ECLI:NL:TNORARL:2024:6 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/424009 KL RK 23-86

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2024:6
Datum uitspraak: 16-02-2024
Datum publicatie: 07-03-2024
Zaaknummer(s): C/05/424009 KL RK 23-86
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over de vrije wilsvorming/wilsonbekwaamheid van erflater. Klacht ongegrond. De kamer heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de notaris, waaruit volgt dat zij voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater, dat zij geen aanleiding had aan die wilsbekwaamheid te twijfelen en dat haar van ongewenste beïnvloeding door de partner van erflater ook niet is gebleken.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/424009 / KL RK 23-86

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ klaagster ],

wonende te [ plaats ],

gemachtigde: mr. K.G.A.C. Scheper, advocaat te ´s Hertogenbosch,

tegen

[ de toegevoegd notaris ],

toegevoegd notaris te [ plaats ],

gemachtigde: mr. M.C.J. Höfelt, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift met bijlagen van 11 augustus 2023;
  • het op 13 november 2023 ingekomen verweerschrift.

1.2.      De kamer heeft de klacht mondeling behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2024. Klager was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De notaris was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen.

2.          De feiten

2.1.      Bij akte van 7 oktober 2016 heeft de notaris het testament gepasseerd van de vader van klaagster, de heer [ naam ] (hierna: erflater), toen 85 jaar oud.

2.2.      Klaagster en haar broer, de heer [ naam ], zijn kinderen uit het eerste huwelijk van erflater. In voornoemd testament heeft erflater uitdrukkelijk bepaald dat hij hen niet tot erfgenamen benoemt. Aan beiden heeft hij een bedrag gelegateerd ter grootte van de legitieme portie, opeisbaar zes maanden na het overlijden van de (tweede) echtgenote van erflater, mevrouw [ A ] (hierna: de partner van erflater). Uit dit tweede huwelijk

(voltrokken op 4 juni 1976) is één dochter geboren. Erflater heeft zijn partner tot executeur benoemd.

2.3.      Erflater is op 5 september 2022 overleden.

2.4.      Bij e-mail van 21 november 2022 heeft klaagster vragen gesteld over de totstandkoming van het testament.

2.5.      Bij brief van 30 december 2022 heeft de notaris geantwoord:

“Uit mijn aantekeningen blijkt dat op 2 september 2016 het eerste gesprek op kantoor met uw vader heeft plaatsgevonden. Daaraan voorafgaand heeft mijn (oud-)collega, kandidaat-notaris mr. [ K ], telefonisch contact gehad met mevrouw [ A ]  voor het maken/inplannen van de afspraak. Bij de bespreking op kantoor waren mevrouw [ K ] en ik samen aanwezig. Op 19 september 2016 heeft een tweede bespreking met mij plaatsgevonden, eveneens in het bijzijn van mevrouw [ K ]. Naar aanleiding van die bespreking is op 27 september het eerste concept van het testament aan uw vader toegestuurd.
Op 3 oktober heeft de bespreking van het concept plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze bespreking heb ik op 4 oktober een gewijzigd concept gezonden. Bij dit concept heb ik ook een berekening gemaakt waaruit blijkt hoeveel vermogen na overlijden bij de betreffende verkrijgers terecht zou komen en hoeveel erfbelasting er zou zijn verschuldigd. Er is toen dus uitgerekend hoeveel ongeveer aan u zou toekomen. Vervolgens is de akte op 7 oktober getekend. 
Voor de goede orde merk ik nog op dat ik na 27september2016 de conceptakten tweemaal heb gewijzigd, maar dat deze wijzigingen slechts details en aanvullingen betroffen en geen directe betrekking hadden op uw onterving.

Het al dan niet volgen van het protocol wilsbekwaamheid

Uit mijn aantekeningen blijkt niet dat door mevrouw [ K ] en/of mij is getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van uw vader. Verder herinner ik mij uw vader nog en kan ik mij enige twijfel ook niet herinneren.

Ik heb uw vader dus vier keer gezien en deze gesprekken hebben noch bij mij noch bij mijn collega, mevrouw [ K ], aanleiding gegeven om te twijfelen aan uw vaders wilsbekwaamheid. Het eerste gesprek was oriënterend van aard, in de drie daaropvolgende gesprekken was uw vader consistent in zijn wensen. Hij kon zijn wil onafhankelijk en in eigen bewoordingen verklaren. Mocht dat anders zijn geweest dan had ik aanleiding gehad om hem bijvoorbeeld apart te spreken. Nu was daar geen aanleiding voor en heb ik het echtpaar gezamenlijk gesproken.”

2.6.      Bij e-mail van 19 april 2023 heeft (de advocaat van) klaagster nadere vragen aan de  notaris gesteld, onder meer over de wijze waarop de notaris onderzoek heeft gedaan naar de vrije wilsvorming/wilsbekwaamheid van erflater. Bij brief van 30 mei 2023 heeft de notaris daarop gereageerd.

3.          De klacht

3.1.      Klaagster verwijt de notaris:

  1. onzorgvuldig handelen;
  2. onvoldoende onderzoek naar en/of borgen van de onafhankelijke vrije wilsvorming van erflater;
  3. het nalaten om zich op toereikende wijze te overtuigen van de wilsbekwaamheid van erflater, hoewel daarvoor indicatoren aanwezig waren;
  4. beschadiging van het vertrouwen in het notariaat;
  5. beschadiging van het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de notaris.

3.2.      Het standpunt van klaagster wordt - voor zover van belang – hierna, in de beoordeling besproken.

4.          Het verweer

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt - voor zover van belang - in de beoordeling besproken.

5.          De beoordeling

5.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij

daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

5.2.      De kamer gaat in de beoordeling uitsluitend in op de klachtonderdelen B en C.
Met de notaris is de kamer van oordeel dat de klachtonderdelen D en E geen zelfstandige grondslag hebben. Dat geldt ook voor klachtonderdeel A.

In de klachtonderdelen B en C zet klaagster immers uiteen waaruit het beweerde onzorgvuldig handelen van de notaris (klachtonderdeel A) bestaat en in de klachtonderdelen D en E beschrijft zij het gevolg van het beweerde onzorgvuldig handelen.

De kamer ziet verder aanleiding voor een gezamenlijke behandeling van klachtonderdelen B en C.

5.3.      Klaagster heeft aan de klachtonderdelen B en C het volgende ten grondslag gelegd:

Er waren omstandigheden aanwezig die de notaris alert hadden moeten maken op mogelijke beïnvloeding van erflater door zijn partner:

- de partner van erflater heeft het initiatief genomen voor een afspraak met de notaris;
- de partner van erflater heeft een direct belang, omdat: het testament haar en haar dochter bevoordeelt ten nadele 
  van de kinderen uit het eerste huwelijk van erflater;
- er is sprake van een stiefoudersituatie;
- het testament heeft ingrijpende gevolgen, in het bijzonder de onterving van klaagster en haar broer;
- de hoge leeftijd van erflater, zijn slechte gehoor en het leeftijdsverschil (11 jaar) tussen erflater en zijn partner.

Gelet op deze omstandigheden was er voor de notaris alle reden om het testament op enig moment met erflater te bespreken buiten aanwezigheid van zijn partner. Ook heeft de notaris nagelaten om zich te overtuigen van de wilsbekwaamheid van erflater, terwijl sprake was van in het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening van april 2013 (hierna: het Stappenplan) genoemde indicatoren. Door dat niet te doen heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld, aldus klaagster.

5.4.      Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. De notaris moet hierbij de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking. Ook heeft een notaris de verantwoordelijkheid te waken voor de vrije en onafhankelijke wilsvorming.

5.5.      De notaris heeft aangevoerd dat zij erflater in een periode van vijf weken vier keer tijdens besprekingen op haar kantoor en één keer telefonisch heeft gesproken.
De besprekingen betroffen zowel het testament van erflater als dat van zijn partner. Het waren uitvoerige besprekingen. Tijdens al deze besprekingen was erflater duidelijk en consequent in zijn wensen, die verklaarbaar en niet ongebruikelijk waren. De notaris heeft steeds geverifieerd en uitdrukkelijk getoetst of erflater hoorde en begreep wat de gevolgen van het testament voor alle kinderen waren. Voorafgaand aan het passeren op 7 oktober 2016 heeft zij het testament integraal met erflater doorgenomen.
Tijdens de besprekingen heeft de notaris erflater testvragen gesteld over de leeftijd en/of de namen van de kinderen van erflater.

Er was weliswaar een leeftijdsverschil van 11 jaar tussen erflater en zijn partner, maar zij waren op dat moment al 40 jaar getrouwd. Van druk op erflater is de notaris niet gebleken; ondanks het leeftijdsverschil heeft de notaris een man met een bepaalde autoriteit en “standing” waargenomen, die goed begreep wat hem werd voorgehouden, daar waar nodig vragen stelde en die wist wat hij wilde. Het beeld dat klaagster schetst van erflater op 91-jarige leeftijd, in 2022, van ‘een kwetsbare oude man’, is niet het beeld dat de notaris tijdens de besprekingen in 2016 heeft waargenomen. Erflater was duidelijk, consequent en ondubbelzinnig in zijn beslissingen met betrekking tot de vererving van zijn nalatenschap, aldus de notaris.

5.6.      De kamer heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de notaris, waaruit volgt dat zij voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater, dat zij geen aanleiding had aan die wilsbekwaamheid te twijfelen en dat haar van ongewenste beïnvloeding door de partner van erflater ook niet is gebleken.

5.7.      Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.          De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mr. T.P. Hoekstra,
mr. J.A.H. Bruggemann, mr. M.R.H. Goossens en mr. J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.   

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.