ECLI:NL:TACAKN:2025:12 Accountantskamer Zwolle 23/1890 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:12
Datum uitspraak: 31-01-2025
Datum publicatie: 31-01-2025
Zaaknummer(s): 23/1890 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene krijgt de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van twee maanden opgelegd. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en integriteit. Betrokkene heeft niet op gepaste en zakelijke wijze met klaagster gecommuniceerd en heeft daarnaast met het oog op zijn eigen belangen geprobeerd de waarheid geweld aan te doen. Hij heeft bij klaagster aangedrongen op het ondertekenen van een verklaring die, naar hij wist, niet (langer) strookte met de waarheid. Het feit dat betrokkene de intentie had om daarmee de voorzieningenrechter verkeerd voor te lichten wordt hem zwaar aangerekend. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 31 januari 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 19 september 2023 ontvangen klacht met nummer 23/1890 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A A G S T E R

t e g e n

MR. DRS. Y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de brief van klaagster van 26 september 2023
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van betrokkene van 7 februari 2024 met bijlagen
  • de op de zitting van 8 maart 2024 door klaagster overgelegde pleitaantekeningen
  • de brief van klaagster van 14 maart 2024 met bijlagen
  • de e-mail van betrokkene van 4 april 2024
  • de e-mail van betrokkene van 8 april 2024 met bijlage
  • de e-mail van klaagster van 2 mei 2024
  • de e-mail van betrokkene van 2 mei 2024
  • de e-mail van betrokkene van 15 oktober 2024 met bijlagen
  • de pleitaantekeningen van klaagster ten behoeve van de zitting van 25 november 2024.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 8 maart 2024. Klaagster is verschenen. Betrokkene is ook verschenen.

1.3. Klaagster is in de gelegenheid gesteld om na deze zitting geluidsopnames over te leggen in verband met de beoordeling van het hieronder vermelde klachtonderdeel a. Klaagster heeft dat op 14 maart 2024 gedaan. Betrokkene heeft op 4 april 2024 en 8 april 2024 zijn reactie gegeven, waarop klaagster op 2 mei 2024 heeft gereageerd.

1.4. Betrokkene heeft op 2 mei 2024 verzocht om een nieuwe zitting ter nadere behandeling van de klacht. Deze zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2024 met behulp van een digitale verbinding. Klaagster en betrokkene zijn daarbij verschenen.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Betrokkene is accountant en is daarnaast werkzaam geweest als advocaat. Een tv-programma heeft aandacht besteed aan de handelwijze van betrokkene als advocaat en aan de hem in die hoedanigheid opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Betrokkene heeft in een kort geding de rectificatie van dit tv-programma gevorderd en heeft in verband met deze procedure klaagster gevraagd een verklaring te ondertekenen die erop neerkomt dat zij betrokkene niet langer als advocaat wil hebben als er geen rectificatie komt. Klaagster verwijt betrokkene onder andere dat hij heeft geprobeerd haar ertoe te bewegen om valsheid in geschrift te plegen, aangezien zij betrokkene juist wel als advocaat wilde houden, en dat hij grensoverschrijdend gedrag jegens haar heeft vertoond.

De beslissing van de Accountantskamer

2.2. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene krijgt de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van twee maanden opgelegd. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en integriteit. Betrokkene heeft niet op gepaste en zakelijke wijze met klaagster gecommuniceerd en heeft daarnaast met het oog op zijn eigen belangen geprobeerd de waarheid geweld aan te doen. Hij heeft bij klaagster aangedrongen op het ondertekenen van een verklaring die, naar hij wist, niet (langer) strookte met de waarheid. Het feit dat betrokkene de intentie had om daarmee de voorzieningenrechter verkeerd voor te lichten wordt hem zwaar aangerekend. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 2013 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Hij is verbonden aan [accountantskantoor1].

3.2. Betrokkene is daarnaast werkzaam geweest als advocaat. Betrokkene heeft in zijn hoedanigheid van advocaat verschillende tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd gekregen. De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft hem bij beslissing van 14 september 2020 de maatregel van schrapping opgelegd. Deze beslissing heeft het Hof van Discipline te

’s-Hertogenbosch op 23 april 2021 bekrachtigd. Betrokkene is met ingang van [datum] 2021 geschrapt van het advocatentableau.

3.3. Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot bestaat al jaren een geschil over de (financiële) afwikkeling van hun echtscheiding.

3.4. Betrokkene heeft van klaagster de opdracht gekregen om haar als accountant bijstand te verlenen bij de afwikkeling van de echtscheiding. De opdracht omvatte (onder andere) het opstellen van een draagkrachtberekening, het opstellen van de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap en het bestuderen van jaarrekeningen. Betrokkene heeft deze opdracht op 2 augustus 2017 aan klaagster bevestigd. Betrokkene was op dat moment niet de advocaat van klaagster.

3.5. Klaagster heeft kort daarna betrokkene de opdracht gegeven om haar als advocaat bij te staan bij de afwikkeling van haar echtscheiding. Betrokkene heeft deze opdracht op 7 september 2017 aan klaagster bevestigd.

3.6. Begin 2021 is in een tv-programma aandacht gevraagd voor de handelwijze van betrokkene als advocaat en de hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen.

3.7. Betrokkene heeft een kort geding aangespannen tegen de tv-omroep en gevorderd dat er een rectificatie wordt uitgezonden en geplaatst op de website van de omroep.

3.8. Betrokkene heeft klaagster tijdens een gesprek in de auto op een parkeerplaats gevraagd om een verklaring te ondertekenen. De strekking van deze verklaring was dat klaagster betrokkene niet meer als advocaat wil hebben als er geen rectificatie van het tv-programma komt. Klaagster heeft een geluidsopname gemaakt van dit gesprek en daarvan een transcriptie gemaakt. In de transcriptie staat het volgende, waarbij de voornaam van klaagster is vervangen door K en de voornaam van betrokkene is vervangen door B:

(…) 38:42 [B]: Het is alleen voor de voorzieningsrechter te laten zien dat die rectificatie van belang is, anders gaan mensen bij mij weg, snap je.

38:49 [K]: Ik wil u op voorhand laten weten hoezeer mij dit ook spijt dat als er geen rectificatie komt, ik toch moet besluiten een andere advocaat te zoeken.

(…)

39:12 [K]: [B], dit ga ik niet tekenen, hoor. Ik vind dat niet, het voelt niet lekker aan.

39:18 [B]: Hallo, liefje, luister, ik heb die kortgeding gedaan. Die rechter wil ik laten zien, wanneer die rectificatie is van dien belang, dat als namelijk dat niet gerectificeerd wordt dat mijn cliënten mij gaan verlaten. Maar dat is allemaal grote onzin die op het programma is gekomen, kijkt u maar. (…)

39:50 [K]: Ja, maar ik ga niet mijn advocaat opgeven.

39:55 [B]: Dat staat er toch. Ik wil op voorhand laten weten hoezeer het mij spijt dat als er geen rectificatie komt, dat ik toch wel besluit.

40:04 [K]: Dat ga ik sowieso niet doen, maar dan ga ik toch ook niet tekenen. Ik ga niet tekenen.

40:11 [B] Hou er mee op.

40:15 [K]: Nee, [B], mijn advocaat is gewoon mijn advocaat. (…)

(…)

40:25 [B]: Ik ga jou toch niet in de steek laten. Ben je gek?

40:29 [K]: Ik ga niet tekenen. Je bent mijn advocaat. Klaar. Dit ga ik niet doen.

40:33 [B]: Teken je dit en ik geef je meteen zwart op wit ik blijf je advocaat. Goed?

(…)

40:46 [B]: Hallo, rustig hoor. Dit is alleen voor het kort geding, pop, en niet anders. Het is alleen de rechter te laten zien dat deze rectificatie noodzakelijk is en door die uitlating die gedaan is door [naam tv-programma, AcK] is alleen maar quatsch. Kijk maar hoeveel schade ik lijd.

(…)

44:08 [K]: Ik ga erover nadenken.

44:12 [B]: Ik ga jou niet lul verhaal. Ik ga niet. Als jij erover gaat nadenken, dan stop ik er daadwerkelijk mee. Dat meen ik echt hoor.

44:14 [K]: Met wat?

44:13 [B]: Ik bedoel, ik ga niet. Ik ga niet.

44:17 [K]: Nee [B],ik vind het maar raar hoor dat ik dat moet tekenen. Ik heb al ingesproken. Ik heb al bij de televisie.

44:25 [B]: Je begrijpt niet wat ik jou zeg. Het gaat erom, je hebt ingesproken. Dat klopt, leuk en

aardig, maar ik moet alleen aantonen aan de rechter. Luister, meneer de rechter, er zijn cliënten die namelijk als de rectificatie er niet komt, dat zij mij verlaten. Daar gaat het om, dat de schade van mijn zo groot is, dus die rectificatie moet komen.

44:46 [K]: Die laatste zin vind ik gewoon.

(…)

45:07 [B]: Heel simpel Als ik morgen zeg, ik doe het niet, wat dan?

45:11 [K]: Dan val ik flauw.

45:15 [B]: Ik zeg toch. Schrijf maar op dat ik je eeuwige advocaat blijf. Ja, godverdomme, ik ga toch geen lulverhaal ophangen. Hou ermee op. Ik moet dat ding vandaag opsturen naar de rechter, naar de advocaat. Daarom heb ik dat gevraagd.

54:27 [K]: Nee, mijn definitieve besluit, is dat gewoon [B] mijn advocaat blijft, hoe je het wendt of keert.

54:35 [B]: Begrijp nu wat ik zeg. Ik gebruik dit voor een schadevergoeding. Begrijp je dat?

(…)

54:54 [B]: Ik geef jou toch al zwart op wit, meisje, dat ik jou advocaat blijf? Dat je alleen die brief hebt getekend voor het kort geding?

(…)

56:43 [B]: Nee, laat maar zitten. Als het niet een open gevoel is, dan moet je het niet doen. Je moet erachter staan, als je er niet achterstaat, moet je het niet doen. Maar als ik morgen wil stoppen, dan stop ik morgen. Dat zeg ik tegen jou.

56:55 [K]: Dat is dus een dreigement.

56:54 [B]: Nee, nee, ik zeg tegen jou, want ik kan stoppen wanneer.

57:03 [K]: Want als ik niet teken, dan ga jij het weer verwijten. Net als met die.

57:08 [B]: Ik zeg tegen jou alleen, niemand kan mij dwingen tot iets te doen, begrijp je?

57:14 [K]: Nee, natuurlijk niet dwingen, maar

57:17 [B]: Als ik dit teken, dan ben je mijn advocaat niet meer. Ik zeg dat is onzin, dat is mijn beslissing die ik neem. En ik neem een beslissing hoe ik wil. En als ik morgen besluit om niets te doen, dan ga je op je kop staan, dan houdt het op. Dat probeer ik uit te leggen. Het is niet watje zegt, dat als ik dit teken dan ben je mijn advocaat niet. Dat is niet waar.

(…)”

3.9. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van betrokkene bij vonnis van 17 juni 2021 afgewezen.

3.10. Klaagster heeft op 15 augustus 2023 een klacht ingediend bij de Orde van Advocaten Midden-Nederland, waarin zij betrokkene verwijt dat hij grensoverschrijdend gedrag jegens haar heeft vertoond en dat hij haar heeft uitgelokt tot het plegen van een strafbaar feit. Bij brief van 9 juli 2024 heeft de deken van genoemde Orde (hierna: de deken) haar visie op de klacht gegeven, inhoudende dat zij inschat dat de klacht (kennelijk) ongegrond zal worden verklaard. Klaagster heeft haar klacht bij de Orde van Advocaten Midden-Nederland daarna ingetrokken.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:

a. betrokkene heeft geprobeerd klaagster ertoe te bewegen om valsheid in geschrift te plegen;

b. betrokkene heeft klaagster ertoe bewogen om geld over te maken naar de rekening van zijn accountantskantoor, terwijl het geld was bedoeld voor zijn advocatenkantoor;

c. betrokkene heeft in de hoedanig van accountant en in de hoedanigheid van advocaat een opdrachtbevestiging gestuurd voor werkzaamheden die vallen onder de advocatuur;

d. betrokkene verleent als accountant diensten om geld wit te wassen;

e. betrokkene ontkent in strijd met de waarheid dat hij € 10.000 in contanten van klaagster heeft ontvangen;

f. betrokkene heeft jegens klaagster grensoverschrijdend gedrag vertoond.

5. De beoordeling

Betrokkene heeft een aantal algemene verweren gevoerd die de Accountantskamer eerst zal beoordelen.

Ontvankelijkheid

5.1. Betrokkene heeft aangevoerd dat klaagster de klachtonderdelen b, c en e al eerder heeft voorgelegd aan de Raad van Discipline (de tuchtrechter voor advocaten) en dat de Raad van Discipline deze klachtonderdelen ongegrond of niet-ontvankelijk heeft verklaard.

5.2. Voor zover betrokkene hiermee heeft willen betogen dat deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk zijn, volgt de Accountantskamer dit standpunt van betrokkene niet. De omstandigheid dat het handelen van betrokkene in zijn hoedanigheid van advocaat ook is onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, is namelijk geen reden om betrokkene niet onderworpen te achten aan het tuchtrecht voor accountants[1]. Betrokkene handelt in twee beroepsmatige hoedanigheden, waardoor het mogelijk is dat zijn handelen door twee verschillende tuchtrechtelijke instanties wordt beoordeeld.

5.3. Betrokkene heeft verder naar voren gebracht dat de klacht van klaagster is ingegeven door rancune, omdat zij gefrustreerd is dat haar echtscheiding nog steeds niet is afgewikkeld. Volgens betrokkene werd klaagster woest toen hij haar meedeelde dat hij haar advocaat niet meer kon zijn en heeft zij toen tegen hem gezegd dat zij zijn naam overal zwart zou maken en dat zij ervoor zou zorgen dat betrokkene uit het accountantsregister zou worden geschrapt.

5.4. De Accountantskamer overweegt dat uit het feit dat klaagster bij deze tuchtprocedure (mogelijk) ook een eigen belang heeft dat niet samenvalt met de doelstelling van de tuchtrechtspraak niet volgt dat sprake is van misbruik van tuchtrecht.

5.5. Gelet hierop bestaat er geen grond om de klacht (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk te verklaren. Daarmee komt de Accountantskamer toe aan de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

5.6. Klaagster heeft tijdens de zitting van 8 maart 2024 naar voren gebracht dat betrokkene de Accountantskamer niet van volledige en juiste informatie heeft voorzien en dat dit in strijd is met het fundamentele beginsel van integriteit. Daarnaast heeft klaagster tijdens de zitting van 25 november 2024 aangevoerd dat betrokkene zijn beroepsgeheim heeft geschonden, omdat hij namen van andere cliënten aan klaagster bekend heeft gemaakt.

De Accountantskamer overweegt dat het ter zitting uitbreiden van de klacht in beginsel in strijd is met de goede procesorde en om die reden niet is toegestaan. In dit geval zijn er geen redenen gebleken om daarvan af te wijken.

Professionele dienst

5.7. Betrokkene heeft klaagster als advocaat bijgestaan bij de afwikkeling van haar echtscheidingsprocedure. Dit betekent echter niet dat geen sprake kan zijn geweest van een professionele dienst als accountant, zoals bedoeld in artikel 1 Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Van een professionele dienst als accountant is sprake als er werkzaamheden worden uitgevoerd waarvoor vakbekwaamheid als accountant wordt of kan worden aangewend. Als wel sprake is van een professionele dienst dan zijn alle fundamentele beginselen genoemd in artikel 2 VGBA van toepassing op de werkzaamheden van een accountant. Als geen sprake is van een professionele dienst, dan hoeft een accountant zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden alleen te houden aan het fundamentele beginsel van professionaliteit.

5.8. Omdat de werkzaamheden van betrokkene (ook) betrekking hadden op de financiële afwikkeling van de echtscheiding van klaagster, is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van werkzaamheden waarbij betrokkene vakbekwaamheid als accountant heeft aangewend dan wel heeft kunnen aanwenden. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap was immers onderdeel van de juridische procedure(s) die betrokkene namens klaagster heeft gevoerd. Daarbij heeft betrokkene in zijn verweerschrift vermeld dat hij een kort geding tegen de ex-echtgenoot van klaagster is gestart, omdat hij volgens klaagster miljoenen in het buitenland zou hebben gestald, tientallen offshorebedrijven zou hebben en veel zwart geld zou hebben ontvangen. Om al deze redenen wordt betrokkene geacht zijn beroep als accountant te hebben uitgeoefend en moest hij zich houden aan alle in artikel 2 VGBA genoemde fundamentele beginselen[2].

5.9. Voorop wordt gesteld dat het in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Toelaatbaarheid transcripties en geluidsopnames

5.10. Betrokkene heeft gevraagd om de door klaagster gemaakte transcripties en de overgelegde geluidsopnames buiten beschouwing te laten, omdat de gesprekken zijn opgenomen zonder dat betrokkene daarvan op de hoogte was en zonder dat hij daarvoor toestemming heeft gegeven. Volgens betrokkene moet zijn recht op privacy zwaarder wegen dat het belang van klaagster. Daarbij heeft betrokkene erop gewezen dat tijdens de gesprekken veel privéaangelegenheden van hem zijn besproken en dat het niet duidelijk is met welk doel klaagster deze opnames heeft gemaakt. Ook heeft hij erop gewezen dat het gesprek over de te ondertekenen verklaring in een zeer ontspannen sfeer heeft plaatsgevonden, waarbij deze verklaring pas aan het einde daarvan ter sprake is gekomen. Ook heeft betrokkene aangevoerd dat een vertrouwde omgeving niet alleen van belang is voor een cliënt, maar ook voor een accountant.

5.11. De Accountantskamer overweegt dat het zonder toestemming opnemen van een gesprek nog geen inbreuk vormt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist[3]. Deze bijkomende omstandigheden zijn in dit geval in onvoldoende mate aanwezig, omdat de opgenomen gesprekken een zakelijk karakter hebben. De gesprekken vonden immers plaats in verband met de opdracht die klaagster aan betrokkene had gegeven om haar bij te staan bij de afwikkeling van haar echtscheiding. Klaagster heeft hierover op de zitting onweersproken verklaard dat zij eerst met betrokkene heeft gesproken over een zitting die zou plaatsvinden in een procedure tegen haar ex-echtgenoot en dat betrokkene daarna is begonnen over de verklaring. Gelet hierop is geen sprake van een ontoelaatbare inbreuk op de privacy van betrokkene. Bovendien dient het belang van de waarheidsvinding zwaarder te wegen dan de door betrokkene aangevoerde belangen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de geluidsopnames en/of transcripties van de gesprekken bij de beoordeling van de klachtonderdelen buiten beschouwing te laten.

Klachtonderdeel a: betrokkene heeft geprobeerd klaagster ertoe te bewegen om valsheid in geschrift te plegen

5.12. Klaagster heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel aangevoerd dat betrokkene haar heeft gevraagd een verklaring te ondertekenen die niet op waarheid is gebaseerd en dat betrokkene haar heeft geïntimideerd toen zij dat weigerde. Volgens klaagster wilde betrokkene deze onjuiste verklaring gebruiken om een schadevergoeding te verkrijgen.

5.13. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat klaagster hem met opzet uitspraken heeft ontlokt en dat het beeld dat betrokkene klaagster zou hebben aangezet tot het ondertekenen van een valse verklaring onjuist is. Daarbij heeft betrokkene erop gewezen dat klaagster niet het hele gesprek heeft weergegeven en dat hij het vermoeden heeft dat zij delen van het gesprek doelbewust heeft gewist. Volgens betrokkene heeft klaagster bij de Raad van Discipline gezegd dat zij heel erg geschrokken was van het tv-programma en dat haar familie haar had geadviseerd om betrokkene niet meer als advocaat te houden. Betrokkene heeft klaagster toen gevraagd of zij dat wilde verklaren en klaagster heeft daarmee ingestemd. Nadat betrokkene de verklaring had opgesteld, hebben zij daarover gesproken. Klaagster wilde dat hij de verklaring aan haar zou meegeven zodat zij deze later naar hem zou terugsturen, aldus – steeds – betrokkene.

5.14. Naar aanleiding van de toegezonden geluidsopnames heeft betrokkene verder nog aangevoerd dat uit het gesprek naar voren komt dat klaagster in de veronderstelling leefde dat zij een heel andere verhouding met betrokkene heeft gehad dan alleen maar een zakelijke relatie. Dit volgt volgens betrokkene uit de opmerking van klaagster tijdens het gesprek “ik ben ook een mooie vrouw”. Daarnaast heeft betrokkene een verklaring van zijn secretaresse overgelegd, waarin zij – kort gezegd – heeft verklaard dat klaagster zich amicaal en uitdagend opstelde ten opzichte van betrokkene. Ook heeft betrokkene gewezen op de brief van de deken van 9 juli 2024.

5.15. De Accountantskamer stelt voorop dat de brief van de deken, waarin zij te kennen heeft gegeven dat zij verwacht dat de (soortgelijke) klacht van klaagster (kennelijk) ongegrond zal worden verklaard, voor de beoordeling van onderhavige klacht niet van belang is. Zoals hiervoor onder 5.2 al is overwogen kan het handelen van betrokkene door twee verschillende tuchtrechtelijke instanties worden beoordeeld. Deze beoordeling kan verschillend uitvallen, omdat de gedrags- en beroepsregels voor accountants en advocaten niet hetzelfde zijn en de tuchtrechtelijke instanties hun eigen afweging maken op basis van de door hen vastgestelde feiten. Zo heeft klaagster in deze procedure de geluidsopnames in het geding gebracht, wat zij niet heeft gedaan bij haar klacht bij de Orde van Advocaten.

5.16. Het fundamentele beginsel van integriteit brengt met zich dat een accountant eerlijk en oprecht optreedt. Dit houdt onder meer in dat accountants eerlijk zakendoen, de waarheid geen geweld aan doen en doen wat in de omstandigheden passend is. Dit geldt ook wanneer druk wordt uitgeoefend om iets anders te doen dan passend is of als dit mogelijk nadelige gevolgen heeft voor henzelf of voor hun eigen organisatie[4].

5.17. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden. Uit de transcriptie, zoals weergegeven onder 3.8 volgt dat betrokkene bij klaagster heeft aangedrongen om een verklaring te ondertekenen die niet overeenkwam met de waarheid. Deze verklaring kwam er immers op neer dat klaagster betrokkene niet langer als advocaat zou willen hebben als er geen rectificatie zou komen, terwijl klaagster tijdens het gesprek verschillende malen duidelijk heeft gezegd dat zij betrokkene hoe dan ook als advocaat wilde behouden. Om klaagster ervan te overtuigen dat zij hem niet als advocaat zou verliezen, heeft betrokkene zelfs voorgesteld om tegelijkertijd een verklaring te op te stellen waarin stond dat hij haar advocaat zou blijven.

Verder is in aanmerking genomen dat het de bedoeling van betrokkene was om de verklaring van klaagster, waarvan hij wist dat deze niet (meer) strookte met de waarheid, over te leggen in de kortgedingprocedure. Betrokkene wilde deze verklaring namelijk gebruiken ter ondersteuning van zijn standpunt dat rectificatie van het tv-programma noodzakelijk was en dat hij door de tv-uitzending schade had geleden. Omdat betrokkene met het oog op zijn eigen belangen heeft geprobeerd de waarheid geweld aan te doen en daarbij de intentie had om de voorzieningenrechter verkeerd voor te lichten, moet worden geconcludeerd dat betrokkene niet eerlijk en oprecht heeft gehandeld.

5.18. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in het transcript verkeerd is geciteerd of dat de citaten uit hun verband zijn gehaald. Klaagster heeft op verzoek van de Accountantskamer na de zitting van 8 maart 2024 de geluidsopname van dit gesprek overgelegd, zodat betrokkene de juistheid van de transcriptie heeft kunnen controleren. Betrokkene heeft in zijn reactie op de overgelegde geluidsopname echter niet duidelijk gemaakt op welke punten de door klaagster gemaakte transcriptie van dit gesprek onjuist zou zijn. Ook heeft betrokkene geen alternatieve verklaring voor zijn uitspraken gegeven. Dat betrokkene meent dat klaagster hem in de val zou hebben laten lopen, omdat zij eerder had gezegd dat zij hem niet meer als advocaat wilde en zij toen wel bereid zou zijn geweest om een verklaring te ondertekenen, leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat er immers om dat betrokkene bij klaagster erop heeft aangedrongen dat zij een verklaring zou ondertekenen, terwijl zij hem op dat moment duidelijk mededeelde dat zij niet (langer) achter deze verklaring stond en waardoor die verklaring dus niet (meer) in overeenstemming met de waarheid was. Dat betrokkene geen schriftelijke verklaring bij zich zou hebben gehad tijdens het gesprek in de auto, wat overigens door klaagster wordt betwist, en dat klaagster uiteindelijk geen verklaring heeft ondertekend, maakt dat niet anders. Ook de stelling van betrokkene tijdens de zitting van 25 november 2024 dat hij ten tijde van het opgenomen gesprek al zou zijn geschorst als advocaat, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Omdat in deze tuchtprocedure het handelen van betrokkene in zijn hoedanigheid van accountant moet worden beoordeeld, is niet relevant of hij ten tijde van dat handelen wel of niet was geschorst als advocaat.

5.19. Het klachtonderdeel is in zoverre gegrond.

5.20. Voor zover het klachtonderdeel ertoe strekt dat betrokkene klaagster heeft geïntimideerd in verband met de door hem van haar gevraagde verklaring, is het ongegrond. Hiervan blijkt niet uit de (in het klaagschrift aangehaalde) transcriptie, en klaagster licht het ook verder niet toe. Evenmin is het klachtonderdeel gegrond voor zover klaagster klaagt over een eerder telefoontje naar het televisieprogramma, omdat zij niet toelicht wat betrokkene in dit verband verkeerd heeft gedaan.

Klachtonderdeel b: betrokkene heeft klaagster ertoe bewogen om geld over te maken naar de rekening van zijn accountantskantoor, terwijl het geld was bedoeld voor zijn advocatenkantoor

5.21. Klaagster heeft in dit verband naar voren gebracht dat betrokkene haar ertoe heeft bewogen om geld over te maken naar de bankrekening van zijn accountantskantoor en zijn privé-bankrekening, terwijl het geld uitsluitend was bedoeld voor het advocatenkantoor. Volgens klaagster mocht betrokkene geen betalingen ontvangen op de bankrekening van zijn accountantskantoor, omdat hij geen werkzaamheden als accountant voor haar heeft verricht.

5.22. De Accountantskamer overweegt dat uit de door klaagster overgelegde bankafschriften niet blijkt dat zij geld heeft overgemaakt naar een privé-bankrekening van betrokkene. Wel blijkt daaruit dat klaagster voorschotten heeft gestort op de bankrekening van het advocatenkantoor van betrokkene en op de bankrekening van zijn accountantskantoor. Hieruit kan echter zonder nadere toelichting, die klaagster niet heeft gegeven, niet worden afgeleid dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat alle voorschotten die klaagster aan betrokkene heeft betaald zijn verrekend in de eindafrekening die betrokkene op 2 augustus 2021 heeft gestuurd. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c: betrokkene heeft in de hoedanigheid van accountant en in de hoedanigheid van advocaat een opdrachtbevestiging gestuurd voor werkzaamheden die vallen onder de advocatuur

5.23. Klaagster heeft naar voren gebracht dat betrokkene misbruik heeft gemaakt van zijn positie als accountant en van de kwetsbaarheid van klaagster. Daarbij heeft zij erop gewezen dat betrokkene twee opdrachtbevestigingen heeft gestuurd, één in zijn hoedanigheid van accountant en één in zijn hoedanigheid van advocaat, terwijl het uitsluitend ging om werkzaamheden als advocaat. Hierdoor heeft betrokkene volgens klaagster twee keer gedeclareerd. Ook verwijt klaagster betrokkene dat hij voor zijn werkzaamheden als advocaat e-mails heeft gestuurd vanaf het e-mailadres van zijn accountantskantoor.

5.24. De Accountantskamer overweegt dat klaagster betrokkene aanvankelijk alleen heeft ingeschakeld voor accountantswerkzaamheden en dat betrokkene in verband daarmee op 2 augustus 2017 een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gestuurd. Klaagster had op dat moment nog een andere advocaat. Korte tijd later is klaagster weggegaan bij haar toenmalige advocaat en heeft zij betrokkene als haar advocaat in de arm genomen. Betrokkene heeft klaagster in verband daarmee op 7 september 2017 een opdrachtbevestiging gestuurd. Het verwijt dat betrokkene een opdrachtbevestiging als accountant heeft gestuurd voor werkzaamheden als advocaat, treft dan ook geen doel.

5.25. Verder heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene dubbel heeft gedeclareerd voor zijn werkzaamheden. Dit kan niet worden afgeleid uit het feit dat betrokkene twee opdrachtbevestigingen naar klaagster heeft gestuurd. Klaagster heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene bij het versturen van zijn e-mails tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klaagster heeft bovendien geen e-mailberichten overgelegd waaruit blijkt dat betrokkene in zijn hoedanigheid van advocaat e-mails heeft verstuurd vanaf het e-mailadres van zijn accountantskantoor. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d: betrokkene verleent als accountant diensten om geld wit te wassen

5.26. Klaagster heeft gesteld dat betrokkene constructies bedenkt om geld wit te wassen. Daarbij heeft zij verwezen naar een gesprek dat klaagster heeft opgenomen en waarvan zij een transcriptie heeft gemaakt. Betrokkene heeft tijdens dit gesprek verteld over een cliënt die een groot bedrag contant geld had aangetroffen en heeft volgens de transcriptie gezegd: “Ik moet kijken hoe ik dat moet afwikkelen voor hem.”

5.27. De Accountantskamer is van oordeel dat op grond van deze uitlating van betrokkene niet kan worden geconcludeerd dat betrokkene zich bezighoudt met het witwassen van geld. Betrokkene heeft dat ook nadrukkelijk bestreden. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel e: betrokkene ontkent in strijd met de waarheid dat hij € 10.000 in contanten van klaagster heeft ontvangen

5.28. Met betrekking tot dit klachtonderdeel heeft klaagster naar voren gebracht dat zij € 10.000 contant aan betrokkene heeft betaald. Volgens klaagster ontkent betrokkene dit en wil hij haar geen kwitantie geven. Ter onderbouwing van deze stelling heeft klaagster verwezen naar een transcriptie van een opgenomen gesprek. Volgens de transcriptie heeft betrokkene onder andere gezegd: “Hoe geef je dan 10.000 EUR?” en “Nee, je moet het mij zeggen, ik ben je advocaat.”

5.29. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij nooit contant geld van klaagster heeft ontvangen en dat alle betalingen via de bank zijn gegaan. Volgens betrokkene had het gesprek waar klaagster naar verwijst geen betrekking op een betaling aan hem, maar zag het op de vergoeding die klaagster moest betalen aan haar ex-echtgenoot in verband met de kosten van een doorlopend krediet.

5.30. De Accountantskamer overweegt dat het, gelet op het gemotiveerde verweer van betrokkene, op de weg van klaagster lag om haar stelling nader te onderbouwen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, heeft klaagster ook dit verwijt niet aannemelijk gemaakt. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel f: betrokkene heeft jegens klaagster grensoverschrijdend gedrag vertoond

5.31. Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft klaagster aangevoerd dat betrokkene grensoverschrijdend gedrag jegens haar heeft vertoond door haar aan te spreken met de woorden “meisje”, “pop” en “liefje”. Volgens klaagster heeft zij veelvuldig aan betrokkene kenbaar gemaakt dat zij niet zo aangesproken wenste te worden, maar is betrokkene daar toch mee doorgegaan.

5.32. Betrokkene heeft erkend dat hij deze woorden heeft gebruikt, maar heeft betwist dat klaagster heeft gezegd dat zij dat niet wilde. Daarnaast heeft hij naar voren gebracht dat klaagster zich tijdens hun contacten amicaal en uitdagend opstelde.

5.33. De Accountantskamer overweegt dat een accountant op een gepaste en zakelijke wijze met zijn cliënt dient te communiceren. Het aanspreken van een cliënt met de woorden “meisje”, “pop” en “liefje” kan niet als gepast en zakelijk worden beschouwd. De vraag of klaagster wel of niet tegen betrokkene heeft gezegd dat zij niet zo aangesproken wilde worden, is daarbij niet relevant. Betrokkene mocht klaagster niet op deze wijze aanspreken, ongeacht of zij daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene en klaagster geen gelijkwaardige relatie hebben. Klaagster heeft zich immers tot betrokkene gewend voor professionele bijstand bij de afwikkeling van haar echtscheiding en verkeerde daardoor in een afhankelijke positie. Daar komt nog bij dat betrokkene klaagster op deze manier heeft aangesproken ook tijdens een gesprek waarin hij haar probeerde over te halen om een onware verklaring te ondertekenen. Dat klaagster zich amicaal en uitdagend zou hebben opgesteld richting betrokkene, maakt dit alles niet anders. Als er al van zou moeten worden uitgegaan dat klaagster zich op een dergelijke wijze zou hebben opgesteld, had dat voor betrokkene reden te meer moeten zijn om een zakelijke toon aan te houden in zijn communicatie met klaagster. Het klachtonderdeel is gegrond. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.34. De klacht zal wat betreft de klachtonderdelen a (deels) en f gegrond worden verklaard zoals hiervoor vermeld. De klacht zal voor het overige ongegrond worden verklaard.

6. De maatregel

6.1. Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van twee maanden is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en integriteit. Betrokkene heeft niet op gepaste en zakelijke wijze met klaagster gecommuniceerd en heeft daarnaast met het oog op zijn eigen belangen geprobeerd de waarheid geweld aan te doen. Hij heeft bij klaagster aangedrongen op het ondertekenen van een verklaring die, naar hij wist, niet (langer) strookte met de waarheid. Ook het feit dat betrokkene de intentie had om met de ondertekende verklaring de voorzieningenrechter verkeerd voor te lichten wordt hem zwaar aangerekend. Aan de andere kant is meegewogen dat betrokkene tijdens het gesprek met klaagster mogelijk is overvallen door haar weigering de verklaring te ondertekenen, omdat hij gelet op eerdere uitlatingen van klaagster in de veronderstelling verkeerde dat zij deze wel zou willen ondertekenen.

7. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klachtonderdelen a en f gegrond zoals hiervoor vermeld;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d. Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van twee maanden, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. J.W. Frieling, voorzitter, mr. J.L.M. Groenewegen en mr. P. Volker (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en B.J.G. van den Bragt RA AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] ECLI:NL:TACAKN:2017:47

[2] Toelichting bij artikel 3 VGBA

[3] ECLI:NL:HR:1987:AC9997

[4] Toelichting bij artikel 6 VGBA