ECLI:NL:TACAKN:2025:29 Accountantskamer Zwolle 24/3595 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2025:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-04-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 24/3595 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht gegrond met doorhaling |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht, betrokkene krijgt de maatregel van doorhaling voor de duur van drie maanden opgelegd. PE-zaak. Betrokkene heeft voor het jaar 2023 geen PE-portfolio opgesteld. Er is sprake van recidive. |
ACCOUNTANTSKAMER
UITSPRAAK van 17 april 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 8 oktober 2024 ontvangen klacht met nummer 24/3595 Wtra PE van
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)
gevestigd te Hoofddorp
K L A A G S T E R
gemachtigde: mr. [A]
t e g e n
Y
accountant-administratieconsulent
gevestigd te [plaats1]
B E T R O K K E N E
1. De procedure
1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen.
1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 3 maart 2025. Namens de NBA zijn verschenen [B] LLB en drs. [C]. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.
2. De feiten
2.1. Betrokkene is sinds 1992 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.
2.2. De NBA heeft op 4 december 2023 een klacht tegen betrokkene ingediend, omdat betrokkene heeft nagelaten een PE-portfolio voor het jaar 2022 op te stellen. De Accountantskamer heeft deze klacht bij uitspraak van 29 juli 2024 gegrond verklaard en betrokkene de maatregel van berisping opgelegd. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
2.3. De NBA heeft betrokkene door middel van NBA-nieuws eraan herinnerd dat uiterlijk op 31 januari 2024 de verklaring moet worden ingediend dat voor het kalenderjaar 2023 is voldaan aan de verplichting om een PE-portfolio op te stellen.
2.4. Omdat betrokkene de verklaring niet tijdig heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 8 februari 2024 en 7 maart 2024 per e-mail geïnformeerd over dit verzuim en heeft betrokkene nadere termijnen gekregen om deze verklaring alsnog in te dienen.
2.5. Omdat betrokkene ook binnen deze termijnen de verklaring niet heeft ingediend, heeft de NBA betrokkene op 11 april 2024 een brief gestuurd en een termijn geboden tot 26 april 2024 voor het indienen van de verklaring. Verder heeft de NBA betrokkene de mogelijkheid geboden om onvoorziene omstandigheden kenbaar te maken die ertoe hebben geleid dat betrokkene het PE-portfolio niet heeft kunnen afronden.
2.6. Betrokkene heeft binnen deze termijn geen verklaring ingediend of onvoorziene omstandigheden kenbaar gemaakt. De NBA heeft op 2 mei 2024 een aangetekende brief naar betrokkene gestuurd, waarin een laatste termijn tot en met 15 mei 2024 is geboden. Betrokkene is nogmaals de mogelijkheid geboden om onvoorziene omstandigheden kenbaar te maken.
2.7. Ook binnen deze laatste termijn heeft betrokkene geen verklaring afgegeven of onvoorziene omstandigheden kenbaar gemaakt. Het bestuur van de NBA heeft betrokkene daarna op 23 mei 2024 per brief aangetekende brief verzocht om uiterlijk op 7 juni 2024 het PE-portfolio te verstrekken of om onvoorziene omstandigheden kenbaar te maken.
2.8. Betrokkene heeft geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA verstrekt of onvoorziene omstandigheden naar voren gebracht.
3. De klacht
3.1. Betrokkene heeft volgens de NBA gehandeld in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels. De NBA verwijt betrokkene het volgende:
a. betrokkene heeft nagelaten een PE-portfolio voor het jaar 2023 op te stellen, hetgeen de NBA concludeert uit het nalaten van betrokkene om een PE-portfolio over het jaar 2023 over te leggen in weerwil van een verzoek van het bestuur.
3.2. Mocht blijken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2023 heeft opgesteld, dan verwijt de NBA betrokkene het volgende:
b. betrokkene heeft nagelaten een PE-portfolio over te leggen in weerwil van een verzoek van het bestuur.
4. De beoordeling
4.1. De Accountantskamer toetst de klacht aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften permanente educatie 2019 (NVPE).
4.2. De accountant moet per kalenderjaar in een PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij zijn vakbekwaamheid in het desbetreffende kalenderjaar bijhoudt[1]. De accountant moet in dit PE-portfolio (vóór 1 april van het desbetreffende jaar) een plan van aanpak opnemen. In het plan van aanpak moet in elk geval worden vermeld welke werkzaamheden leiden tot het behalen van een leerdoel, de resultaten die deze werkzaamheden moeten opleveren, de leerdoelen per werkzaamheid en de voorgenomen PE-activiteiten[2].
4.3. Uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar moet de accountant in het PE-portfolio vastleggen op welke wijze hij uitvoering heeft gegeven aan de PE-activiteiten die hij voornemens was te verrichten en welke leerresultaten zijn behaald[3]. Bij de vastlegging van de leerresultaten moet de accountant overwegingen vastleggen ten aanzien van verkregen vaktechnische kennis, vaardigheid of houding alsmede de concrete toepassing daarvan in de beroepsuitoefening en de waardering van de toepasbaarheid[4].
4.4. De accountant moet daarnaast uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar verklaren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 3 NVPE[5].
4.5. Het bestuur van de NBA kan het PE-portfolio beoordelen[6]. De accountant dient desgevraagd de gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor deze beoordeling aan het bestuur te verstrekken[7].
4.6. Het bestuur van de NBA kan op verzoek een gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van -onder andere- de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3 NVPE. Betrokkene heeft geen verzoek tot vrijstelling of ontheffing ingediend.
4.7. Omdat betrokkene niet op de zitting is verschenen en ook niet op andere wijze heeft gereageerd, is niet bekend waarom betrokkene geen PE-portfolio aan het bestuur van de NBA heeft verstrekt. Daarom kan de Accountantskamer niet anders concluderen dan dat betrokkene voor het jaar 2023 geen PE-portfolio heeft opgesteld en dat daarvoor geen aanvaardbare reden is. Ook is niet gebleken dat betrokkene in 2023 wel PE-activiteiten heeft verricht. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het klachtonderdeel a is daarom gegrond.
4.8. Klachtonderdeel b is ingesteld onder de voorwaarde dat is gebleken dat betrokkene wel een PE-portfolio voor het jaar 2023 heeft opgesteld. Omdat niet is voldaan aan deze voorwaarde, komt de Accountantskamer niet toe aan de behandeling van dit klachtonderdeel.
5. De maatregel
5.1. Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van doorhaling voor de duur van drie maanden is passend en geboden.
5.2. De Accountantskamer heeft bij de beslissing tot het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene.Daarbij is in aanmerking genomen dat de NVPE de kwaliteit van de beroepsuitoefening van accountants beoogt te bewaken. Het voortdurend op peil houden van de vakbekwaamheid is immers één van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening. Betrokkene heeft, ondanks veelvuldige aanmaningen en zonder goede reden, voor het jaar 2023 niet voldaan aan de PE-verplichtingen uit de NVPE. Dit duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate, professionele dienstverlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. De Accountantskamer weegt daarbij mee dat de NBA op de zitting heeft verklaard dat betrokkene ook voor de jaren 2022 en 2021 niet heeft voldaan aan de PE-verplichtingen. Voor deze jaren heeft betrokkene geen verklaring afgegeven dat is voldaan aan de verplichting om een PE-portfolio op te stellen. Daarnaast heeft betrokkene geen PE-portfolio voor het jaar 2022 aan de NBA verstrekt, terwijl daar wel om was verzocht. De NBA heeft in verband daarmee eind 2023 een tuchtklacht tegen betrokkene ingediend, die heeft geleid tot het opleggen van de maatregel van berisping. Deze tuchtklacht was voor betrokkene een duidelijk signaal dat het sein op rood stond en dat het belangrijk was om (in ieder geval) voor 2023 de PE-verplichtingen wel na te komen. Op het moment van indiening van deze tuchtklacht had betrokkene, gezien de vele herstelmogelijkheden die de NBA daarna heeft geboden, nog de mogelijkheid om (alsnog) daaraan te voldoen. Omdat betrokkene dat desondanks heeft nagelaten, ontstaat het beeld dat betrokkene zich niets gelegen laat liggen aan de PE-verplichtingen uit de NVPE. Dit wordt betrokkene zwaar aangerekend, mede gelet op het maatschappelijke belang dat met naleving van de NVPE is gemoeid.
6. De beslissing
De Accountantskamer:
- verklaart de klacht gegrond op de wijze zoals hiervoor is omschreven;
- legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
- bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op drie maanden;
- verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.
Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (rechterlijke leden) en B.J.G. van den Bragt RA AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.
[1] Artikel 3 lid 1 NVPE
[2] Artikel 3 lid 2 sub a NVPE
[3] Artikel 3 lid 2 sub b NVPE
[4] Artikel 3 lid 3 NVPE
[5] Artikel 4 lid 3 NVPE
[6] Artikel 5 NVPE
[7] Artikel 4 lid 2 NVPE 9