ECLI:NL:TACAKN:2025:10 Accountantskamer Zwolle 24/3084 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:10
Datum uitspraak: 31-01-2025
Datum publicatie: 31-01-2025
Zaaknummer(s): 24/3084 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Betrokkene was eigenaar en beleidsbepaler van een accountantskantoor. Tijdens een kantoortoetsing heeft klaagster vastgesteld dat in het NOW1-dossier de verplichte opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling niet was uitgevoerd. Klaagster heeft betrokkene in een periode van 15 maanden in de gelegenheid gesteld de stukken van de OKB te overleggen, maar ondanks toezeggingen van betrokkene heeft klaagster deze niet ontvangen. Klaagster is daarom van mening dat betrokkene onvoldoende medewerking heeft verleend aan de kantoortoetsing, als gevolg waarvan klaagster niet kan beoordelen of de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet. De klacht is gegrond. Betrokkene heeft wisselend verklaard over het overleggen van de stukken van de OKB en is vrijwel ieder contact uit de weg gegaan. Daarmee heeft hij onvoldoende medewerking verleend aan het afronden van de kantoortoetsing. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van berisping op.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 31 januari 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 17 juli 2024 ontvangen klacht met nummer 24/3084 Wtra AK van

Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

gevestigd te Amsterdam

K L A A G S T E R

advocaat: mr. I.C.E. Oosthoek-Spierings en mr. M. Feenstra te Den Haag

t e g e n

Y

voorheen accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 25 november 2024. Voor klaagster is [A] verschenen, bijgestaan door mr. Oosthoek-Spierings en mr. A. el Allaoui. Betrokkene is in persoon verschenen.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Betrokkene was eigenaar en beleidsbepaler van een accountantskantoor. Op 14 december 2021 heeft klaagster een kantoortoetsing uitgevoerd. In het NOW1-dossier was de verplichte opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (OKB) niet uitgevoerd. Daarom kon klaagster de kantoortoetsing niet afronden. Klaagster heeft betrokkene in de periode van januari 2022 tot en met mei 2023 in de gelegenheid gesteld de stukken van de OKB te overleggen, maar ondanks toezeggingen van betrokkene heeft klaagster deze niet ontvangen. Ook is betrokkene niet verschenen voor een gesprek bij klaagster. Klaagster is daarom van mening dat betrokkene onvoldoende medewerking heeft verleend aan de kantoortoetsing, als gevolg waarvan klaagster niet kan beoordelen of de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. De klacht is gegrond. Betrokkene heeft wisselend verklaard over het overleggen van de stukken van de OKB en is vrijwel ieder contact uit de weg gegaan. Daarmee heeft hij onvoldoende medewerking verleend aan het afronden van de kantoortoetsing. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van berisping op.

3. De feiten

3.1. Betrokkene was tot [datum] ingeschreven als accountant-administratieconsulent. Hij was verbonden aan accountantskantoor [accountantskantoor1] in [plaats1].

3.2. Op 14 december 2021 heeft een kantoortoetsing plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. Twee van de drie getoetste dossiers voldeden aan de eisen die daaraan worden gesteld. De toetser kon de beoordeling van het NOW-1 dossier (een NV COS 4415N-opdracht) niet afronden, omdat er geen (verplichte) opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (OKB) had plaatsgevonden. Daarover heeft de toetser het volgende aandachtspunt geformuleerd:

Er heeft geen OKB plaatsgevonden op de opdracht (cf. standaard 4415N.19).

De heer [Y] heeft aangegeven de opdracht tot OKB tijdig aan [dienstverlener1] te hebben gegeven, maar hier door [dienstverlener1] nog geen opvolging aan gegeven kon worden in verband met de vele aanvragen. Hierover is correspondentie aanwezig. OKB op de opdracht zal nog plaats moeten vinden, eventueel in combinatie met de nog volgende NOW opdracht(en) (Standaard 4415N.19 - A17a).

De toetser heeft met betrokkene besproken op welke wijze de toetsing zou worden afgerond. In de recapitulatie is daarover het volgende opgenomen:

Eindbespreking gehouden op 14 december 2021 op basis van toetsing van 4410-dossier en 4400-dossier. NOW1 4415-dossier, moet nog getoetst worden. Met de accountant afgesproken dat na toetsing van dit dossier het totaal oordeel afgegeven zal worden, en er een aanvullende telefonische bespreking zal plaatsvinden. Op 15 december 2021 telefonisch contact gehad met de heer [Y] en de bevindingen naar aanleiding van de toetsing van het NOW1 dossier besproken.

3.3. Klaagster heeft op 27 januari 2022 schriftelijk bevestigd aan betrokkene dat de Raad voor Toezicht (hierna: de Raad) het eindoordeel over de kantoortoetsing heeft aangehouden in afwachting van nadere informatie en documentatie.

3.4. In de periode tussen januari 2022 en mei 2023 heeft klaagster meermaals gevraagd wat de status van de NOW-dossiers was.

3.4.1. De toetser heeft betrokkene op 9 november 2022 telefonisch gesproken. In het bericht van 15 december 2022 bevestigt de toetser dat gesprek. Zij schrijft: U gaf toen aan dat u de stukken met

betrekking tot het nog uit te voeren NOW dossier halverwege november 2022 zou ontvangen en dit ook in november 2022 zou afwerken, waarna het dossier naar [dienstverlener1] zou gaan voor een OKB. Ik hoor graag van u wat de status is van dit dossier en of we binnenkort een afspraak kunnen maken om een en ander door te nemen.

3.4.2. Op 10 februari 2023 heeft de toetser opnieuw een telefoongesprek met betrokkene bevestigd. In een e-mailbericht van diezelfde datum schrijft de toetser: Betreffende het NOW dossier gaf u aan wat vertraging te hebben opgelopen en maandag a.s. hiermee te starten, waarna het vervolgens naar [dienstverlener1] gaat voor een kwaliteitsbeoordeling. Zodra u de stukken van [dienstverlener1] retour hebt, zult u mij de kwaliteitsbeoordeling toe sturen. De verwachting is dat [dienstverlener1] dit uiterlijk eind februari 2023 gereed heeft.

3.4.3. Een medewerker van klaagster heeft op 28 maart 2023 en 11 april 2023 betrokkene gevraagd om hem te informeren over de stand van zaken van het betreffende NOW-dossier. Betrokkene heeft daarop niet gereageerd. Ook op het verzoek van de Raad van 25 april 2023 om hem binnen twee weken te informeren over de status van het NOW-dossier heeft betrokkene niet gereageerd. De Raad heeft daarop verzocht om een gesprek met betrokkene. Betrokkene heeft echter niet gereageerd op de verzoeken om voorkeursdata op te geven. Ook is betrokkene niet verschenen op het gesprek dat de Raad op 19 juli 2023 inmiddels zelf had gepland.

3.5. Klaagster heeft betrokkene op 31 augustus 2023 bericht dat zij het voornemen heeft een tuchtklacht in te dienen en heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Betrokkene heeft gereageerd met het verzoek zijn inschrijving in het accountantsregister door te halen.

4. De klacht en de beoordeling daarvan

4.1. Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene dat hij weigert zijn medewerking aan een kantoortoetsing te verlenen. De kantoortoetsing is daardoor nog altijd niet afgerond. Klaagster kan dus niet vaststellen of de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van het accountantskantoor voldoet aan de daaraan te stellen eisen en – in het bijzonder – of de NOW1-opdrachten correct worden uitgevoerd. Klaagster vindt dat betrokkene daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.2. Betrokkene heeft toegelicht dat de kantoortoetsing goed was verlopen. De geselecteerde dossiers voldeden aan de daaraan gestelde eisen en richtlijnen. Pas aan het einde wilde de toetser ook nog een NOW-dossier inzien, omdat de Raad graag wilde weten hoe de uitvoering van NOW-werkzaamheden in de praktijk verlopen. Ook het NOW-dossier voldeed volgens de toetser, alleen is er geen OKB uitgevoerd. Betrokkene erkent de waarde van een OKB, maar in dit geval heeft het alsnog laten uitvoeren van een OKB volgens hem geen toegevoegde waarde. De toetser heeft immers al vastgesteld dat het dossier voldoet. Betrokkene heeft de afweging gemaakt tussen de kosten van het alsnog uitvoeren van een OKB en het te behalen resultaat.

4.3. De Accountantskamer overweegt het volgende. Betrokkene doet het in zijn verweer voorkomen alsof het NOW-dossier zijdelings aan de orde is gekomen, alleen om de Raad te informeren over de uitvoering in de praktijk. De Accountantskamer vindt in het Recapitulatieverslag geen steun voor die opvatting. De toetser heeft namelijk drie dossiers geselecteerd voor de kantoortoetsing. Die selectie is in het Recapitulatieverslag ook toegelicht:

Er zijn niet veel opdrachten binnen de praktijk, er is één grote cliënt (44% van de omzet), deze geselecteerd (4410-opdracht). Daarnaast nog een incidentele opdracht rapport feitelijke bevindingen (4400-opdracht) geselecteerd. Omdat er bij de praktijk sprake is van NOW/TVL opdrachten voor niet samenstel-cliënten, is hiervan één extra dossier geselecteerd (betreft een NOW1 4415-opdracht).

Het NOW-dossier was een van de – op reguliere wijze – geselecteerde dossiers. De Accountantskamer passeert dus dit verweer.

4.4. In de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen is vastgelegd dat de accountant medewerking verleent aan een kantoortoetsing (zie artikel 5, eerste lid). Klaagster meent dat betrokkene niet aan die verplichting heeft voldaan. De Accountantskamer is van oordeel dat die klacht gegrond is.

4.4.1. Vaststaat dat volgens het NOW-dossier geen OKB heeft plaatsgevonden. Die was wel verplicht (NV COS 4415N.19). Betrokkene heeft op 14 december 2021 tegen de toetser gezegd dat hij al wel een opdracht aan [dienstverlener1] had gegeven voor het verrichten van een OKB, zo is in het toetsingsverslag opgenomen. Klaagster heeft daarom een oordeel over de kantoortoetsing aangehouden. Zij wilde de kantoortoetsing afronden na beoordeling van de OKB.

4.4.2. Later is echter gebleken dat betrokkene ten tijde van de kantoortoetsing nog geen opdracht had gegeven om een OKB uit te voeren. Volgens het bericht van 15 december 2022 heeft de toetser op 9 november 2022 betrokkene telefonisch gesproken en was het dossier op dat moment nog niet gereed om aan [dienstverlener1] voor te leggen voor een OKB. Wel was betrokkene hiermee nog druk bezig.

4.4.3. Het telefoongesprek van 10 februari 2023 was een herhaling van zetten. Opnieuw heeft betrokkene te kennen gegeven dat hij nog in afwachting is van stukken om daarna het dossier aan [dienstverlener1] door te sturen.

4.4.4. Sindsdien heeft betrokkene niet meer gereageerd op de verzoeken van klaagster om geïnformeerd te worden over de stand van zaken met betrekking tot het NOW-dossier.

4.4.5. De Accountantskamer leidt uit voorgaande af dat betrokkene wisselend heeft verklaard. Bij de kantoortoetsing had betrokkene ‘tijdig’ de opdracht gegeven aan [dienstverlener1], maar een jaar later is gebleken dat het dossier nog niet gereed was om aan [dienstverlener1] voor te leggen. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat het Recapitulatieverslag op dit punt niet juist is, want kennelijk is bij de toetser de indruk ontstaan dat er al wel een opdracht was gegeven. Wat er ook van zij, het moet betrokkene van meet af aan duidelijk zijn geweest dat klaagster de kantoortoetsing pas kon afronden nadat de stukken van de OKB waren overgelegd.

4.4.6. Ter zitting heeft betrokkene uitgelegd dat hij de meerwaarde van de OKB in dit geval niet ziet. Het dossier is al door een ander beoordeeld (de toetser). En de OKB is verplicht gesteld om een onafhankelijke beoordeling te krijgen en dat is hier gebeurd, aangezien de NOW-cliënt geen bestaande relatie was. Daarom heeft betrokkene gaandeweg besloten dat hij geen OKB meer zou laten verrichten. De Accountantskamer overweegt dat de klacht niet gaat over die afwijking van een verplichting uit hoofde van NV COS 4415N, maar over het onvoldoende meewerken aan een kantoortoetsing. Van betrokkene had verwacht mogen worden dat hij klaagster uit eigen beweging over deze verandering in aanpak had geïnformeerd. In plaats daarvan heeft betrokkene nergens meer op gereageerd. Die handelwijze acht de Accountantskamer in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarom is de klacht gegrond.

5. De maatregel

DeAccountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van berisping op. Betrokkene was als kwaliteitsbepaler van het kantoor verantwoordelijk voor een correcte medewerking aan de kantoortoetsing. In feite heeft betrokkene klaagster wat betreft de OKB aan het lijntje gehouden. Toen betrokkene eenmaal had besloten dat hij geen OKB zou laten uitvoeren, had hij die beslissing aan klaagster moeten meedelen. De Accountantskamer weegt mee dat betrokkene zijn beroepsorganisatie niet juist heeft ingelicht. De Accountantskamer heeft in het voordeel van betrokkene laten meewegen dat de toetser, behoudens de ontbrekende OKB, geen tekortkomingen heeft aangetroffen in de getoetste dossiers en dat betrokkene in de 49 jaar dat hij werkzaam is niet eerder een tuchtklacht heeft gehad.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van berisping;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. J.N. Bartels en mr. I.F. Clement (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en A.M. Janssen AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.