ECLI:NL:TADRAMS:2025:1 Raad van Discipline Amsterdam 24-642/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:1
Datum uitspraak: 06-01-2025
Datum publicatie: 10-01-2025
Zaaknummer(s): 24-642/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 januari 2025
in de zaak 24-642/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 oktober 2024 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2351855/JS/YH van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 14 oktober 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Bij niet gedateerde brief heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Omdat de raad het verzetschrift op 28 oktober 2024 heeft ontvangen is het verzet tijdig ingesteld.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 november 2024. Daarbij waren klager en zijn echtgenote en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de bij e-mail van 10 november door klager nagezonden stukken.

2 VERZET
2.1 Klager heeft in zijn verzetschrift gemotiveerd toegelicht waarom hij het oneens is met de beslissing van de voorzitter. Volgens klager mocht verweerder niet uitgaan van de juistheid van de informatie afkomstig van zijn cliënte - de zorginstelling - over de beschuldigingen van het seksueel overschrijdend gedrag van klager jegens medewerksters van de zorginstelling. De beschuldigingen zijn zeer ernstig en grievend en onwaar. Verweerder had de beschuldigingen moeten verifiëren. Dat de beschuldigingen onjuist zijn is ook gebleken uit het feit dat de beschuldigingen inmiddels zijn ingetrokken, aldus klager.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad overweegt in dit verband dat de vraag of de beschuldigingen van het verzorgingstehuis aan het adres van klager juist zijn geen onderwerp van het tuchtrechtelijke geschil is. Ter beoordeling ligt (uitsluitend) voor of verweerder mocht uitgaan van de juistheid van het feitenmateriaal (de geuite beschuldigingen) dat zijn cliënte (de zorginstelling) hem had verschaft. De voorzitter heeft op juiste gronden geoordeeld dat verweerder dit mocht en dat haar niet was gebleken van een uitzonderlijke situatie waarin verweerder het feitenmateriaal moest verifiëren. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij de beschuldigingen onverplicht nog wel had geverifieerd bij de medewerkers die deze beschuldigingen over klager hadden geuit en dat verweerder in zijn brief aan klager slagen om de arm heeft gehouden in die zin dat verweerder heeft geschreven wat hij van zijn cliënte had begrepen. De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. M. Bootsma en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 6 januari 2025