ECLI:NL:TNORDHA:2024:17 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-36

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2024:17
Datum uitspraak: 16-10-2024
Datum publicatie: 23-10-2024
Zaaknummer(s): 23-36
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat het testament met daarin de tweetrapsmaking niet door moeder kan zijn gewild en dat klager niet serieus wordt genomen. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 16 oktober 2024 inzake de klacht onder nummer 23-36 van:

[klager],

gemachtigde: mr. J.H. Rodenburg, advocaat te Rotterdam,

hierna: klager,

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 7 november 2023.

1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris ontvangen.

1.3 Op 17 april 2024 heeft er een voorzittersgesprek plaatsgevonden. Daarbij waren klager en de notaris aanwezig. Dit gesprek heeft niet geleid tot intrekking van de klacht.

1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 september 2024. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van deze mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.

2. De feiten

2.1 In 1994 is de vader van klager, de heer [A] (hierna te noemen: erflater), overleden.

2.2 Erflater was gehuwd met mevrouw [B] (hierna te noemen: moeder).

2.3 In het testament van erflater was bepaald dat zijn gehele nalatenschap naar de langstlevende ging.

2.4 Op 18 augustus 2021 is moeder overleden.

2.5 Moeder heeft drie kinderen achtergelaten, te weten: klager, zijn broer en zijn zus. De notaris heeft in januari 2013 een concept-testament gemaakt dat op 1 maart 2013 door de moeder is ondertekend en gepasseerd is door de notaris. Klager en zijn broer zijn benoemd tot enig erfgenamen en de broer van klager is benoemd tot executeur. Klager heeft een legaat van gebruik en bewoning van de ten tijde van het overlijden van moeder aan haar in eigendom behorende woning gekregen. Verder is er een tweetrapsmaking opgenomen in het testament. Op basis van deze tweetrapsmaking is klager als “bezwaarde” en de zus van klager als “verwachter” aangewezen. Dit houdt - zeer kort weergegeven - in dat de zus van klager pas op het moment dat klager overlijdt van moeder erft wat er op dat moment over is van de erfenis van moeder.

2.6 De woning van moeder is in september 2022 verkocht.

3. De klacht

3.1 Klager stelt dat het testament niet door moeder kan zijn gewild. De tweetrapsmaking heeft zij niet zelf kunnen bedenken en deze ingewikkelde bepaling was onbegrijpelijk voor haar.

3.2 Bij de afwikkeling van het testament hing klager er maar een beetje bij, terwijl hij altijd alles voor moeder heeft gedaan. Hij voelt zich niet serieus genomen door de notaris. Het huis van moeder waar hij in woonde moest onder dwang van de notaris worden verkocht en het leek alsof de notaris buiten klager om contact met de broer heeft gehad. Ook werd de zus op 1 november 2022 uit het niets toch ineens erfgenaam van moeder.

4. Het verweer

4.1 Op advies van haar boekhouder is moeder op 15 januari 2013 bij de notaris op kantoor langs geweest voor het opmaken van een testament. De notaris heeft in het gesprek geluisterd naar de wensen van moeder en dit verwerkt in een concept testament. De tweetrapsmaking was niet door moeder zelf bedacht, maar sloot aan op haar wensen (het zou de door haar gevreesde problemen tussen haar drie kinderen bij de afwikkeling van haar nalatenschap voorkomen). Op 5 februari 2013 heeft de notaris het concept testament aan moeder gestuurd met een uitlegbrief. Op 1 maart 2013 heeft de notaris het testament gepasseerd. Zowel voor als tijdens het passeren is er ruim de tijd genomen voor uitleg en het stellen van vragen door moeder.

4.2 Voor zover het verwijt dat klager zich niet serieus genomen voelt op het handelen van de notaris ziet heeft de notaris aangevoerd dat het notariskantoor voldoende tijd heeft genomen om klager te informeren over de afwikkeling van de nalatenschap. Diverse malen is hij uitgenodigd voor een gesprek. Niet altijd gaf hij daar gehoor aan en telefonisch was hij nooit bereikbaar.

4.3 De notaris heeft klager niet gedwongen om het woonhuis van moeder te verkopen. Klager is meerdere malen door de notaris erop gewezen dat de erfbelasting betaald diende te worden. Indien klager niet over voldoende liquiditeiten hiervoor beschikte diende er een keus te worden gemaakt tussen verkoop van het woonhuis van moeder of verkoop van het woonhuis van klager. De broer wenste als executeur de woning van moeder te verkopen en moeder was ervan op de hoogte dat de woning mogelijk na haar overlijden verkocht diende te worden ondanks het legaat van gebruik en bewoning aan klager.

4.4 Omdat de broer executeur was heeft de notaris op sommige momenten alleen contact met hem gehad.

4.5 Het is onjuist dat de zus eerst geen erfgenaam was van moeder en daarna wel. De notaris heeft echter bij een voorstel tot verdeling (uitgewerkt in een conceptakte met boedelbeschrijving) wel rekening gehouden met de erfdelen uit de nalatenschap van erflater die nog niet waren uitgekeerd. Verder was de zus verwachter van de tweetrapsmaking in het testament van moeder.

4.6 Nadat klager in november 2022 het vertrouwen in het notariskantoor had opgezegd, nam hij een advocaat in de arm. De notaris was daar in eerste instantie content mee, omdat daardoor de communicatie soepeler verliep. Toen partijen tot overeenstemming waren gekomen zegde klager het vertrouwen op in de advocaat en lag de afwikkeling van de nalatenschap van moeder weer stil.

4.7 De notaris heeft de broer geadviseerd de vaderlijke erfdelen vast uit te keren aan de erfgenamen.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 Klager verwijt de notaris, zo begrijpt de Kamer, dat het testament met daarin de tweetrapsmaking niet door moeder kan zijn gewild. De notaris heeft in haar verweer uitgelegd dat de notaris moeder meerdere malen de inhoud van het testament, waaronder de tweetrapsmaking, heeft uitgelegd. Tijdens de eerste bespreking, daarna in de uitlegbrief bij het concept testament en voor en tijdens het passeren van het testament is alles nog eens uitvoerig met moeder besproken. Moeder heeft vervolgens het testament ondertekend. Nu klager deze gang van zaken niet heeft weersproken en evenmin heeft aangevoerd dat moeder wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen en ondertekenen van het testament, staat het testament vast. Het feit dat klager het niet eens is met de tweetrapsmaking in het testament, maakt dit niet anders. De klacht is dan ook ongegrond.

5.3 Naar de Kamer begrijpt, betreft de klacht tevens het verwijt aan de notaris dat zij hem niet serieus heeft genomen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Vast staat dat de broer executeur was in de nalatenschap van moeder. De taak van een executeur is kortgezegd het beheren van de nalatenschap en het voldoen van schulden. Daarbij vertegenwoordigt hij de erfgenamen van de nalatenschap. In dit geval klager en zichzelf. De broer was bevoegd om alleen zaken te regelen en met de notaris te bespreken. Uit de stukken, het voorzittersgesprek en ter zitting is gebleken dat de notaris erg haar best heeft gedaan om klager uitleg te geven over de afwikkeling van de nalatenschap en zijn vragen hierover te beantwoorden. Zo heeft zij klager diverse malen uitgenodigd voor een gesprek en heeft zij ook per brief uitleg gegeven. Meer kan niet van de notaris worden verwacht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht ongegrond op beide onderdelen.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.F. Koekebakker voorzitter, S.L.M. Staals en M. Zwankhuizen, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.