ECLI:NL:TACAKN:2025:66 Accountantskamer Zwolle 25/1086 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:66
Datum uitspraak: 31-10-2025
Datum publicatie: 31-10-2025
Zaaknummer(s): 25/1086 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegrond is de klacht dat betrokkene niets heeft gedaan met een bepaald verzoek van klager. Betrokkene valt daarvan geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt te maken, omdat hij ten tijde van het verzoek langdurig in het ziekenhuis was opgenomen en zijn praktijk werd waargenomen. De klacht over het voeren van de accountantstitel is niet-ontvankelijk, omdat het gaat om een (beweerd) handelen nadat betrokkene was uitgeschreven als accountant.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 31 oktober 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 2 april 2025 ontvangen klacht met nummer 25/1086 Wtra AK van

X

wonende in [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

voorheen accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. R. Bosman te Rotterdam

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 3 oktober 2025. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Klager had zich in de datum van de zitting vergist en is daardoor niet verschenen.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Klager heeft op 15 maart 2021 een verzoek gericht aan een medewerker van betrokkene om het loonheffingsnummer bij de Belastingdienst te laten intrekken, dan wel de loonheffing stop te zetten. Aan dat verzoek is geen gehoor gegeven. Klager vindt dat tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook heeft klager erop gewezen dat betrokkene in zijn e-mailhandtekening nog steeds zijn accountantstitel voert, terwijl hij al lang is uitgeschreven.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. De klacht is deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk. Ongegrond is de klacht dat betrokkene niets heeft gedaan met het verzoek van klager. Betrokkene valt daarvan geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt te maken, omdat hij ten tijde van het verzoek in het ziekenhuis was opgenomen en zijn praktijk werd waargenomen. De klacht over het voeren van de accountantstitel is niet-ontvankelijk, omdat het gaat om een (beweerd) handelen nadat betrokkene was uitgeschreven als accountant.

3. De feiten

3.1. Betrokkene was sinds 1992 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Zijn inschrijving is op eigen verzoek doorgehaald met ingang van [datum] 2024. Betrokkene is verbonden aan [BV1], voorheen handelend onder de naam [accountantskantoor1], in [plaats1].

3.2. Klager is directeur-grootaandeelhouder van [BV2] en haar werkmaatschappijen [BV3] en [BV4]. Samen vormen zij een fiscale eenheid.

3.3. Klager is sinds december 2006 klant van betrokkene. De opdrachtbevestiging is op 8 december 2006 ondertekend. Naast administratieve dienstverlening en het samenstellen van de jaarrekeningen zag de opdracht ook op het verzorgen van de aangiften omzetbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting.

3.4. Op 15 maart 2021 heeft klager het volgende verzoek gestuurd aan [A] (assistent-accountant), een medewerkster op het kantoor van betrokkene:

‘Hierbij wil ik je verzoeken om de loonheffing van [BV2] stop te zetten per 01-01-2021, dit vanwege de economische redenen, de holding heeft geen activiteiten op dit moment en er is geen omzet, waardoor ik geen loon meer heb vanuit de Holding’.

3.5. De klantenportefeuille van het accountantskantoor is per 1 april 2021 overgedragen aan [accountantskantoor2] in [plaats1]. Klager is niet daadwerkelijk klant geworden van dat kantoor.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene het volgende:

1. Betrokkene heeft niet gehandeld naar aanleiding van zijn verzoek van 15 maart 2021.

2. Betrokkene hanteert in zijn e-mailberichten nog steeds de accountantstitel, terwijl zijn inschrijving met ingang van [datum] 2024 is doorgehaald.

5. De beoordeling

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

De mondelinge behandeling heeft zonder klager plaatsgevonden.

5.2. Klager was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling van zijn klacht. De secretaris van de Accountantskamer heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch contact met klager opgenomen. Tijdens dat telefoongesprek heeft klager bevestigd dat hij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling op 3 oktober 2025 in goede orde had ontvangen. Hij had zich echter in de datum vergist en ging ervan uit dat de zitting op 10 oktober 2025 zou plaatsvinden. De Accountantskamer heeft daarop besloten dat de mondelinge behandeling in afwezigheid van klager wordt gehouden, omdat betrokkene wel was verschenen en de vergissing voor rekening en risico van klager komt.

Klachtonderdeel 1: Betrokkene heeft niet gehandeld naar aanleiding van het verzoek van 15 maart 2021.

5.3. Klager heeft in maart 2021 verzocht om het loonheffingsnummer bij de Belastingdienst te laten intrekken, dan wel de loonheffing stop te zetten. Betrokkene heeft deze opdracht niet uitgevoerd. Dat heeft ertoe geleid dat de Belastingdienst een aanslag heeft opgelegd, hetgeen voorkomen had kunnen worden. Dit betreft volgens klager een schending van meerdere fundamentele beginselen. Als gevolg van het nalaten heeft klager een deskundige moeten inschakelen om de situatie te corrigeren en de aanslag te bestrijden.

5.4. Betrokkene heeft het volgende aangevoerd.

5.4.1. Met ingang van 29 januari 2021 is betrokkene opgenomen geweest in een ziekenhuis in [plaats1] in verband met een Covid-besmetting. Hij lag sindsdien in coma en was daardoor niet in staat om op het bericht van klager te reageren of om werkzaamheden te verrichten.

5.4.2. Medio maart 2021 is betrokkene ontwaakt uit zijn coma. Hij is overgeplaatst naar een revalidatiecentrum, waar hij tot medio mei 2021 heeft verbleven. Tot september 2021 heeft hij thuis gerevalideerd.

5.4.3. De praktijk werd sinds half februari 2021 waargenomen door [B] RA, met wie betrokkene een waarnemingsovereenkomst had gesloten. Met ingang van 1 april 2021 is de klantenportefeuille overgedragen aan [accountantskantoor2]. [B] heeft zijn waarneming op 7 april 2021 beëindigd.

5.4.4. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn coma niet op het verzoek heeft kunnen reageren. Er was sprake van een overmachtssituatie. Met ingang van 1 april 2021 is de opdrachtrelatie beëindigd door de overgang van de klantenportefeuille naar [accountantskantoor2]. In de jaren 2022 en 2023 is er wel contact geweest tussen klager en betrokkene, maar klager heeft toen niets gezegd over problemen met de Belastingdienst. De dwangbevelen en boetes hadden voorkomen kunnen worden als klager haar nieuwe opdrachtnemer had geïnformeerd. Daarvan valt betrokkene geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.5. De Accountantskamer stelt voorop dat het accountantstuchtrecht zich richt op de individuele beroepsbeoefenaar. Dat betekent dat de accountant persoonlijk betrokken moet zijn geweest bij het verweten handelen of nalaten. Vaststaat dat het e-mailbericht van 15 maart 2021 is verzonden aan de assistent-accountant, niet aan betrokkene rechtstreeks (ook niet in cc). Omdat betrokkene sinds 29 januari 2021, naar hij onbetwist naar voren heeft gebracht, in coma lag, kan het betrokkene niet persoonlijk worden aangerekend dat hij geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van het verzoek. Betrokkene had de waarneming van zijn kantoor bij zijn afwezigheid goed geregeld.

5.6. Onbetwist is verder dat betrokkene zijn klantenportefeuille per 1 april 2021 heeft overgedragen aan [accountantskantoor2]. Dat was vlak nadat klager het verzoek over het stopzetten van de loonheffing had gedaan. Het is de Accountantskamer uit de stukken niet duidelijk geworden of betrokkene aan klager heeft bericht dat hij zijn opdrachtrelatie beëindigt c.q. opzegt. Het was klager wel duidelijk dat betrokkene klager bij [accountantskantoor2] had ‘ondergebracht’. Klager heeft zich namelijk vlak na de overdracht tot [accountantskantoor2] gewend en verzocht geen werkzaamheden voor hem te verrichten, zo blijkt uit een e-mailbericht van een medewerker van dat kantoor van 2 juli 2024. De Accountantskamer leidt hieruit af dat sprake is van een beëindiging van de opdracht per 1 april 2021, waarbij zij een oordeel over de wijze waarop deze beëindiging tot stand is gekomen in het midden laat nu daarover niet geklaagd wordt. Klager heeft niet kort na 1 april 2021 aan betrokkene laten weten dat hij voortzetting van de opdracht door betrokkene wenste. Dat betekent dat betrokkene ervan mocht uitgaan dat zijn verantwoordelijkheid voor de opdracht met de overdracht van de klantenportefeuille aan [accountantskantoor2] was beëindigd en dat hij geen verdere werkzaamheden hoefde te verrichten voor klager.

5.7. Betrokkene valt kortom geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt te maken van het feit dat er niet is gereageerd op het e-mailbericht van klager van 15 maart 2021. Daarbij komt dat de aanslag loonheffing voor april 2021 wel is betaald, zo valt uit het verweerschrift op te maken. Dat betekent dat klager had kunnen weten dat aan het verzoek in ieder geval per april 2021 nog geen gehoor was gegeven. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.

Klachtonderdeel 2: Betrokkene hanteert in zijn e-mailberichten nog steeds de accountantstitel, terwijl zijn inschrijving met ingang van [datum] 2024 is doorgehaald.

5.8. Betrokkene heeft zich per [datum] 2024 uitgeschreven als accountant. Klager heeft daarna nog e-mails ontvangen van betrokkene, waarin hij zijn accountantstitel nog gebruikt. Dat vindt klager tuchtrechtelijk verwijtbaar. Betrokkene heeft gemotiveerd weerlegd dat hij zijn titel na zijn uitschrijving nog heeft gebruikt. Wat er van zij, als iemand geen accountant (meer) is, valt diegene niet meer onder het accountantstuchtrecht. Over het voeren van een accountantstitel na de doorhaling van de inschrijving in het NBA-register kan daarom niet worden geklaagd bij de Accountantskamer. Klachtonderdeel 2 is niet-ontvankelijk.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht wat betreft klachtonderdeel 2 over het voeren van de accountantstitel niet-ontvankelijk;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.A.T. Rens (rechterlijke lid) en E.M. van der Velden AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.