ECLI:NL:TACAKN:2025:65 Accountantskamer Zwolle 25/1520 Wtra AK 25/1521 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:65
Datum uitspraak: 24-10-2025
Datum publicatie: 24-10-2025
Zaaknummer(s):
  • 25/1520 Wtra AK
  • 25/1521 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: klacht kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing, de klacht tegen twee accountants is onvoldoende concreet en niet feitelijke onderbouwd. Daarom verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 24 oktober 2025 van de voorzitter op grond van artikel 39 lid 1 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 26 mei 2025 ontvangen klachten met nummers 25/1520 Wtra AK en 25/1521 Wtra AK tevens REGIEBESLISSING in de op 26 mei 2025 ontvangen klacht met nummer 25/1519 Wtra AK van

X

wonende in [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

1. Y1

2. Y2

beiden registeraccountant

kantoorhoudende in [plaats2]

3. Y3

voorheen registeraccountant

B E T R O K K E N E N

advocaat: mr. J.F. Garvelink

1. De procedure

1.1. De voorzitter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen van klager
  • de brief van klager van 19 juni 2025
  • het aanvullende klaagschrift van 4 juli 2025
  • de reactie van betrokkenen.

2. De beoordeling

2.1. Klager heeft een klaagschrift ingediend. De gebruikelijke procedure is dat de tuchtklacht op een zitting wordt behandeld. De voorzitter van de Accountantskamer mag de zaak echter zonder zitting afdoen, als de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is[1]. Op die regel doen betrokkenen een beroep. De voorzitter is van oordeel dat de klacht deels kennelijk ongegrond is, te weten ten aanzien van betrokkenen[2] [Y3] en [Y2]. De klacht over het handelen en nalaten van [Y1] zal de gebruikelijke procedure volgen. Deze beslissing legt de voorzitter van de Accountantskamer hierna uit.

Hoe is de procedure tot nu toe verlopen?

2.2. In zijn klaagschrift richt klager zijn klacht niet alleen tegen betrokkenen, maar ook tegen [accountantsorganisatie1] B.V., gevestigd in [plaats3]. De Accountantskamer heeft klager per brief van 5 juni 2025 erop gewezen dat het niet mogelijk is om een klacht in te dienen tegen een accountantsorganisatie en dat de klacht over het handelen van [accountantsorganisatie1] niet in behandeling wordt genomen. In diezelfde brief heeft de Accountantskamer uitgelegd dat het klaagschrift niet duidelijk maakt op welk handelen van betrokkenen de klacht ziet. Daarom heeft de Accountantskamer klager verzocht om de klachtonderdelen te preciseren en per klachtonderdeel uiteen te zetten tegen wie van de betrokkenen de klacht is gericht.

2.3. Klager heeft in zijn brief van 19 juni 2025 gevraagd de termijn waarbinnen de klacht moest worden aangevuld te verlengen. De Accountantskamer heeft die verlenging bevestigd in de brief van 23 juni 2025. Daarin is ook verduidelijkt dat in het aanvullend klaagschrift moet worden beschreven voor welke gedragingen (handelen of nalaten) de individuele accountants een maatregel opgelegd zouden moeten krijgen. Ook is klager verzocht te beschrijven waarom die gedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zouden zijn.

2.4. Klager heeft op 5 juli 2025 een aanvullend klaagschrift ingediend[3].

2.5. Betrokkenen hebben in de reactie van 18 september 2025 onder woorden gebracht dat de verwijten moeilijk te duiden zijn. Zij menen dat de klacht – in ieder geval ten aanzien van [Y3] en [Y2] – niet in behandeling kan worden genomen. Inhoudelijk hebben zij wel op het klaagschrift gereageerd.

Wat aan de klacht vooraf is gegaan.

2.6. De voorzitter begrijpt het volgende uit de klacht en het verweerschrift.

2.6.1. [Y1] had de opdracht de jaarrekeningen van [bank1] N.V. te controleren (wettelijke controle), in ieder geval de jaarrekeningen 2017 en 2019. [Y3] heeft [Y1] in deze opdracht opgevolgd voor wat betreft de jaren 2021 tot en met 2023.

2.6.2. [Y2] is sinds 1 juli 2021 onderdeel van het bestuur [accountantsorganisatie1] B.V., waaraan ook [Y1] en [Y3] verbonden zijn/waren.

2.6.3. Klager heeft (naar zijn zeggen in teamverband) een aantal transacties onderzocht, die [bank1] in 2017 en 2019 heeft verricht. Over die transacties zijn diverse gerechtelijke procedures gevoerd. Klager heeft van deze transacties een melding willen doen bij [accountantsorganisatie1] en heeft daarover een brief gestuurd op 20 maart 2025.

De klacht tegen [Y1] RA.

2.7. De voorzitter stelt vast dat de klacht voornamelijk ziet op de controle van de jaarrekeningen van [bank1] over de jaren 2017 en 2019 (door [Y1]), omdat volgens klagers onderzoek in die jaren transacties (de verkoop van non-performing loans) hebben plaatsgevonden die frauduleus waren. Klager veronderstelt dat de leningen voor € 1 zijn overgedragen en dat [bank1] daardoor is benadeeld. Klager lijkt ook te suggereren dat de constructie verband houdt met het omzeilen van het bonusverbod, dat door de politiek aan [bank1] N.V. is opgelegd naar aanleiding van de verleende staatssteun. Betrokkenen stellen daarentegen dat het vehikel waarin de leningen zijn ondergebracht voor € 1 is overgedragen, maar dat de leningen zelf tegen een marktconforme prijs zijn verkocht en dat daartegenover in het vehikel een verplichting is opgenomen aan de kopers van de leningen.

2.8. De voorzitter ziet, gelet op de inhoud van de klacht en het daartegen gevoerde verweer, geen reden om deze klacht voor kennelijk ongegrond te houden. Daarvan is slechts sprake als aanstonds duidelijk is dat een klacht tegen de accountant onvoldoende basis vindt in de feiten, of anderszins kennelijk niet kan leiden tot een gegronde klacht. Daarvan is hier geen sprake.

De klacht tegen betrokkenen [Y3] en [Y2] bevat geen concrete verwijten.

2.9. De voorzitter stelt voorop dat het accountantstuchtrecht zich richt op de individuele beroepsbeoefenaar. Dat betekent dat de accountant persoonlijk betrokken moet zijn geweest bij het verweten handelen of nalaten.

2.10. [Y3] RA heeft controleverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen van [bank1] N.V. over de jaren 2021 tot en met 2023. De voorzitter kan uit de klacht niet opmaken welk verwijt klager [Y3] maakt ter zake van deze controlewerkzaamheden. Dat beschrijft klager niet concreet. Wat de voorzitter begrijpt, is dat klager vindt dat in de jaarrekeningen van [bank1] gerapporteerd had moeten worden over de procedures die zijn gevoerd vanaf mei 2022 over de transacties uit 2017 en 2019. Klager maakt echter niet duidelijk welke procedures dit zijn en op grond waarvan deze individuele procedures bij naam zouden moeten worden vermeld in het jaarrapport. Meer of andere verwijten aan het adres van [Y3] leest de voorzitter niet in de klacht.

2.11. De klacht jegens [Y3] RA is daarmee onvoldoende concreet om in behandeling te kunnen nemen. Dat leidt tot de conclusie dat de klacht kennelijk ongegrond is.

2.12. [Y2] was niet betrokken bij de controle van de jaarrekeningen van [bank1]. Hij is lid van het bestuur van [accountantsorganisatie1]. Wat de voorzitter begrijpt, is dat klager vindt dat [Y2] had moeten reageren op de brief van 20 maart 2025 – al komt klager niet tot een duidelijke conclusie in zijn klaagschrift. Klager heeft echter nagelaten om uiteen te zetten op grond waarvan [Y2] tot een reactie gehouden was. Het enkele feit dat [Y2] lid is van het bestuur maakt hem nog niet tuchtrechtelijk aansprakelijk voor de afhandeling van meldingen of klachten. Meer of andere verwijten aan het adres van [Y2] leest de voorzitter niet in de klacht.

2.13. Ook de klacht jegens [Y2] RA is dus onvoldoende concreet om in behandeling te kunnen nemen. Dat leidt tot de conclusie dat ook deze klacht kennelijk ongegrond is.

Tot slot.

2.14. De voorzitter heeft de klacht jegens [Y1] RA niet afgedaan als kennelijk ongegrond. Daaraan moet niet de conclusie worden ontleend dat de voorzitter de klacht op voorhand (deels) gegrond vindt. Zij brengt slechts tot uitdrukking dat de klacht niet vereenvoudigd, dus zonder mondelinge behandeling, kan worden afgedaan.

2.15. Verder heeft klager verzocht een onderzoek in te stellen naar de rol en het gedrag van betrokkenen in de ‘cases’ die in het rapport worden genoemd. Daartoe zou de Accountantskamer zelfs de controledossiers dienen op te vragen. Maar het ligt niet op de weg van de Accountantskamer om onderzoek te doen om mogelijk verwijtbare gedragingen op te sporen. Het is aan klager om concreet te maken en te onderbouwen op welke momenten en op welke punten betrokkene verwijtbaar heeft gehandeld. Aan dat verzoek zal de Accountantskamer dus geen gehoor geven.

2.16. De klacht wordt enkel ten aanzien van [Y1] RA voortgezet behandeld, door deze op een rechtszitting mondeling te behandelen.

3. De beslissing

De voorzitter van de Accountantskamer:

  • verklaart de klachten jegens betrokkene 3, [Y3] voorheen RA, en betrokkene 2, [Y2] RA, ongegrond;
  • verstaat dat de klacht jegens betrokkene 1, [Y1] RA, mondeling zal worden behandeld op een later daartoe vast te stellen datum en tijdstip.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 39, derde lid, Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan verzet worden gedaan, uitsluitend voor zover in deze uitspraak is beslist op de klachten tegen [Y3] RA en Gabriels RA. Het verzet kan worden gericht aan de Accountantskamer (adres: Postbus 10067, 8000 GB Zwolle).

[1] Zie artikel 39 van de Wet tuchtrechtspraak accountants.

[2] De voorzitter zal hierna volstaan met het noemen van de achternaam van betrokkenen.

[3] De voorzitter duidt hierna de processtukken van klager tezamen aan met ‘de klacht’.