ECLI:NL:TNORSHE:2024:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/50

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2024:12
Datum uitspraak: 13-05-2024
Datum publicatie: 11-06-2024
Zaaknummer(s): SHE/2023/50
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat zij niet zorgvuldig en onpartijdig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Dat de notaris op een intimiderende en denigrerende wijze bij klager heeft aangedrongen op overlegging van bepaalde stukken is niet gebleken, evenmin dat de notaris in opdracht van de erfgenamen met een vooropgezet plan de laatste wil van erflaatster teniet heeft willen doen. Terzake het door de notaris overgebrachte verzoek van de erfgenamen tot overhandiging van persoonlijke bezittingen van erflaatster kan de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Van het verzoek tot afgifte van een theeservies was klager op de hoogte gebracht dat hij daar geen gehoor aan hoefde te geven. De klacht wordt ongegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2023/50

Datum uitspraak : 13 mei 2024

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


de heer [X] (hierna: klager),

wonende in [plaatsnaam],

tegen

mevrouw mr. [Y]  (hierna:de notaris),

gevestigd in plaatsnaam (gemeente [naam]),

gemachtigde: mr. H.J. Delhaas, advocaat in Amsterdam.

1.          De procedure


1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht met bijlagen, door de kamer per post ontvangen op 23 oktober 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van de gemachtigde van de notaris.

1.2.      De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 18 maart 2024. Klager en de notaris, bijgestaan door haar gemachtigde, zijn daarbij aanwezig geweest en hebben hun standpunt over en weer toegelicht. Klager heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die hij aan de kamer heeft overhandigd.

2.          De feiten

De klacht gaat over de wijze waarop de notaris bij de afwikkeling van een nalatenschap heeft gehandeld richting klager. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Klager woonde samen met mevrouw [Z] (hierna: erflaatster). Zij is overleden op […] mei 2023.

2.2.      In het testament van erflaatster, verleden op 7 juni 2019, staat onder andere:

B. Legaat inboedel

Ik legateer aan [klager], geboren op (…): alle tot mijn nalatenschap behorende inboedelzaken.

C. Erfstelling

Onder de last van voormeld legaat benoem ik tot mijn enige erfgenamen; mijn kinderen, tezamen en voor gelijke delen. (…)

E. Executele

1.  Benoeming executeur

     Ik benoem voornoemde [klager] tot executeur.’

2.3.      Erflaatster is, ingevolge haar wilsverklaring afgelegd bij de uitvaartonderneming, begraven naast het graf van de ouders van klager.

2.4.      Bij brief van 14 juni 2023 heeft de notaris een brief naar het adres van klager verzonden ter attentie van ‘Erven van mevrouw [erflaatster]’ met daarin onder andere de volgende tekst:

‘[Erflaatster] heeft in 2019 haar laatste uiterste wilsbeschikking opgesteld bij notaris (…). Alle akten van [de notaris] zijn nu in ons bezit en wij hebben haar protocol overgenomen.

In het testament zijn haar kinderen tot erfgenamen benoemd. Zij heeft [klager] benoemd tot executeur.

Mocht u behoefte hebben in een nadere toelichting op de inhoude van het testament of heeft u een verklaring van erfrecht nodig, dan staan wij u graag ten dienste. (…)’

2.5.      Op 10 juli 2023 heeft een bespreking plaats gevonden tussen klager en de notaris en is het testament van erflaatster doorgenomen. Klager heeft medegedeeld dat hij alle kosten verbonden aan de uitvaart en de grafsteen had betaald. De notaris heeft toen gevraagd naar de facturen hiervan. Klager liet weten dat hij deze kosten niet vergoed wilde krijgen van de erfgenamen. Verder is toen over de executeursbenoeming gesproken en heeft de notaris toegelicht dat klager alle persoonlijke bezittingen en de bankafschriften van erflaatster aan de erfgenamen zou moeten afstaan als zij daarom zouden vragen.

2.6.      Op 15 augustus 2023 heeft klager op het door hem ondertekende formulier ‘Verklaring in verband met executeursbenoeming’ aangekruist de executeursbenoeming niet te aanvaarden of te hebben aanvaard. Klager was op die datum op het kantoor van de notaris. Hem is toen opnieuw gevraagd om de bankafschriften van erflaatster aan de erfgenamen ter beschikking te stellen.

2.7.      Op 16 augustus 2023 heeft de op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notaris  (hierna: de kandidaat-notaris) telefonisch met klager gesproken over het verstrekken van bankafschriften en facturen.

2.8.      De kinderen van erflaatster hebben de nalatenschap van erflaatster onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Zij hebben op 14 september 2023 aan het kantoor van de notaris een volmacht tot vereffening gegeven. De erfgenamen hebben op 14 september 2023 aan de kandidaat-notaris laten weten niet geïnteresseerd te zijn in de inboedel, met uitzondering van fotoalbums, sieraden, het trouwboekje, de identiteitskaart van erflaatster en een theeservies Mokka. De kandidaat-notaris heeft toen aan de kinderen van erflaatster toegelicht dat het theeservies waarschijnlijk onder het legaat valt.

2.9.      Bij brief van 14 september 2023 heeft de kandidaat-notaris aan klager medegedeeld:

Inmiddels hebben de kinderen van [erflaatster] aan ons kantoor volmacht verleend om de nalatenschap af te wikkelen.

Tijdens uw eerdere gesprek met de notaris gaf u aan – als ik het goed heb begrepen – dat u verschillende kosten heeft betaald, zoals de kosten van de uitvaart. Zou u mij hiervan de nota’s en betaalbewijzen willen doen toekomen?

Zou u ons verder de bankafschriften van [erflaatster] willen sturen, of deze willen afgeven, voor zover ze in uw bezit zijn? Mocht er verdere post of administratie zijn die van belang is voor de afwikkeling, dan verzoek ik u dat ook bij te voegen.

Tot slot zou ik graag van u vernemen of [erflaatster] bij u openstaande schulden had.

Graag zou ik uw reactie binnen zes weken vernemen, in verband met de wettelijke vereffening van de nalatenschap. (…)’

2.10.     In de brief van 5 oktober 2023 van de notaris, gericht aan klager, staat:

Wij hebben elkaar afgelopen dinsdag gesproken in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van [erflaatster]. Zoals u weet, hebben de erfgenamen recht op sommige bezittingen van [erflaatster].

Wij hebben afgesproken dat u de bankafschriften zal aanleveren, daterende vanaf 6 maanden voorafgaande aan haar overlijden. Daarnaast hebben de kinderen gevraagd of u de fotoalbums van de familie in bezit heeft, en het trouwboekje van hun ouders en de juwelen van hun moeder. Zou u deze stukken op kantoor kunnen afgeven?

Dan kun u ook meteen aangeven op papier dat u de benoeming tot executeur niet wenst te aanvaarden, zoals u al mondeling aan mij heb medegedeeld. Denkt u dat dit de komende week gaat lukken?

2.11.     Op 13 oktober 2023 heeft klager telefonisch contact met de kandidaat-notaris gehad over de omvang van het legaat.

2.12.     De notaris heeft op 16 oktober 2023 klager telefonisch gesproken. De notaris heeft toen onder andere in opdracht van de erfgenamen gevraagd naar het theeservies van erflaatster.

3.          De klacht

3.1.      Klager verwijt de notaris dat zij zich niet zorgvuldig en niet onpartijdig heeft gedragen bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster doordat:

1. de notaris op een intimiderende en denigrerende wijze bij klager bleef aandringen op overlegging van de facturen en betaalbewijzen van de begrafenis (inclusief grafrechten) van erflaatster en van haar grafsteen zonder klager daarbij te wijzen op de consequenties, namelijk dat de erfgenamen (een deel van) de aan hem gelegateerde inboedel konden opeisen;

2. de notaris om afgifte van fotoalbums, het trouwboekje, sieraden, de identiteitskaart en kopjes en schoteltjes (het theeservies) van erflaatster heeft gevraagd terwijl die goederen, gelet op het legaat, aan klager toekwamen.

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen. Zo moet een notaris het ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken personen op onpartijdige wijze en met de

grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).

Klachtonderdeel 1

Standpunt klager

4.2.      Klager verwijt de notaris dat zij op een intimiderende en denigrerende wijze aandrong op overlegging door hem van de facturen en betaalbewijzen van de begrafenis (inclusief grafrechten) en de grafsteen van erflaatster en hem niet informeerde over de consequenties als hij daaraan gehoor zou geven. Desgevraagd heeft klager medegedeeld dat het intimiderende en denigrerende karakter erin bestond dat de notaris maar bleef vragen om verstrekking van de stukken.

Volgens klager bestond de nalatenschap uit banktegoeden ten bedrage van ongeveer € 2.500,00 en de aan hem gelegateerde inboedel. De kosten van de begrafenis en de grafsteen bedroegen samen ongeveer € 9.000,00. Als die kosten door de erfgenamen aan hem vergoed zouden worden, hadden volgens klager de erfgenamen (een deel van) de aan hem gelegateerde inboedel bij hem kunnen opeisen. Ook zouden dan de grafrechten en de grafsteen aan de erfgenamen zijn gaan toebehoren, waardoor zij erflaatster elders zouden kunnen laten herbegraven. Hierdoor zou de laatste wil van erflaatster teniet zijn gegaan. Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de notaris dit met een vooropgezet plan in opdracht van de erfgenamen heeft gedaan.    

Standpunt notaris

4.3.      De notaris voert aan enkel naar de betreffende facturen en de bankafschriften te hebben gevraagd, omdat dit nodig is voor het vaststellen van de omvang van de nalatenschap. Hierbij heeft zij klager erop gewezen dat hij de kosten van de begrafenis, de grafrechten en de grafsteen niet voor zijn rekening hoeft te nemen, maar dat hij die voor rekening van de nalatenschap kan brengen. Zij heeft daarbij niet geprobeerd klager te benadelen ten gunste van de erfgenamen. Op het moment dat om de betreffende stukken werd gevraagd, was de omvang van de nalatenschap (en een mogelijk tekort) ook nog niet bekend bij de notaris. Tevens heeft zij klager er op gewezen dat de grafrechten en de grafsteen niet over zouden gaan op de erfgenamen als deze de kosten daarvan aan klager zouden hebben vergoed.

Oordeel kamer

4.4.      De kamer is van oordeel dat de brieven van 14 september 2023 en 5 oktober 2023 geen intimiderend of denigrerend karakter hebben. Ook de gesprekken die op 10 juli 2023, 15 augustus 2023 en 16 augustus 2023 met klager zijn gevoerd, zijn niet intimiderend of denigrerend geweest. De notaris was door de erfgenamen aangewezen als gevolmachtigde voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Als zodanig dient de notaris de omvang van de nalatenschap in kaart te brengen. Dan is het van belang om te weten wat er per datum overlijden aan bezittingen (onder meer de banktegoeden) is en wat er eventueel nadien nog aan baten is bijgekomen. Ook moet duidelijk worden of er schulden zijn. De begrafeniskosten en de kosten van een grafsteen behoren tot de schulden van een nalatenschap. Als (gevolmachtigd) afwikkelaar van de nalatenschap stond het de notaris dus vrij om bij klager te vragen naar de betreffende stukken. Dat dit een vooropgezet plan was van de notaris en dat zij daarbij partijdig was, heeft klager niet nader geconcretiseerd.

De notaris heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Integendeel: zij heeft door haar hiervoor geschetste handelwijze gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

Standpunt klager

4.5.      Klager heeft gesteld dat de notaris ten onrechte verzocht heeft om afdracht van enkele zaken. In haar testament heeft erflaatster immers bepaald dat alle tot haar nalatenschap behorende inboedelzaken aan klager werden gelegateerd. Dan mag de notaris niet schrijven, zoals in de brief van 5 oktober 2023, dat, ‘zoals u weet, de erfgenamen recht hebben op sommige bezittingen van erflaatster’. Dat is volgens klager onjuist, onrechtmatig en misleidend en in strijd met het testament. Ook de fotoalbums, het trouwboekje, de sieraden en het theeservies van erflaatster behoren tot de inboedel.

Standpunt notaris

4.6.       De notaris verweert zich door aan te voeren dat aan klager in het gesprek van 10 juli 2023 is toegelicht dat hij alle persoonlijke bezittingen van erflaatster aan de erfgenamen zou moeten afstaan  als die daarom zouden vragen. De erfgenamen hebben de notaris later laten weten niet geïnteresseerd te zijn in de inboedel, maar wel in een aantal zaken met emotionele waarde, zijnde de fotoalbums, de sieraden, het trouwboekje en de identiteitskaart van erflaatster en een theeservies Mokka.

In de brief van 5 oktober 2023 heeft de notaris namens de erfgenamen verzocht om afgifte van de fotoalbums, het trouwboekje en de sieraden van erflaatster. Op 13 oktober 2023 heeft klager telefonisch gesproken met de kandidaat-notaris over de omvang van het legaat. Klager liet zich in dit gesprek niet overtuigen dat sieraden en foto’s niet tot de inboedel behoren. Met klager is ook, zowel door de kandidaat-notaris als de notaris, gesproken over het theeservies. Hem is door beiden meegedeeld dat dit wel tot de inboedel behoort. Ook de erfgenamen waren ervan op de hoogte dat het theeservies onder het legaat viel. Omdat het theeservies voor de dochter emotionele waarde had, heeft de notaris haar verzoek aan klager om afgifte daarvan overgebracht. Klager hoefde aan dat verzoek geen gehoor te geven. Klager is juist over zijn rechtspositie voorgelicht en niet onder druk gezet door de notaris. Het enkele overbrengen van een verzoek van een erfgenaam is niet klachtwaardig.

Oordeel kamer

4.7.      De kamer is van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt te maken is ter zake de verzoeken tot overhandiging van de fotoalbums, het trouwboekje, de sieraden en de identiteitskaart van erflaatster. Op 3 oktober 2023 heeft klager met de notaris gesproken in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Aan dit gesprek werd gerefereerd in de brief die op 5 oktober 2023 door de notaris naar klager werd gestuurd. In deze brief werd vermeld dat, zoals klager wist, de erfgenamen recht hebben op sommige bezittingen van erflaatster. Klager wist dit ook, hem was in het gesprek van 10 juli 2023 ook al meegedeeld dat hij alle persoonlijke bezittingen van erflaatster aan de erfgenamen zou moeten afstaan als zij daarom zouden vragen. Klager heeft dit niet betwist.

Aan klager is vervolgens door de notaris gevraagd of hij ook bereid was om het theeservies af te staan aan de dochter. Klager is daarbij voldoende ingelicht over zijn rechten. Hem is immers, zowel door de kandidaat-notaris als door de notaris, (telefonisch) meegedeeld dat het theeservies wel onder het legaat van de inboedel valt. Dat impliceert dat hij niet verplicht was om het theeservies af te staan.

Dat de notaris hierbij onjuist, onrechtmatig, misleidend en in strijd met het testament heeft gehandeld, is niet gebleken. Daarom zal de kamer klachtonderdeel 2 ongegrond verklaren. 

Conclusie

4.8.      Geen van de klachtonderdelen slaagt. Dit betekent dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De kamer verklaart de klacht daarom ongegrond.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. C. Kool, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024 door mr. C. Kool, tevens plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.