerder niet verplicht om de nieuwe identiteit van klaagster
en haar familieafkomst te benoemen in zijn processtuk uitsluitend omdat klaagster
dit wilde. Verweerder heeft voldoende aangevoerd dat die informatie volgens hem niet
(zo) relevant was voor de totstandkoming van de adoptie. Daarom heeft verweerder slechts
kort vermeld dat klaagster genetisch gerelateerd is aan de familie Jackson en Ross.
Dat stond verweerder vrij. Ook verder is het de raad niet gebleken dat verweerder
in zijn memorie van grieven heeft nagelaten om voor de procedure relevante gegevens
op te nemen. Voor de overige verwijten van klaagster - zoals het onbeschoft optreden
op zitting en het binnensmonds praten - geldt dat de raad bij gebreke van voldoende
onderbouwing daarvan, de juistheid van deze verwijten niet kan vaststellen. Klachtonderdeel
b) is daarmee eveneens ongegrond.
BESLISSING
- De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en W. van
Eekhout, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken
in het openbaar op 7 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 juli 2025