ECLI:NL:TNORDHA:2024:1 Kamer voor het notariaat Den Haag 22-42

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2024:1
Datum uitspraak: 28-02-2024
Datum publicatie: 08-03-2024
Zaaknummer(s): 22-42
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Na het overlijden van erflater vernam klager dat de notaris een akte constatering wettelijke verdeling inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster heeft gepasseerd. Uit de akte blijkt dat alleen erflater als langstlevende partij was. Klager heeft geen kennis kunnen nemen van een concept of van een afschrift van de akte, terwijl hij belanghebbende is en hij samen met erflater en de zus als erfgenamen partij had moeten zijn. Door deze partijdige handelwijze van de notaris zijn de belangen van klager geschaad

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 28 februari 2024 inzake de klacht onder nummer 22-42 van:

[Klager],

hierna: klager,

gemachtigde: mr. S.H. van Os, advocaat te Utrecht,

tegen:

[Notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1       Bij e-mailbericht van 29 september 2022 heeft klager een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2       De notaris heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3       De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2024. Daarbij waren aanwezig klager, bijgestaan door mr. S.H. van Os, en de notaris. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan gehecht de door beide partijen overgelegde pleitnotities.

2. De feiten

2.1       De moeder van klager, mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster), is op 15 november 2014 overleden. Zij had op 11 september 2013 een testament gemaakt, verleden voor de notaris. In het testament heeft zij de wettelijke verdeling bevestigd voor de afwikkeling van haar nalatenschap.

2.2       Op 23 maart 2022 is de vader van klager, de heer [B] (hierna te noemen: erflater), overleden. Hij had op 20 augustus 2015 een testament gemaakt, gepasseerd door de notaris. Klager is in dit testament onterfd. Zijn zus is benoemd tot enig erfgenaam en executeur.

2.3       Op 7 april 2022 heeft de notaris bij brief gereageerd op vragen van klager over het testament en het overlijden van erflater alsmede de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. In deze brief staat het volgende vermeld:

“(…)

Uw vader heeft mij destijds gevraagd om indien nodig de rol van executeur op te pakken. Uw zus [C] is als executeur aangewezen. Het is aan haar om te bepalen of ze deze functie aanvaardt en deze zelf uitvoert. Een andere optie is dat zij de functie aanvaardt en mij een volmacht geeft om verder uitvoering te geven aan de afwikkeling.

Uw zus heeft inmiddels de functie van executeur aanvaard en heeft mij opdracht verleend om met u de communicatie te voeren.

(…)

Ten aanzien van de nalatenschap van uw moeder geldt dat uw moeder een testament heeft opgesteld op 11 september 2013. Na het overlijden van uw moeder op 15 november 2014 heb ik uitvoerig contact gehad met uw vader. Uw moeder heeft een zogeheten wettelijke verdeling (zoals in de wet geregeld) bevestigd. Daardoor werd uw vader enig erfgenaam van alle vermogensbestanddelen. Vervolgens heeft hij gebruik gemaakt van het recht door middel van een aanvullend legaat alles over te nemen waardoor er geen schulden waren aan de kinderen. Daarmee was de situatie voor u en [C] helemaal dezelfde. Dit is uiteindelijk ook door hem schriftelijk vastgelegd. Daarbij speelde toen nog de gedachte dat daarmee de deur open was om beide kinderen op gelijke wijze te behandelen. In een later stadium is uw vader daar volledig op terug gekomen. Het was heel nadrukkelijk zijn wens dat u niets zou erven en zou ontvangen.

(…)”.

2.4       Op 16 juni 2022 heeft de advocaat van klager, mr. S.H. van Os, de notaris een brief gestuurd, waarbij klager een beroep heeft gedaan op zijn legitimaire aanspraak in de nalatenschap van erflater. De advocaat behartigt de belangen van klager in de afwikkeling van de nalatenschappen van beide ouders.

2.5       Op 8 juli 2022 heeft de notaris de advocaat van klager een brief gestuurd met daarin het volgende:
“Ten aanzien van de nalatenschap van mevrouw [A] kan ik heel kort zijn. Na haar overlijden op 15 november 2014 heeft haar echtgenoot, de heer [B] zich tot mij gewend. Hij heeft ervoor gekozen om in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder gebruik te maken van de rechten die het testament hem bood naast de veiligheid van de wettelijke verdeling. Hij heeft mij destijds ook verzocht om geen contact te leggen met zowel zijn zoon als zijn dochter over de afwikkeling. Aanvullend kan ik u berichten dat hij zo min mogelijk erfbelasting wilde betalen en dat hij voorts de mogelijkheid wenste open te houden om zijn beide kinderen gelijk te behandelen. Zijn idee was, wellicht kom het ooit nog goed tussen mijn zoon en mij. Het is mij bekend dat zowel uw cliënt, [klager] als mevrouw [C] bekend waren met het overlijden van hun moeder”.  

3. De klacht

3.1       Na het overlijden van erflater vernam klager dat de notaris op 7 maart 2016 een akte constatering wettelijke verdeling inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster heeft gepasseerd. Uit de akte blijkt dat alleen erflater als langstlevende partij was. Klager heeft geen kennis kunnen nemen van een concept of van een afschrift van de akte, terwijl hij belanghebbende is en hij samen met erflater en de zus als erfgenamen partij had moeten zijn. Door deze partijdige handelwijze van de notaris zijn de belangen van klager geschaad.

3.2       Tijdens de zitting heeft klager gesteld dat de notaris hem had moeten informeren, zodat hij na het overlijden van erflaatster een beroep had kunnen doen op zijn legitieme portie.

4. Het verweer

4.1       De notaris heeft zich afgevraagd of de klacht tijdig is ingediend en hij heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling van de ontvankelijkheid

5.1       In artikel 99, eenentwintigste lid, Wna is bepaald:

Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

5.2       Volgens vaste jurisprudentie neemt de vervaltermijn een aanvang zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is.

5.3       Verder blijkt uit relevante jurisprudentie en uit de wetsgeschiedenis dat de vervaltermijn strikt dient te worden toegepast. Ook is er op grond van artikel 99 lid 21 Wna geen plaats voor een belangenafweging. Dit is (onder meer) bevestigd in de uitspraak van 22 september 2020 van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2020:2405).

5.4       Uit het verweer van de notaris blijkt dat erflater klager in november 2014 op de hoogte heeft gesteld van het overlijden van erflaatster. Klager heeft dit niet weersproken. Op 4 december 2014 heeft de notaris zich laten inschrijven in het boedelregister als betrokken notaris, zodat klager en de zus ervan op de hoogte konden zijn wie als notaris betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Toen klager in de periode daarna niets van erflater danwel de notaris vernam, had het op zijn weg gelegen om in contact met hen te treden en te vragen om informatie over de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap. De klachttermijn is in ieder geval gaan lopen vanaf 4 december 2014, omdat vanaf dat moment klager redelijkerwijs kennis kon nemen van het handelen en of nalaten van de notaris. Omdat de klacht is ingekomen op 29 september 2022 komt de Kamer tot de conclusie dat de klacht te laat is ingediend. De Kamer zal daarom klager niet-ontvankelijk verklaren.

5.5       Daarbij merkt de Kamer nog op dat de notaris tijdens de zitting heeft toegeven dat hij klager als erfgenaam had moeten informeren over de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster en dat hij de keuze om klager wel of niet te informeren niet bij erflater had moeten leggen.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart voorzitter, R.R. Roukema en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.