ECLI:NL:TACAKN:2025:21 Accountantskamer Zwolle 24/3430 Wtra AK 25/205 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2025:21 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-04-2025 |
Datum publicatie: | 11-04-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klager is van mening dat betrokkene bij de controle van de financiële rechtmatigheids-verantwoording van een overheidsinstantie gebruik heeft gemaakt van een vervalst document, waarin misbruik is gemaakt van zijn persoonsgegevens. Ook zou betrokkene de werkverdeling tussen klager en zijn collega hebben geschonden en op klager een ongeoorloofde druk hebben uitgeoefend, wat heeft geleid tot gezondheidsproblemen en problemen met zijn dienstverband bij de overheidsinstantie. Toen betrokkene bekend raakte met deze gevolgen en het arbeidsconflict, heeft betrokkene volgens klager niet adequaat gereageerd. De klachten zijn ongegrond. |
ACCOUNTANTSKAMER
UITSPRAAK van 11 april 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 28 augustus 2024 en op 20 december 2024 ontvangen klachten met nummers 24/3430 Wtra AK en 25/205 Wtra AK van
dr. ing. X EMPC CPC
wonende in [plaats1]
K L A G E R
t e g e n
drs. Y
registeraccountant
kantoorhoudende te [plaats2]
B E T R O K K E N E
advocaat: mr. F.C.M. van der Velden te Amsterdam
1. De procedure
1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift (zaaknummer 24/3430 Wtra AK) van 28 augustus 2024 met bijlagen
- de brief van de Accountantskamer aan klager van 9 september 2024
- de reactie van klager van 11 september 2024
- het klaagschrift (zaaknummer 25/205 Wtra AK) van 20 december 2024
- het verweerschrift (zaaknummer 24/3430 Wtra AK)
- de brief van de Accountantskamer van 9 januari 2025
- de reactie daarop van klager van 11 januari 2025
- het verweerschrift (zaaknummer 25/205 Wtra AK)
- de op de zitting door klager overgelegde pleitaantekeningen, voor zover door hem voorgelezen binnen de vooraf door klager voorgestelde en vervolgens met hem afgesproken tijd van 25 minuten
- de pleitaantekeningen namens betrokkene.
1.2. De klachten zijn gevoegd behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2025. Klager is in persoon verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De uitspraak samengevat
Klager is van mening dat betrokkene bij de controle van de financiële rechtmatigheids-verantwoording van het [overheidsinstantie1] ([overheidsinstantie1]) gebruik heeft gemaakt van een vervalst document, de werkverdeling tussen klager en zijn collega heeft geschonden, op klager een ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend leidend tot gezondheidsproblemen en problemen met zijn dienstverband bij [overheidsinstantie1], niet adequaat heeft gereageerd toen hij bekend werd met het arbeidsconflict tussen klager en zijn werkgever, en onjuist heeft gefactureerd.
De klachten zijn ongegrond.
3. De feiten
3.1. Betrokkene is sinds 1998 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Hij is werkzaam bij [accountantsorganisatie].
3.2. Klager was als senior financieel controller/adviseur vanaf 1 mei 2023 tot 1 mei 2024 werkzaam bij het [overheidsinstantie1] ([overheidsinstantie1]) dat het [Fonds1] ([Fonds1]) en het [Fonds2] ([Fonds2]) beheert. Volgens een besluit van 28 september 2023 van de manager van klager was het primaire taakveld van klager het [Fonds1]. Het primaire taakveld van [A] was het [Fonds2].
3.3. Betrokkene maakte als senior manager deel uit van het controleteam van [accountantsorganisatie] dat de jaarrekening 2022 en financiële rechtmatigheidsverantwoording 2022 van [Fonds1] controleerde. Betrokkene was niet de tekenend accountant.
3.4. De uitgangspunten voor de verantwoording en controle van het [Fonds1] is van overheidswege vastgelegd in het Verantwoordings- en controleprotocol Financieel Jaarverslag [Fonds1] (het Protocol).
3.5. Klager heeft ten behoeve van deze controle het Memo [wettelijke aansprakelijkheid] (het Memo) geconcipieerd en dat per e-mail aan betrokkene op 4 december 2023 toegestuurd. Betrokkene heeft diezelfde dag overleg met klager en [A] gevoerd over de door [accountantsorganisatie] noodzakelijk geachte en te verwerken aanpassingen van het Memo, nu dit Memo niet op alle onderdelen in lijn was met het Protocol. Het Memo dient namelijk inzicht te geven in alle zorgaanspraken die onder het [Fonds1] vallen, hoeveel die aanspraken bedragen en hoe die zorgaanspraken aansluiten op de totale stroom zorgaanspraken in de financiële rechtmatigheidsverantwoording en de gerapporteerde rechtmatigheidsbevindingen door de ketenpartners. Betrokkene had vastgesteld dat niet alle zorgaanspraken die onder het [Fonds1] vallen in het Memo aan de orde kwamen en dat het Memo niet aansloot op de definitieve rapportage van de [overheidsinstantie2] ([overheidsinstantie2]) ‘De kosten van onze langdurige zorg in 2022, onderdeel van het samenvattende rapport [wettelijke aansprakelijkheid] 2022-2023’. In plaats daarvan was een aansluiting gemaakt met het ‘Toezichtrapport [overheidsinstantie2] over de uitvoering van de wettelijke taken door het CAK, verantwoordingsjaar 2022’.
3.6. Op 5 december 2023 heeft klager een aangepast concept van het Memo per e-mail aan betrokkene en [A] toegestuurd. Ook dit concept voldeed niet. Zo was niet de volledige stroom zorgaanspraken erin verwerkt en ontbrak, in afwijking van het Protocol, in de rechtmatigheidsbeoordeling het gehanteerde normen- en toetsingskader. Vervolgens heeft [A] het Memo aangepast en het op 6 december 2023 per e-mail aan betrokkene toegestuurd met klager in de cc opgenomen. Het Memo voldeed nu wel. Het aangepaste Memo vermeldt als auteur de naam van klager en noemt twee data: 5 en 6 december 2023.
3.7. Klager heeft op 17 december 2023 een klacht tegen [A] en een klacht, te beschouwen als aanvulling op zijn zienswijze rond zijn beoordelingsgesprek van 14 december 2023, bij zijn manager ingediend. Die klacht is ongegrond verklaard, waarna klager zijn klacht heeft voorgelegd aan de Nationale Ombudsman.
3.8. [accountantsorganisatie] heeft op 20 december 2023 een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij het Financieel jaarverslag 2022 van [Fonds1].
4. De klacht
4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
4.2. In de brief van de Accountantskamer aan klager van 9 september 2024 zijn twee verwijten geformuleerd die aan het klaagschrift van 28 augustus 2024 zijn ontleend. Klager heeft in zijn antwoordbrief van 11 september 2024 bevestigd dat die formulering klopt. Het gaat om de volgende verwijten:
a. betrokkene heeft bij zijn controlewerkzaamheden opzettelijk een vervalst document geaccepteerd;
b. de manager van klager heeft hem geïntimideerd en bedreigd met ontslag, nadat klager (als melder of klokkenluider) een klacht had ingediend tegen een collega en zijn manager. Betrokkene had dit niet-integere handelen onder de loep moeten nemen en [overheidsinstantie1] moeten verzoeken om conform de Gedragscode Integriteit Rijk op te treden.
Klager heeft in zijn brief van 11 september geschreven dat hij betrokkene ook het volgende
verwijt:
c. betrokkene heeft klager onder druk gezet om de door klager geconstateerde ‘fouten/anomalieën, feitelijke onjuistheden, inconsistenties en incoherenties’ toe te staan of te accepteren bij de controle [Fonds1] 2022;
d. betrokkene heeft het besluit van 28 september 2023 van de manager betreffende de werkverdeling tussen klager en zijn collega geschonden.
4.3. Klager heeft in zijn brief van 20 december 2024 aan de Accountantskamer een nieuwe klacht geformuleerd. Klager verwijt betrokkene het volgende:
e. betrokkene heeft ten onrechte extra werkzaamheden aan [overheidsinstantie1] gefactureerd.
5. De beoordeling
5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Klachtonderdelen a en d: betrokkene heeft bij zijn controlewerkzaamheden opzettelijk een vervalst document geaccepteerd en hij heeft het besluit van 28 september 2023 van de manager betreffende de werkverdeling tussen klager en zijn collega geschonden.
5.2. Klager stelt, zo begrijpt de Accountantskamer, dat hij niet de auteur van het Memo van 5 december is, hoewel hij wel in het Memo als de auteur ervan is genoemd. Ook de datum van het Memo is volgens klager niet juist, omdat het Memo op 6 december 2023 gedateerd had moeten worden en niet op 5 december 2023.
5.3. De Accountantskamer overweegt dat het Memo door klager voor het laatst op 5 december 2023 is geconcipieerd en vervolgens, op 5 en/of 6 december 2023 door [A] op onderdelen is aangepast, nadat klager er volgens betrokkene niet in was geslaagd het Memo conform het toepasselijke Protocol te concipiëren. De aangepaste versie van het Memo is door [A] op 6 december 2023 met betrokkene en klager gedeeld, waarbij klager in de cc van de betreffende e-mail is opgenomen. Dat de naam van klager als auteur ervan is vermeld, is geen valsheid in geschrift zoals klager betoogt, omdat klager het Memo heeft geconcipieerd met dien verstande dat zijn collega de laatste aanpassingen eraan heeft gedaan. Wat betreft de datum 5 december 2023 overweegt de Accountantskamer dat in elk geval klager op deze datum aan het Memo heeft gewerkt. De collega van klager heeft het Memo daarna aangepast. Dat kan op 5 december 2023 zijn geweest waarna het Memo op 6 december 2023 door hem is verzonden. Beide data staan in het Memo. Van een vals document is ook wat deze data betreft geen sprake. Het lag overigens niet op de weg van betrokkene het Memo op de juistheid van naam van de auteur en de datum ervan te beoordelen alvorens het als controledocument te accepteren, mede omdat het Memo het logisch gevolg was van de overleggen die betrokkene met klager en [A] kort ervoor nog had gevoerd.
5.4. Als er al sprake zou zijn van schending van de werkverdeling tussen klager en zijn collega, dan kan dat betrokkene niet worden verweten, omdat de manager over de werkverdeling ging. Beide verwijten zijn ongegrond.
Klachtonderdeel b: de manager van klager heeft hem geïntimideerd en bedreigd met ontslag, nadat klager (als melder of klokkenluider) een klacht had ingediend tegen een collega en zijn manager. Betrokkene had dit niet-integere handelen onder de loep moeten nemen en [overheidsinstantie1] moeten verzoeken om conform de Gedragscode Integriteit Rijk op te treden.
5.5. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij aanvankelijk onbekend was met het arbeidsconflict tussen klager en [overheidsinstantie1]. Pas in april 2024 raakte hij er door middel van een e-mail van klager mee bekend. Hij heeft toen telefonisch contact met de manager van klager opgenomen en de e-mail doorgestuurd naar zijn eigen leidinggevende. Uit het telefonisch contact met de manager van klager bleek dat het conflict geen verband hield met de controle. Dat bleek ook uit het daaropvolgende contact tussen zijn leidinggevende en het bestuur van [overheidsinstantie1]. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene door na te gaan of het arbeidsconflict verband zou kunnen houden met de controle voldoende gedaan. Betrokkene was niet gehouden, anders dan klager hem verwijt, zich met het arbeidsconflict op welke manier dan ook inhoudelijk te bemoeien. Het verwijt is ongegrond.
Klachtonderdeel c: betrokkene heeft klager onder druk gezet om de door klager geconstateerde ‘fouten/anomalieën, feitelijke onjuistheden, inconsistenties en incoherenties’ toe te staan of te accepteren bij de controle FJ [Fonds1] 2022.
5.6. Het verwijt van klager neemt tot uitgangspunt dat sprake was van, kort gezegd, een fout. Volgens klager is daarvan sprake, omdat de post ‘[wettelijke aansprakelijkheid] pgb via [overheidsinstantie1] aan de SVB’[1] ten onrechte als een indirecte geldstroom is aangemerkt in plaats van een directe geldstroom. Het verschil is dat een directe geldstroom wordt verantwoord door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarbij de verantwoordingsrapportage is voorzien van een controleverklaring van de Audit Dienst SVB.
5.7. Betrokkene heeft bestreden dat sprake is van een fout. Met ingang van 2020 is, anders dan in voorafgaande jaren, bedoelde post als een indirecte geldstroom aangemerkt. Dat is vastgelegd in een memo van [overheidsinstantie1] van 27 oktober 2020. Daarin staat:
“3.4. Transitiekosten en loondoorbetaling bij ziekte PGB-SVB
Over 2018 is door ons[2] ook gerapporteerd over transitiekosten en loondoorbetaling bij ziekte-PGB door de SVB. De kosten worden afgedekt door verantwoordingen van de SVB met controleverklaring van de IAD van de SVB. Uit nadere informatie van de afdeling Fondsen blijkt dat de werkzaamheden van de IAD worden geborgd door het toezicht van de ADR van SZW die daar een functioneel toezicht op houden. Derhalve rapporteren wij niet meer over deze geldstromen.”
5.8. In het Financieel Jaarverslag [Fonds1] 2022 is het volgende toegelicht in de jaarrekening:
“Ten slotte zijn er pgb-aanspraken voor € 4,7 miljoen (2021 : € 4,9 miljoen) die de SVB direct via het [overheidsinstantie1] bij het [Fonds1] in rekening brengt. Het betreft kosten die niet in de tarieven van de zorgkantoren voor de pgb's verwerkt kunnen worden, maar waarvan het niet redelijk is dat de pgb-houder die zelf betaalt. Het gaat om loondoorbetalingen bij ziekte en transitiegelden op basis van het werkgeverschap van de pgb-houders. De verplichting in 2022 hiervoor is € 5,0 miljoen (2021: € 5,1 miljoen).”
5.9. Klager heeft het met deze citaten onderbouwde verweer dat van een fout geen sprake is, niet weerlegd. Daarop stuit zijn verwijt al af. Daarenboven was de materialiteitsgrens in deze controle bepaald op € 286 miljoen (en de uitvoeringsmaterialiteit op € 186 miljoen). Het controleteam heeft de stroom PGB (ten bedrage van € 4,7 miljoen) in de planningsfase daarom terecht aangemerkt als niet-materieel.
Klachtonderdeel e: betrokkene heeft ten onrechte extra werkzaamheden aan [overheidsinstantie1] gefactureerd.
5.10. Klager is in het beoordelingsgesprek ermee bekend geworden dat [accountantsorganisatie] een factuur voor extra werkzaamheden heeft verzonden. Die extra werkzaamheden zouden verband houden met de opstelling van klager. Klager vindt dat niet terecht. Klager heeft juist de fouten uit het verleden onder de aandacht gebracht. Betrokkene had de fouten uit het verleden moeten herstellen. Klager vindt het onterecht dat [accountantsorganisatie] extra kosten in rekening brengt.
5.11. Het verweer van betrokkene dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is omdat de facturering niet een zaak van betrokkene is maar van de eindverantwoordelijk accountant op de opdracht, wordt verworpen. Het ontbreken van feitelijke en/of vaktechnische betrokkenheid bij een handelen of nalaten kan tot de afwijzing van een klacht leiden, maar staat aan de ontvankelijkheid ervan niet in de weg. Wel leidt het verweer van betrokkene tot afwijzing van de klacht. Onweersproken is gebleven dat de facturering behoort tot het domein van de eindverantwoordelijke accountant. Betrokkene kan daarop dus niet met succes tuchtrechtelijk worden aangesproken. Overigens is ook onbetwist gebleven dat de factuur voor extra werkzaamheden met het bestuur van [overheidsinstantie1] is afgestemd door de eindverantwoordelijke accountant. Het verwijt is ongegrond.
5.12. Beide klachten, gezamenlijk bestaande uit de klachtonderdelen a t/m e, zijn ongegrond.
6. De beslissing
De Accountantskamer:
- verklaart beide klachten ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper (rechterlijke leden) en drs. J.C. Scheper RA en drs. E.R. van der Wösten RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.
[1] Deze post, in 2022 een bedrag van € 4,7 mln., betreft de betaling van transitievergoedingen en loon bij ziekte. Deze kosten vergoedt de SVB aan de pgb-houder en wordt door de SVB vervolgens aan het [overheidsinstantie] in rekening gebracht.
[2] Bedoeld is [overheidsinstantie]