ECLI:NL:TNORARL:2024:30 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/425651 KL RK 23-106

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2024:30
Datum uitspraak: 31-07-2024
Datum publicatie: 09-08-2024
Zaaknummer(s): C/05/425651 KL RK 23-106
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat zij partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afhandeling van de nalatenschap van zijn vader. Klager vindt dat de notaris zich in deze schuldig heeft gemaakt aan algeheel wanpresteren. De notaris heeft de stichting voor haar in de plaats laten stellen als executeur.Er is geen sprake van (kennelijke) niet-ontvankelijkheid, omdat de klacht voldoende duidelijk is en de notaris zich hiertegen voldoende heeft kunnen verweren.Het tuchtrecht is, ondanks de indeplaatsstelling van de stichting, van toepassing op de notaris. Haar handelen als bestuurder van de stichting houdt voldoende verband met haar hoedanigheid van notaris.Het is de kamer niet aannemelijk geworden dat de notaris in strijd met de door de wet vereiste onpartijdigheid en onzorgvuldigheid heeft gehandeld, dit geldt ook voor het algehele wanpresteren van de notaris. De kamer kan, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, niet vaststellen dat de notaris fouten heeft gemaakt in de afwikkeling van de nalatenschap van vader, dan wel dat zij enkel in het voordeel van partner heeft gehandeld hierin en (dus) klager heeft benadeeld. Bovendien was er gedurende het grootste deel van de tijd een advocaat bij klager betrokken, welk gegeven de zorgplicht van de notaris jegens klager ook anders inkleurt.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/425651 / KL RK 23-106

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam klager],

[woonplaats klager]

klager

tegen

[naam notaris],

[vestigingsplaats notaris]

gemachtigde [naam gemachtigde]

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 19 september 2023;
  • het verweer van 8 december 2023;
  • de mededeling dat klager zijn klacht niet heeft ingetrokken naar aanleiding van het gevoerde voorzittersgesprek op 26 maart 2024;
  • de door klager ingediende aanvullende stukken van 18 juni 2024;
  • de pleitaantekeningen van klager zoals overgelegd ter zitting van 28 juni 2024, klager heeft van deze aantekeningen enkel de dikgedrukte stukken voorgehouden en de nieuwe bijlagen zijn niet toegestaan;
  • de pleitaantekeningen van mr. Van Oijen zoals overgelegd en voorgedragen ter zitting van 28 juni 2024.

1.2. De klachtzaak is ter zitting van 28 juni 2024 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris met haar gemachtigde anderzijds.

2. De feiten

2.1. De vader van klager (hierna: vader) is overleden op [datum overlijden vader]. De broer van klager (hierna: broer) is overleden in [maand overlijden broer].

2.2. Vader heeft in zijn testament de notaris aangewezen als executeur. De notaris heeft bij akte van [datum akte] [naam stichting] (hierna: de stichting) voor haar in de plaats laten stellen als executeur.

2.3. Op verzoek van de partner van vader (hierna: partner) heeft de notaris met haar en klager een eerste gesprek gevoerd op haar kantoor om kennis te maken en om te spreken over de feitelijke situatie voor wat betreft de nalatenschap van vader.

2.4. Vanaf december 2020 had klager een advocaat ingeschakeld om hem bij te staan in de afhandeling van de nalatenschap van vader.

2.5. Vader had een woning in [plaats woning], alwaar broer woonde. Vader heeft deze woning na het overlijden van broer verkocht op [verkoopdatum woning]. Op de dag van zijn eigen (plotselinge) overlijden heeft vader zich op het adres van partner ingeschreven.

2.6. Vader en partner hadden een samenlevingscontract. In dit contract zijn onder meer afspraken gemaakt over de verdeling van de waarde van de woning en er is een verblijvingsbeding opgenomen ten aanzien van de inboedelgoederen van vader en partner. Dit contract was van kracht ten tijde van het overlijden van vader.

2.7. Partner heeft een beroep gedaan op dit verblijvingsbeding. Enkel de waarde van de inboedelgoederen van vader en partner vallen daarom in de nalatenschap van vader. In de garagebox onder het flatgebouw van de flats waar partner woont, stonden spullen uit de woning die door broer werd bewoond. Deze goederen vallen niet onder het verblijvingsbeding. Deze goederen vallen – als nalatenschap van broer – volledig in de nalatenschap van vader. Klager en partner hebben deze garagebox samen leeggeruimd.

2.8. Zowel klager als partner hebben van de notaris op hun verzoek reeds een voorschot uit de nalatenschap van vader ontvangen.

2.9. Op [datum ontslag executeur] is aan de stichting op haar verzoek ontslag verleend als executeur in de nalatenschap van vader.

3. De klacht en het verweer

3.1. Klager verwijt de notaris dat zij partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afhandeling van de nalatenschap van vader. De klacht is na het voorzittersgesprek op verzoek van de voorzitter samengevat in de volgende onderdelen. De kamer houdt deze klachtonderdelen als meest wezenlijk ter behandeling van de klacht aan. De onderdelen luiden als volgt:

1. In de ogen van klager is de notaris oneerlijk en partijdig opgetreden, is zij extreem nalatig geweest onder andere wat betreft inventaris, beheer, informatievoorziening en verslaglegging, en heeft zij haar bevoegdheden overschreden door onder andere partner te adviseren, de verdeling te bepalen, en zich tegen ieders wil in zonder respect te bemoeien met de nalatenschap van een dood kind en zijn moeder proberen buiten te sluiten.

2. Het gebrek aan tact, zorgvuldigheid, duidelijkheid, en het niet nakomen van beloftes, ronduit liegen, ontkennen en verdraaien van feiten geven voor klager aan dat eer en aanzien voor de notaris lege begrippen zijn en dat zij als persoon totaal ongeschikt is voor dit ambt, of voor welke rol dan ook binnen justitie.

3.2. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Formele verweren

Kennelijk niet-ontvankelijk

4.1. De notaris stelt allereerst dat de klacht (kennelijk) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende duidelijk is omschreven en de gronden waarop de klacht berust niet afdoende met bewijsstukken zijn onderbouwd.

4.2. De kamer verwerpt dit verweer, nu uit de schriftelijke stukken en het verhandelde ter zitting voldoende duidelijk is geworden waar de klacht op ziet. De notaris heeft zich hier, naar het oordeel van de kamer, ook voldoende tegen kunnen verweren.

De stichting als executeur

4.3. De notaris stelt verder dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat klager zich over het handelen van de notaris als executeur beklaagt. De notaris is echter niet de executeur in de nalatenschap van vader, maar dat is de stichting. De notaris, die in deze handelt als bestuurder van de stichting, valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Het handelen van de notaris houdt immers te weinig verband met haar hoedanigheid als notaris.

4.4. De kamer overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat een notaris enkel tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor het handelen in een andere hoedanigheid dan notaris, als dit handelen nog voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris. Naarmate het handelen minder verband houdt met de hoedanigheid van notaris, moet dit handelen van grotere ernst zijn om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat eventueel tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld door de notaris.

4.5. De kamer vindt dat het handelen van de notaris in onderhavige zaak in haar hoedanigheid als bestuurder van de stichting evident voldoende verband houdt met de hoedanigheid van notaris. De aard van de werkzaamheden die onder de vlag van de stichting door de notaris zelf werden uitgevoerd, vloeien voort uit haar beroep als notaris. Zo trad zij ook naar buiten. Bijvoorbeeld gebruikte de notaris telkens hetzelfde briefpapier als wanneer zij wel sec als notaris zou handelen. Dat zij handelde in twee verschillende hoedanigheden was voor klager dan ook nauwelijks te onderscheiden.

4.6. De kamer verwerpt het verweer en stelt vast dat het notarieel tuchtrecht op het handelen van de notaris van toepassing is.

De beoordeling van de klacht

Beoordelingskader

4.7. Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Inhoudelijke beoordeling

4.8. Op grond van artikel 17 lid 1 Wna oefent de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uit en behartigt hij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

4.9. De kamer overweegt als volgt. Vaststaat dat de notaris executeurswerkzaamheden heeft verricht in de nalatenschap van vader. De erfgenamen van deze nalatenschap zijn klager en partner. De notaris heeft het eerste gesprek met zowel partner als klager gevoerd ter kennismaking, maar ook ter bespreking van de indeplaatsstelling van de stichting en de geldigheid van het samenlevingscontract van partner en vader. Het tweede gesprek vond vervolgens enkel met partner plaats, nu klager verhinderd was om hierbij aanwezig te zijn.

4.10. Naar de kamer op zitting heeft begrepen is de kern van de klacht dat de notaris partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld in de afwikkeling van de nalatenschap van vader. Klager stelt daardoor benadeeld te zijn. Klager beroept zich erop dat de notaris alleen maar met partner heeft gecommuniceerd en dat zij zich enkel heeft geconformeerd aan de wensen van partner in de afhandeling van de nalatenschap van vader. De notaris is volgens klager bevriend met partner. Dit heeft er in geresulteerd dat de nalatenschap van vader enkel in het voordeel van partner is afgewikkeld. Tenslotte heeft de notaris zich ten onrechte gemengd in de afwikkeling van de nalatenschap van broer.

4.11. De notaris heeft de stellingen van klager gemotiveerd weersproken. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd het volgende verklaard. De notaris kent partner enkel uit professioneel oogpunt, nu zij sporadisch bij de notaris kwam met vragen over bijvoorbeeld een wijziging van de statuten van een stichting waarin zij betrokken was als vrijwilligster. De afwikkeling van de nalatenschap van vader bleek allesbehalve eenvoudig vanwege onder meer het volgende. Vader heeft zich op de dag van zijn overlijden nog op het adres van partner ingeschreven, het was niet zeker of het samenlevingscontract tussen partner en vader ten tijde van zijn overlijden van kracht was en er was sprake van een slechte verhouding tussen de erfgenamen. De spullen behorende tot de nalatenschap van broer, en daarmee tot de nalatenschap van vader, stonden in de garagebox en die is door partner en klager samen leeggehaald. Klager heeft hier, zo begreep de notaris althans, de spullen gekregen die hij graag wilde hebben.

4.12. De notaris heeft verder verklaard dat het juist is dat zij in deze periode veel heeft gecommuniceerd met de partner van vader. De wensen die partner bij haar kenbaar heeft gemaakt heeft zij doorgegeven aan klager met het verzoek hierop te reageren. Een reactie van klager op dergelijke verzoeken bleef echter uit. De notaris stelt haar rol in de afwikkeling van de nalatenschap van vader en de bijbehorende werkwijze volledig te hebben uitgelegd aan de destijds bij klager betrokken advocaat en opvolgende advocaten.

4.13. De kamer overweegt op grond van het voorgaande dat de stelling van klager, dat de notaris in strijd met de door de wet vereiste onpartijdigheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld, en het ook overigens door klager geduide in feite geheel wanpresteren, niet aannemelijk is geworden. Het is duidelijk dat klager zeer gegriefd is door de wijze waarop de nalatenschap is beheerd. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting kan de kamer echter niet vaststellen dat de notaris fouten heeft gemaakt in de afhandeling van de nalatenschap van vader, dan wel dat zij enkel in het voordeel van partner heeft gehandeld hierin en (dus) klager heeft benadeeld. Het lijkt er veeleer op dat klager bepaalde door hem als oneerlijk ervaren handelingen van partner toeschrijft aan de notaris. Verder ontstaat de indruk dat klager een aantal in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap benodigde handelingen en voorgelegde keuzes niet heeft begrepen.

4.14. Wat dat laatste betreft overweegt de kamer dat bij klager gedurende het grootste deel van de tijd waarin de afwikkeling van de nalatenschap van vader heeft plaatsgevonden een advocaat betrokken was. De notaris mocht erop vertrouwen dat informatie gericht aan deze advocaat ook klager bereikte en dat deze informatie door die advocaat waar nodig ook behoorlijk zou worden toegelicht naar klager. Met andere woorden, dat klager voldoende begreep of moest begrijpen van de procedure en zijn daarbij behorende rechten en plichten. De zorgplicht van de notaris wordt door de betrokkenheid van een advocaat ook anders ingekleurd. De kamer kan niet vaststellen dat de notaris niet aan haar informatie- of zorgplicht jegens klager heeft voldaan.

4.15. De klacht wordt op grond van het voorgaande ongegrond verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. A.E. Zweers en mr. J.A.H. Bruggemann, leden, en in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.