ECLI:NL:TNORDHA:2024:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-19

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2024:5
Datum uitspraak: 17-04-2024
Datum publicatie: 02-05-2024
Zaaknummer(s): 23-19
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Het notariskantoor is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Klager heeft een klacht ingediend, omdat hij het niet eens is met de handelwijze van de notaris in het dossier.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 17 april 2024 inzake de klacht onder nummer 23-19 van:

[klager],

hierna: klager,

tegen:

mr. [notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. M.C.J. Höfelt, advocaat te Amsterdam,

hierna: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1      De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2023.

1.2      Klager heeft op 28 juni 2023 en 26 juli 2023 aanvullende stukken ingediend.

1.3      De notaris heeft een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.4      De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Daarbij was aanwezig de notaris bijgestaan door mr. Höfelt. Klager had op voorhand de Kamer bericht niet aanwezig te zullen zijn. Van het verhandelde zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt. De notaris heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. De feiten

2.1       Op 27 maart 2020 is mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster), overleden. Ten tijde van haar overlijden was erflaatster gehuwd onder het maken van huwelijksvoorwaarden met de heer [B] (hierna te noemen: de partner).

2.2       Klager is enig kind van erflaatster, geboren uit het eerste huwelijk van erflaatster met de vader van klager. Dit huwelijk was ontbonden door echtscheiding. De partner is ook eerder gehuwd geweest. Tijdens dit huwelijk is één dochter geboren, te weten mevrouw [C] (hierna te noemen: de stiefzus).

2.3       Erflaatster heeft op 11 december 1997 een testament gemaakt, verleden voor mr. [notaris], destijds notaris te [vestigingsplaats]. Klager, de partner en de stiefzus zijn tezamen en voor gelijke delen benoemd tot enig erfgenamen. Verder zijn alle zaken en vermogensrechten die tot de nalatenschap behoren aan de partner gelegateerd.

2.4       Het notariskantoor is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Op 9 juni 2020 heeft klager een volmacht beneficiaire aanvaarding en boedelvolmacht getekend op het notariskantoor.

2.5       Bij akte van 12 augustus 2020 heeft de partner het legaat van de roerende en onroerende zaken aanvaard.

2.6       Op 1 september 2020 heeft het notariskantoor klager een brief gestuurd, waarin aan klager is meegedeeld dat de partner het legaat heeft aanvaard.

2.7       Op 11 november 2020 is de partner overleden.

2.8       De partner heeft voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 28 september 2020, verleden voor een waarnemer van de notaris. Klager is in dit testament niet benoemd tot erfgenaam.

2.9       Op 21 september 2022 hebben klager en de stiefzus een einde gemaakt aan de tussen hen ontstane conflicten door overeen te komen dat de stiefzus ten gunste van klager afstand doet van haar vordering in de nalatenschap van erflaatster en dat klager het laatste testament van de partner respecteert en de eventueel verschuldigde schenkbelasting voor zijn rekening neemt.

3. De klacht

3.1       Met de notaris heeft de Kamer in het klaagschrift de volgende klachtonderdelen onderscheiden.

3.2       De notaris heeft tijdens een gesprek met klager en zijn advocaat op 4 maart 2021 een partijdige houding aangenomen. Klager kreeg geen inzage in stukken en hij vernam tijdens het gesprek dat de partner vlak voor zijn overlijden zijn testament heeft aangepast. De notaris heeft schaamteloos stelling genomen in privaatrechtelijke zaken en heeft uitspraken gedaan over hoe klager zijn hulp verleende aan de partner. De notaris heeft uitspraak gedaan over de tussenkomst door de politie. Deze informatie moet zij van de stiefzuster hebben gekregen, omdat de notaris toen nog niet betrokken was.

3.3       De notaris is onzorgvuldig geweest in haar communicatie. Zij was onbereikbaar. Klager heeft geen of niet tijdig antwoord gekregen op vragen. De notaris heeft klager zeer ongepast “een prettige wedstrijd” gewenst. Nadat klager had vernomen dat de partner was overleden heeft hij contact opgenomen met het notariskantoor. Hij heeft toen van een medewerker een grote mond gekregen en werd uiterst onvriendelijk te woord gestaan.

3.4       De volmacht die klager heeft getekend heeft ertoe geleid dat de notaris diverse kosten bij klager in rekening heeft gebracht. Zij heeft zich disproportioneel verrijkt, omdat zij naast de kosten voor de afwikkeling van het testament kosten in rekening heeft gebracht voor het passeren van het gewijzigde testament van de partner en voor het passeren van de akte van schenking.

3.5       Door de afgifte van het legaat aan de partner heeft klager geen aanspraak kunnen maken op de persoonlijke bezittingen van erflaatster.

3.6       De boedel is nog steeds niet afgewikkeld.

4. Het verweer

4.1       Volgens de notaris is klager niet-ontvankelijk, omdat de verwijten onvoldoende duidelijk zijn en niet zijn onderbouwd. Verwijten ten aanzien van het notariskantoor, de heer [D] (echtgenoot van de notaris, maar geen notaris of kandidaat-notaris) of andere betrokkenen dienen in ieder geval niet-ontvankelijk te worden verklaard. De notaris heeft verder gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling van de ontvankelijkheid

5.1        Voor zover klager heeft bedoeld zijn klachten te richten tegen het notariskantoor of kantoorgenoten van de notaris, is hij niet-ontvankelijk. De Kamer voor het notariaat is alleen bevoegd te oordelen over het handelen of nalaten van notarissen, kandidaat-notarissen of toegevoegd notarissen. De heer [D] en andere kantoormedewerkers vallen niet onder het notariële tuchtrecht.

5.2       Voor zover de klachtonderdelen ontvankelijk zijn oordeelt de Kamer als volgt.

6. De beoordeling

6.1       Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

6.2       Niet is komen vast te staan dat de notaris stelling heeft genomen in privaatrechtelijke zaken of dat zij op andere wijze partijdig is geweest. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6.3       Evenmin is gebleken dat de notaris onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd. Wel heeft de notaris erkend dat zij klager een “prettige wedstrijd” heeft gewenst, maar omdat zij heeft laten weten dat zij dit niet professionele taalgebruik betreurt en daarvoor haar excuses heeft aangeboden, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

6.4        Wat betreft de in rekening gebrachte kosten overweegt de Kamer dat niet is gebleken dat die buitensporig zijn. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6.5        Dat erflaatster een legaat heeft afgegeven en dat dit nadelig uitpakt voor klager, valt de notaris niet te verwijten. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat het codicil niet voldeed aan de wettelijke vereisten (verschillende handschriften en niet gedateerd) en daarmee niet rechtsgeldig is. Dit klachtonderdeel ongegrond.

6.6        Het klachtonderdeel dat de boedel nog steeds niet is afgewikkeld is ook ongegrond. Inmiddels zijn de definitieve aanslagen inkomstenbelasting en schenkbelasting ontvangen.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart voorzitter, S.L.M. Staals en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.