ECLI:NL:TACAKN:2025:6 Accountantskamer Zwolle 24/2415 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:6
Datum uitspraak: 24-01-2025
Datum publicatie: 24-01-2025
Zaaknummer(s): 24/2415 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Betrokkene heeft voldoende gegevens aan klagers verstrekt en doet geen (onterecht) beroep op zijn retentierecht. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de werkzaamheden die betrokkene heeft verricht in het kader van de overname van het bedrijf van klagers door de zoon van klager. De Accountantskamer vindt dat klagers niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkene de regie had (die lag bij een daarin gespecialiseerd bedrijf, dat door de zoon van klagers was ingeschakeld) of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is geheel ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 24 januari 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 22 april 2024 ontvangen klacht met nummer 24/2415 Wtra AK van

X1

wonende in [plaats1]

en

de besloten vennootschap X2 B.V.

gevestigd in [plaats1]

K L A G E R S

t e g e n

Y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende in [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. M.G.G. de Bruin te Sliedrecht

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de brief van de Accountantskamer van 24 april 2024
  • de nadere toelichting op de klacht, die de Accountantskamer op 13 mei 2024 heeft ontvangen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van betrokkene van 17 oktober 2024, waarmee hij productie 31 heeft overgelegd
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van betrokkene.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 15 november 2024. Voor klagers is
[X1] verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. De klacht gaat over twee verschillende onderwerpen. Klagers zijn jarenlang klant geweest van betrokkene. Vanwege een conflict over de facturen zijn klagers overgestapt naar een ander accountantskantoor. Zij hebben betrokkene gevraagd om gegevens te verstrekken aan de opvolgend accountant, maar volgens klagers weigert betrokkene dat. Daarover gaat het eerste deel van de klacht.

2.2. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de werkzaamheden die betrokkene heeft verricht in het kader van de overname van het bedrijf van klagers door de zoon van [X1] (hierna: de zoon). De advisering van betrokkene zou niet deugdelijk zijn, waardoor klagers financieel nadeel hebben geleden.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.3. De klacht is geheel ongegrond. Betrokkene heeft voldoende gegevens aan klagers verstrekt en doet geen (onterecht) beroep op zijn retentierecht. Wat betreft de klacht over de bedrijfsovername vindt de Accountantskamer dat klagers niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkene de regie had (die lag bij [BV1]) of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 2006 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Hij is verbonden aan [accountantskantoor1] in [plaats2] (hierna: [accountantskantoor1]).

3.2. Klagers zijn in 2015 klant geworden van [accountantskantoor1]. Op dat moment bestond de onderneming van klagers uit [X2 BV], [BV2] en de twee werkmaatschappijen [BV3] en [BV4] Betrokkene had de opdracht de jaarrekeningen samen te stellen en de belastingaangiften te verzorgen voor zowel de ondernemingen als [X1] in privé.

3.3. In 2019 heeft de zoon de aandelen in [BV4] overgenomen. De naam van [BV4] is daarna gewijzigd in [BV5]. Vervolgens heeft de zoon 95% van de aandelen in [BV3] overgenomen.

3.4. In 2022 hebben klagers en de zoon afgesproken dat [BV5] de resterende 5% van de aandelen in [BV3] zou overnemen. Ook het kantoorpand van klagers is aan de zoon geleverd.

3.5. Klagers hebben niet alle facturen aan [accountantskantoor1] voldaan. Bij brief van 28 september 2023 zijn zij gesommeerd tot betaling van een hoofdsom van € 15.960,94 exclusief bijkomende kosten.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Aanvankelijk was de klacht uitgebreider, maar klagers hebben ter zitting twee klachtonderdelen ingetrokken.

4.2. De resterende verwijten van klagers jegens betrokkene zijn de volgende:

a. Betrokkene houdt gegevens achter, waardoor de opvolgend accountant de werkzaamheden niet kan verrichten.

b. Betrokkene heeft onjuist en onzorgvuldig geadviseerd bij de bedrijfsovername door de zoon.

5. De beoordeling

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

5.2. Het is aan klagers om in deze procedure de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot het oordeel kunnen leiden dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.

Klachtonderdeel a. Betrokkene houdt gegevens achter, waardoor de opvolgend accountant de werkzaamheden niet kan verrichten.

5.3. Klagers zijn overgestapt naar een ander accountantskantoor, [accountantskantoor2]. Volgens klagers kan de opvolgend accountant niet aan de slag, omdat [accountantskantoor1] de loonadministratie niet wil overdragen en ook de jaarstukken van 2021 niet verstrekt. Klagers hebben daardoor veel brieven ontvangen van de Belastingdienst en hoge voorlopige aanslagen. Het heeft klagers veel tijd en moeite gekost om dit recht te zetten. De overstap naar [accountantskantoor2] kon niet doorgaan, omdat [accountantskantoor2] zonder de benodigde gegevens haar diensten niet kon verlenen aan klagers. Volgens klagers heeft betrokkene, door geen gegevens te verstrekken, tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.4. De Accountantskamer overweegt als volgt. Het staat vast dat tussen klagers en [accountantskantoor1] een geschil is ontstaan over de facturen. Klagers vinden die te hoog en hebben niet alle facturen aan [accountantskantoor1] betaald. Dat geschil vormt de achtergrond van de overstap naar [accountantskantoor2] en de vraag of betrokkene alle gevraagde gegevens moet verstrekken. De Accountantskamer geeft geen oordeel over de juistheid van de facturen. Daarvoor kunnen klagers eventueel een beroep doen op de Raad voor Geschillen van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.

5.5. Een accountant kan te maken krijgen met een klant die zijn facturen niet betaalt. In zo’n geval mag de accountant een beroep doen op het retentierecht. Dat houdt het recht in om afgifte van een zaak (een jaarrekening bijvoorbeeld, of een opgestelde belastingaangifte) uit te stellen totdat de schuldenaar de openstaande rekening heeft betaald. De Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) hebben vaker over dit onderwerp geoordeeld[1]. Uit deze uitspraken moet worden afgeleid dat een besloten vennootschap vanwege de administratie- en bewaarplicht moet kunnen beschikken over de stukken uit haar eigen administratie. Die stukken vallen daarom niet onder het retentierecht. Als de accountant wordt gevraagd de onbewerkte stukken uit de administratie terug te geven, moet de accountant aan zo’n verzoek gehoor geven.

5.6. In dit geval heeft betrokkene uitgelegd dat hij nooit de originele stukken kreeg van klagers. Hij werkte digitaal. De originele stukken bleven daarom bij klagers en zouden nog beschikbaar moeten zijn. Klagers hebben die toelichting niet weerlegd. Daarom is onvoldoende gesteld of gebleken dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door stukken uit de administratie van klagers onder zich te houden en deze niet aan hen af te geven.

5.7. Wat verder uit de rechtspraak van de Accountantskamer moet worden afgeleid[2] is, dat een accountant stukken die hij zelf heeft opgesteld niet zonder meer hoeft af te geven als de klant niet heeft betaald. De accountant moet dan een belangenafweging maken.

5.8. Betrokkene heeft uitgelegd dat, na de beëindiging van de opdracht door klagers, betrokkene (althans [accountantskantoor1]) de btw-aangifte over het derde kwartaal van 2023 en de loonaangifte over september 2023 nog heeft verzorgd. [accountantskantoor2] heeft de werkzaamheden voor het boekjaar 2023 overgenomen. Klagers wilden toegang tot het programma ExactOnline, waarin een deel van de administratie over 2022 al was verwerkt. Na een belangenafweging heeft betrokkene besloten die toegang te weigeren. Daarbij hebben meegespeeld het feit dat de opdracht was beëindigd, dat de opvolgend accountant zich kon baseren op de originele stukken en dat klagers facturen onbetaald hebben gelaten. Wel heeft betrokkene na indiening van de tuchtklacht (onverplicht) een uitdraai beschikbaar gesteld van de administratie. In een e-mailbericht van 13 juni 2024 hebben klagers laten weten dat zij hier ‘wel blij’ mee zijn.

5.9. Ter zitting is het de Accountantskamer duidelijk geworden dat klagers de beschikking wilden krijgen over de bron- en stamgegevens voor de loonadministratie en de openingsbalans voor de jaarrekening 2022.

5.9.1. Betrokkene heeft uitgelegd dat hij een link naar de salarisadministratie aan klagers heeft verstrekt, wat klagers ook hebben erkend. Zij konden alleen niet inloggen met hulp van die link. Het is de Accountantskamer niet gebleken dat klagers aan betrokkene kenbaar hebben gemaakt dat zij niet konden inloggen en om ondersteuning hebben gevraagd, of dat betrokkene het inloggen onmogelijk heeft gemaakt. Aan betrokkene valt in dit opzicht dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.9.2. Wat betreft de openingsbalans geldt dat betrokkene de jaarrekening 2021 heeft afgerond. Klagers hebben ook erkend dat zij die hebben ontvangen, maar enkel op papier. Zij wilden ook de door betrokkene in ExactOnline gevoerde administratie digitaal ontvangen, zodat [accountantskantoor2] er verder mee kon. Betrokkene heeft onweersproken gesteld dat de jaarrekening 2021 een voldoende basis was voor [accountantskantoor2]] om een start te maken met de administratie over 2022 . Gelet daarop kan niet worden volgehouden dat betrokkene een onterecht beroep op zijn retentierecht heeft gedaan. Toegang tot de ExactOnline-omgeving van betrokkene voor toegang tot de door betrokkene verwerkte administratie over 2022, valt onder de licentie van (het kantoor van) betrokkene. Vanwege de beëindiging van de opdracht en het geschil over de niet-betaalde facturen is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken dat hij klagers geen toegang heeft verstrekt.

5.10. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b. Betrokkene heeft onjuist en onzorgvuldig geadviseerd bij de overname van de twee vennootschappen door de zoon.

5.11. Klagers wilden de onderneming overdragen aan de zoon. In 2018 is daartoe 95% van de aandelen van [BV3] overgedragen aan de zoon. In 2022 is de resterende 5% overgedragen. Tevens zijn in 2022 de aandelen van [BV2], met daarin onder meer het bedrijfspand, aan de zoon overgedragen.

5.12. Klagers hebben in verband met de advisering rondom deze bedrijfsovername door de zoon de volgende verwijten naar voren gebracht.

5.12.1. Met betrekking tot de overdracht van het aandelenbelang van 95% in 2018 geldt dat [BV3] in 2005 een leningsovereenkomst is aangegaan voor de financiering van het bedrijfspand. Toen [BV2] was opgericht in 2011, is deze financiering niet meegenomen. Na de overdracht van het aandelenbelang van 95% bleek dat klagers nog een bedrag van € 35.000 moesten aflossen op de financiering. Met dat bedrag was bij de onderhandelingen over de overname geen rekening gehouden. Over 2018 had [X2 BV] een belastingschuld van € 55.000. Dat bedrag is ten onrechte op de opbrengst van de aandelen in mindering gebracht. De Belastingdienst heeft een bedrag van € 19.000 terugbetaald, maar dat bedrag is niet aan klagers doorgestort.

5.12.2. Met betrekking tot de overdracht van het resterende 5% belang in 2022 hebben klagers voorgerekend wat de waarde is van de resterende 5% aandelen (€ 66.000), het bedrijfspand (€ 375.000), inclusief een rekening-courantvordering (€ 55.000), een overeengekomen extra fee van € 40.000 en het banksaldo van € 58.500, totaal: € 594.500. Na de overdracht is echter gebleken dat de fee van € 40.000 niet was meegenomen. Klagers hadden het banksaldo van
€ 58.500 naar [X1] privé overgemaakt, maar zij werden direct verzocht dit bedrag terug te storten, omdat dit bedrag in de overeengekomen prijs zat en na de overdracht van de aandelen aan de zoon toebehoorde. Dat wisten klagers niet. Klagers hebben aan het verzoek om het bedrag terug te storten gehoor gegeven, maar de optelsom is dat zij voor de aandelen en het pand slechts € 349.000 hebben ontvangen. Het verschil tussen de waarde en de opbrengst is daarmee € 245.500 en klagers zijn door de overname dan ook aanzienlijk benadeeld. Dit is volgens klagers te wijten aan de incorrecte belangenbehartiging door betrokkene.

5.13. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift uiteengezet welke bijdragen [accountantskantoor1] heeft geleverd in het kader van de overname en dat hij niet vaktechnisch verantwoordelijk is voor al deze werkzaamheden. Zijn collega [A] AA RV was bijvoorbeeld betrokken bij het uitvoeren van een (bedrijfs)waardering. Voor het opstellen van enkele overeenkomsten zijn juristen van [accountantskantoor1] ingezet. Het gehele proces is uitgevoerd onder begeleiding en regie van [BV1] (hierna: [BV1]).

5.14. De Accountantskamer begrijpt uit de toelichting van klagers dat zij vooral teleurgesteld zijn over het resultaat, de opbrengst van de verkoop en levering van de aandelen en het vastgoed. De Accountantskamer kan echter de kloof niet overbruggen tussen die teleurstelling en een tuchtrechtelijk gegrond verwijt aan het adres van betrokkene. Het is namelijk niet zo dat betrokkene de opdracht had van klagers om in hun belang in onderhandeling met de zoon de meest voordelige overeenkomst tot stand te brengen. Betrokkene was bovendien niet de enige professional die zijn input leverde. Naast betrokkene zijn medewerkers van [accountantskantoor1] actief geweest, zoals waarderingsexperts en juristen. Belangrijker nog is dat [BV1] ([B] en [C]) was ingeschakeld. Betrokkene heeft gemotiveerd gesteld en onderbouwd dat [BV1] de regie had over het gehele overnameproces, zowel bij de transactie in 2018 als die in 2022. De Accountantskamer is van oordeel dat klagers er niet in zijn geslaagd dat gemotiveerde verweer van betrokkene te weerleggen.

5.14.1. Klagers hebben toegelicht dat [BV1] gespecialiseerd is in bedrijfsovernames van familiebedrijven en dat zij met name was ingeschakeld in verband met de ‘softe kant’. Dit was een idee van de zoon. Klagers hebben zich niet met de opdracht aan [BV1] bemoeid. Zij hebben ook geen documenten overgelegd waaruit de opdrachtomschrijving aan [BV1] kan blijken. De Accountantskamer vindt het echter niet voordehandliggend dat [BV1] de familieverhoudingen scherp in het oog kan houden zonder de onvermijdelijke financiële keuzes (de ‘harde kant’) bespreekbaar te maken. De e-mailberichten die partijen hebben overgelegd tussen medewerkers van [BV1], medewerkers van [accountantskantoor1], klagers en de zoon wijzen er op dat [BV1] zich juist ook heeft bezig gehouden met de financiële kant van de overdracht.

5.14.2. In het e-mailbericht van 10 september 2018 bijvoorbeeld schrijft [B] ([BV1]) aan klagers dat een opdrachtbevestiging zal worden ‘aangescherpt’. De stukken die door [accountantskantoor1] zijn opgesteld, zullen nog verder worden doorgenomen ‘om de onderliggende uitgangspunten en argumentatie nog eens goed met elkaar door te nemen, zodat deze voor ieder duidelijk, fair en verdedigbaar zijn’. Daaruit volgt naar het oordeel van de Accountantskamer dat [BV1] de expliciete opdracht had de bedrijfsovername te begeleiden en ook over de financiële kant adviseerde. Ook volgt eruit dat [BV1] input nodig had van [accountantskantoor1] en deze verder doornam met klagers en de zoon.

5.14.3. In een e-mailbericht van 7 december 2018 van de zoon aan betrokkene en een medewerker van [accountantskantoor1] ([D]) schrijft de zoon:

Lukt het met de memo en het opstellen van de stukken. Bijgaand een lijstje van [BV1] met zaken die geregeld moeten worden, er staan een aantal acties aangegeven die voor jullie zijn. Zouden jullie kunnen aangeven wat al gedaan is, en wat nog moet gebeuren?

De bedoelde lijst is een concept planning programma bedrijfsoverdracht, opgesteld door [BV1], waarin ook een aantal taken aan [accountantskantoor1] is toebedeeld. Bovenaan staat echter ‘Algehele procesbegeleiding vanuit [BV1]’. Ook daaruit volgt volgens de Accountantskamer dat [BV1] de regie voerde over het overnameproces en de zoon en klagers begeleidde in de overdracht van de aandelen.

5.14.4. De Accountantskamer is van oordeel dat klagers gelet op het gevoerde verweer en de overgelegde stukken niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkene de opdracht had klagers te begeleiden bij de bedrijfsovername door de zoon en daarbij steken heeft laten vallen. Betrokkene heeft meegewerkt aan de bedrijfsovername, die onder regie van [BV1] plaatsvond. Betrokkene heeft financiële gegevens aangereikt ten behoeve van de onderhandelingen tussen klagers en de zoon, maar was niet verantwoordelijk voor de totstandkoming van de verdere afspraken tussen partijen. Het valt bij die stand van zaken betrokkene niet te verwijten dat klagers teleurgesteld zijn over het resultaat van de overdracht. Hoe de aandelenoverdracht in 2022, het resterende 5%-belang, heeft plaatsgevonden is niet duidelijk op te maken uit de overgelegde stukken. De Accountantskamer vindt het echter aannemelijk dat ook in 2022 de overdracht plaatsvond onder regie van [BV1], zoals betrokkene naar voren heeft gebracht.

5.15. Ook klachtonderdeel b is ongegrond.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. S.P. Pompe (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en B.J.G. van den Bragt RA AA(accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Accountantskamer van 22 april 2016, te vinden op tuchtrecht.nl met kenmerk ECLI:NL:TACAKN:2016:32 en van 9 februari 2010, kenmerk ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0085 en van het CBb van 1 maart 2022, te vinden op rechtspraak.nl met kenmerk ECLI:NL:CBB:2022:89.

[2] Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juli 2019 met kenmerk ECLI:NL:TACAKN:2019:54.