ECLI:NL:TADRAMS:2025:110 Raad van Discipline Amsterdam 25-327/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-06-2025 |
Datum publicatie: | 27-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-327/A/A |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat in andere hoedanigheid (directeur opleidingscentrum). De toets van de voorzitter beperkt zich tot de vraag of verweerster met haar optreden het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Daarvan is geen sprake. Geen schending gedragsregel 4. Deze gedragsregel ziet specifiek toe op een regel die in achtgenomen dient te worden bij de uitoefening van het beroep van advocaat. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 juni 2025
in de zaak 25-327/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 15 mei 2025 met kenmerk 2363486/JS/FS, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster is eigenaar van de cursusinstelling Compliance Insights Academy
(hierna: de CIA), die onder meer cursussen voor vertrouwenspersonen verzorgt. Daarnaast
was verweerster tot 31 december 2024 advocaat.
1.2 Op 6 februari 2024 heeft verweerster aan klaagster gevraagd om als docent
voor de CIA een cursus over onderzoek naar integriteitskwesties te verzorgen. Klaagster
heeft op dit verzoek positief gereageerd, waarna twee cursusdagen hiervoor waren geagendeerd,
te weten 17 juni 2024 en 9 december 2024.
1.3 Bij e-mail van 1 maart 2024 heeft klaagster aan verweerster een opzet voor
de cursus toegezonden voor op de website van de CIA. Op 5 juni 2024 heeft klaagster
de CIA per e-mail het cursusmateriaal toegezonden.
1.4 Op 11 juni 2024 zag klaagster dat op de website van de CIA bij de cursus
het volgende vermeld stond: “Geaccrediteerde bij- en nascholing door de LVV voor vertrouwenspersonen”.
1.5 Bij e-mail van 11 juni 2024 om 8:13 uur heeft klaagster een medewerker van
het bedrijf van verweerster, mevrouw DG, het volgende bericht gestuurd, voor zover
relevant:
“Verder verzoek ik om zo spoedig mogelijk de tekst: “Geaccrediteerde bij- en nascholing
door de LVV voor vertrouwenspersonen” van de webpagina te halen, en dit ook niet te
melden op de bewijzen van deelname. De reden hiervoor is dat deze specifieke opleiding
niet is geaccrediteerd volgens de Accreditatieregeling BSN 2024.”
1.6 Omdat de cursus van klaagster ook vermeld bleek te zijn op de website van
het accreditatiebedrijf, heeft klaagster op 11 juni 2024 om 8:22 uur nog een e-mail
aan mevrouw DG van de CIA gestuurd. Hierin schrijft zij voor zover relevant:
“Ik zie dat buiten mij om de opleiding is geaccrediteerd. Ik vind dat buitengewoon
onzorgvuldig en verzoek onmiddellijk daarover alle informatie te verstrekken. Tot
die tijd schort ik al mijn activiteiten op.”
1.7 Bij e-mail van 11 juni 2024 om 9:29 uur heeft mevrouw DG aan klaagster geantwoord,
voor zover relevant:
“Wat betreft de accreditatie, dit hebben wij enige tijd geleden geregeld. De cursus
zoals u deze bij ons zal verzorgen is dus wel geaccrediteerd volgens de accreditatie
regeling 2024. Het accreditatienummer is VP-0233.”
1.8 Bij e-mail van 11 juni 2024 om 9:51 uur heeft een medewerker van de CIA aan
klaagster het document gestuurd waarmee de accreditatie-aanvraag is gedaan. In de
e-mail staat het volgende:
“Bijgaand kunt u het document aantreffen dat is gebruikt voor de accreditatie aanvraag
van de betreffende training. Wij laten altijd al onze cursussen accrediteren door
de LVV, aangezien een groot deel van onze doelgroep bestaat uit vertrouwenspersonen.
Mocht u hier naar aanleiding van dit bericht nog vragen over hebben of verder van
gedachten willen wisselen, dan staan wij u uiteraard ook graag telefonisch te woord.
(…)”
1.9 Bij e-mail van 11 juni 2024 om 10:00 uur heeft klaagster mevrouw DG het volgende
meegedeeld:
“De cursus is zonder kennisgeving aan mij of mijn toestemming ‘geaccrediteerd’ op
basis van het programma waarop ik in deels intellectueel eigendom heb (evenals de
artikelen in de syllabus die ook al ongevraagd en zonder overleg was samengesteld).
Hiervoor zal een separate factuur worden verzonden. Belangrijker is dat ik gelet op
mijn reputatie niet geassocieerd wil worden met de LVV-accreditatie. Los van de onrechtmatigheid,
vind ik dit buitengewoon onfatsoenlijk en heimelijk gedrag. [Verweerster] krijgt dus
nog eenmalig de gelegenheid om de schade te herstellen. U wordt nogmaals verzocht
om ONMIDDELLIJK de volledige informatie over de accreditatie, te weten aanvraagformulier
en bijlagen. Ook wordt u verzocht om ONMIDDELLIJK de website aan te passen. Indien
[verweerster] dan wel u niet aan de verzoeken voldoet, is artikel 7:402, lid 2 BW
aan de orde.”
1.10 Op 11 juni 2024 heeft een telefoongesprek tussen klaagster en verweerster
plaatsgevonden en op 17 juni 2024 heeft klaagster de cursus verzorgd.
1.11 Bij e-mail van 18 juli 2024 om 15:38 uur heeft verweerster de tweede cursusdag
die gepland stond op 9 december 2024 geannuleerd. Zij schrijft in dat verband aan
klaagster het volgende:
“Onlangs heb jij bij ons de cursus over onderzoek naar ongewenst gedrag verzorgd.
Inmiddels heb je de evaluaties ontvangen. Die zagen er goed uit. Desondanks wensen
we de cursus van 9 december te annuleren en ook de verdere samenwerking te beëindigen.
De reden hiervoor is tweeledig.
Allereerst, jij hebt aangegeven jouw cursus niet door de LVV geaccrediteerd te willen
hebben. Dat matcht niet met onze belangrijkste doelgroep: vertrouwenspersonen.
De tweede en voornaamste beweegreden is de manier waarop jij dit met ons hebt gecommuniceerd.
Zowel per e-mail als aan de telefoon tegen mij. Ik en mijn collega’s hebben dit zonder
twijfel als grensoverschrijdend ervaren. Jouw manier van communiceren is wat ons betreft
niet acceptabel in een professionele setting.
We hebben de cursus inmiddels van onze website gehaald en zullen ook alle door jou
ontvangen documenten verwijderen.
Ik vertrouw erop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en wens je veel succes
in de toekomst.”
1.12 Bij e-mail van 18 juli 2024 om 16:06 uur heeft klaagster aan verweerster
het volgende bericht gestuurd:
“Jouw bedrijf heeft zonder toestemming of overleg in strijd met de wet en de goede
trouw een accreditatie gevraagd voor mijn opleiding. Dat was grensoverschrijdend en
niet integer. Daarop is door jouw personeel niet goed gereageerd. Gelet op de onprofessionele
manier van werken heb ik helaas eisen moeten stellen. Dat jij die niet leuk vind[t],
maakt niet dat sprake is van enig grensoverschrijdend gedrag van mijn kant. Het is
duidelijk dat je daar niet genoeg van begrijpt. Onbeschofte respectloze actie leidt
tot boze reactie. Kortom: er komt een schadeclaim en een tuchtklacht tegen jou aan.”
1.13 Vervolgens heeft klaagster bij het accreditatiebedrijf een kopie van de
accreditatieaanvraag opgevraagd. Op 22 juli 2024 heeft klaagster de gevraagde informatie
van het accreditatiebedrijf ontvangen.
1.14 Bij e-mail van 22 juli 2024 om 16:01 uur heeft klaagster het volgende aan
verweerster geschreven:
“Uit bijgaande documenten maak ik het volgende op. In strijd met het intellectueel
eigendomsrecht, algeheel fatsoen en uw plichten op grond van de Advocatenwet en AVG
hebt u mijn goede naam alsmede het door mij ontwikkelde programma bewust gebruikt
om zonder overleg of toestemming een accreditatie te verkrijgen.
Mijn vermoeden dat er iets achter mijn rug gebeurde, kreeg ik toen ik twee weken
voor de cursusdatum ineens mij onbekend ‘cursusmateriaal’ ontving van uw medewerker.
Ik heb gevraagd dit te wijzigen, wat ook is gebeurd. In elk geval is de accreditatie
dus verkregen op basis van cursusmateriaal dat niet is gebruikt.
Vervolgens zag ik kort voor de cursusdag dat u op de website adverteerde met de
accreditatie en bleek er inderdaad een accreditatie te zijn. Ik heb mij werkzaamheden
rechtmatig opgeschort totdat ik de stukken van u hierover had ontvangen en de advertentie
zou zijn aangepast en ik zeker wist dat het certificaat niet de accreditatie zou bevatten.
De stukken ontving ik niet, de advertentie is wel aangepast. U hebt mij telefonisch
medegedeeld dat op het certificaat de accreditatie niet zou staan, wat naar nu blijkt
ook al niet klopt.
Uit professionaliteit heb ik op basis van deze mondelinge, foutieve informatie de
voorbereiding van de cursus weer ter hand genomen. Ondanks dat hebt u de euvele moed
om mij om vorenstaande opschorting te beschuldigen van grensoverschrijdend gedrag,
hetgeen in dit geval onrechtmatig, tuchtwaardig en zelfs strafbaar is. Dat geldt overigens
ook voor het gebruik van het door mij op basis van eerder gegeven cursussen en jarenlange
ervaring opgestelde programma, waarop ik het auteursrecht heb. U mocht het gebruiken
voor op de website, meer niet. Als u hiermee een accreditatie had willen vragen, dan
had u mij om toestemming moeten vragen en dat hebt u bewust nagelaten. U hebt uw personeel
duidelijk niet naar behoren geïnstrueerd.
Bevindingen n.a.v. het document
Van H(…) heb ik het accreditatiedocument ontvangen, waar ik erg van ben geschrokken
en die helaas bevestigen dat u niet integer en onrechtmatig met mij als opdrachtnemer
bent omgesprongen. U hebt zonder AVG-grondslag mijn persoonsgegevens (waaronder ook
het programma dat tot mij te herleiden is, sic) gedeeld teneinde hiermee zelf voordeel
te verkrijgen.
Op p. 2 van het document staan diverse verzinsels over mij die niet van mij afkomstig
(kunnen) zijn. Dat geldt ook voor de beschrijving van de training op p. 3 t/m 5.
Het door mij aangeleverde programma is door u of uw personeel op p. 7-8 zonder mijn
toestemming ‘herschreven’ op een manier waarin ik mij niet kan vinden.
Bij de literatuurlijst staat dat ik de BNS zou hebben ontwikkeld aan de hand van
een analyse van regelgeving en jurisprudentie en op basis van mijn haar jarenlange
praktijkervaring. Daarvan is mij niets bekend. De ingeleverde literatuurlijst en cursusmateriaal
is helemaal niet van mij afkomstig en is door mij ook deels afgekeurd omdat deze ondermaats/verouderd
was.
De kennelijk verplichte presentielijst was niet aanwezig en is door mij niet ingevuld
of geaccordeerd. Het verplichte evaluatieformulier is ook al niet gebruikt.
Schadeberekening
De schade wordt als volgt berekend:
Gederfde inkomen 9 december 2024 € 1000,-
Schatting omzettoename door onrechtmatige accreditatie € 900,-
Schending en misbruik auteursrecht € 2000,-
Schending eer en goede naam € 2000,-
Schending AVG € 1000,-
Totaal € 6900,-
U dient dit bedrag binnen drie dagen na heden te voldoen op IBAN: NL64TRIO0254818080
t.n.v. C. Raat te Voorschoten. Doet u dit niet, dan zullen zonder meer schadebeperkende
stappen volgen.”
1.15 Bij e-mail van 23 juli 2024 om 15:36 uur heeft verweerster aan klaagster
meegedeeld:
“Jouw reactie op ons bericht tot beëindiging van de samenwerking bevreemd mij. Het
had eerder aanleiding dienen te zijn tot reflectie in plaats van nog meer boze communicatie.
Alles was “koek en ei” tot ons bericht. Je hebt zelfs de cursus twee weken geleden
nog twee keer gepromoot op LinkedIn. Wat ons betreft is het boek gesloten. Ik stel
voor dat ook jij hiertoe overgaat.”
1.16 Bij e-mail van 23 juli 2024 om 16:48 uur heeft klaagster als volgt gereageerd:
“Ik ging er twee weken geleden van uit dat het andermaal doorging zonder de reclame
over de accreditatie. Dat was namelijk de telefonische afspraak die je zelf naderhand
opzegt. Er lag een overeenkomst van opdracht die je op een grensoverschrijdende manier
opzegt. Dat was reden genoeg om een onderzoek in te stellen naar de accreditatie waarover
ik al eerder had gemeld dat die niet mocht, en wat H(…) ook heeft bevestigd naar mij.
Dus ik stel voor dat je gewoon betaalt. Je hebt nog twee dagen.”
1.17 Op 9 augustus 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster stelt
zich op het standpunt dat verweerster in haar hoedanigheid van eigenaar van de CIA
getracht heeft zich door middel van het intellectueel eigendom van klaagster te verrijken
door zonder kennisgeving of toestemming hiermee een accreditatie voor haar bedrijf
te regelen. Verweerster heeft bovendien bij die aanvraag de AVG geschonden door de
persoonsgegevens van klaagster niet alleen te delen maar er ook nog het nodige bij
te verzinnen en te verspreiden. Klaagsters bezwaar hiertegen heeft verweerster op
voor haar typerende wijze als grensoverschrijdend gekenschetst. Verweerster wijst
elke verantwoordelijkheid van de hand en meent dat klaagster moet reflecteren. Verweerster
weet heel goed dat het niet de bedoeling is om heimelijk andermans materiaal te gebruiken
voor andere dan de oorspronkelijke doeleinden.
2.2 Daarnaast stelt klaagster zich op het standpunt dat verweerster opzettelijk
en heimelijk gedragsregel 4 heeft geschonden door tijdens het telefoongesprek van
11 juni 2024 een werknemer van de CIA mee te laten luisteren. Vervolgens heeft verweerster
de werknemer een verklaring laten opstellen, waarvan de gegevensverwerking in strijd
is met de AVG.
2.3 Tot slot stelt klaagster dat verweerster zich in haar e-mail van 18 juli
2024 (15:38 uur) onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster door haar te beschuldigen
van grensoverschrijdend gedrag en dat een maand nadat klaagster eerder naar grote
tevredenheid een cursus had gegeven.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk
uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat.
Dat is het geval als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen het beroep van advocaat
en zijn doen en laten in de andere hoedanigheid. Dan is het advocatentuchtrecht volledig
van toepassing. Als deze aanknopingspunten er niet zijn, dan beperkt de tuchtrechter
de beoordeling tot de vraag of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4.2 Verweerster heeft in deze kwestie met klaagster in haar hoedanigheid van
directeur van de CIA gecommuniceerd over het verzorgen van een cursus. Dat verzoek
heeft geleid tot een conflict tussen klaagster en verweerster. De voorzitter is van
oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn tussen verweersters optreden in
deze kwestie en haar beroep als advocaat, zodat de voorzitter zich beperkt tot de
vraag of verweerster met haar handelen en/of nalaten het vertrouwen in de advocatuur
heeft geschaad. Daarvan is niet gebleken. Ter toelichting geldt het volgende.
4.3 Klaagster verwijt verweerster in de eerste plaats dat zij zou hebben getracht
zichzelf door middel van haar intellectueel eigendom te verrijken door zonder kennisgeving
of toestemming een accreditatie voor CIA te regelen. Dit verwijt slaagt niet. Het
is de voorzitter niet gebleken dat verweerster expres geen toestemming aan klaagster
heeft gevraagd voor de aanvraag om accreditatie met het doel hier zelf beter van te
worden.
4.4 Klaagster verwijt verweerster verder dat met de aanvraag voor accreditatie
de AVG is geschonden door de persoonsgegevens van klaagster niet alleen te delen maar
ook nog het nodige erbij te verzinnen en te verspreiden. Ook dit verwijt slaagt niet.
Verweerster heeft toegelicht dat klaagster toestemming heeft gegeven haar naam op
de website van de CIA te plaatsen, waarmee haar naam zichtbaar was voor het grote
publiek. Door vervolgens klaagsters naam ook te verstrekken aan de partij die de aanvraag
tot accreditatie beoordeelt, heeft verweerster in ieder geval niet het vertrouwen
in de advocatuur geschaad. De vraag of de regels van de AVG zijn geschonden, valt
verder buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure. Voor zover klaagster
stelt dat er informatie zou zijn verzonnen, heeft verweerster toegelicht dat een medewerker
van de CIA zich voor wat betreft de gegevens van klaagster heeft gebaseerd op informatie
van de website van klaagster alsook op informatie van LinkedIn. Dat er zaken zijn
verzonnen waarvoor verweerster als eigenaar van de CIA verantwoordelijk moet worden
gehouden, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen.
4.5 Ook van schending van gedragsregel 4 door verweerster is de voorzitter niet
gebleken. In deze gedragsregel is (kort gezegd) bepaald dat een advocaat, als hij
een cliënt of een derde (bijvoorbeeld) aan de telefoon laat meeluisteren, daar voorafgaand
mededeling van dient te doen. De voorzitter is met verweerster van oordeel dat het
gesprek tussen klaagster en verweerster waarbij een medewerker van de CIA heeft meegeluisterd,
een gesprek betreft dat verweerster voerde als de directeur van de CIA en niet als
advocaat. Gedragsregel 4 ziet specifiek toe op een regel die in acht genomen dient
te worden bij de uitoefening van het beroep van advocaat en daarvan is geen sprake
in onderhavige situatie.
4.6 Met betrekking tot het verwijt van klaagster dat verweerster zich op ongepaste
wijze en onnodig grievend zou hebben uitgelaten, overweegt de voorzitter dat verweerster
zich blijkens de overgelegde e-mailcorrespondentie, waaronder de bewuste e-mail van
11 juni 2024, steeds zakelijk en correct richting klaagster heeft geuit. Verweerster
heeft slechts bij het beëindigen van de samenwerking aangegeven dat een van de redenen
gelegen was in klaagsters manier van communiceren en dat zij en anderen binnen de
CIA dat als grensoverschrijdend hebben ervaren. Daarmee heeft verweerster zich niet
onnodig grievend uitgelaten. Ook hetgeen klaagster verder heeft gesteld, leidt de
raad niet tot een ander oordeel.
4.7 Van handelen en/of nalaten waarmee het vertrouwen in de advocatuur is geschaad,
is gelet op het voorgaande geen sprake. De klacht is daarmee kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 juni 2025