ECLI:NL:TNORARL:2024:10 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/421296 KL RK 23-62

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2024:10
Datum uitspraak: 13-03-2024
Datum publicatie: 18-03-2024
Zaaknummer(s): C/05/421296 KL RK 23-62
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De notaris is op 8 augustus 2018 benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster. Klager verwijt de notaris dat hij niet reageert naar klager en zijn taken als vereffenaar niet uitvoert. De kamer is van oordeel dat de notaris de vereffening van de nalatenschap niet voortvarend adequaat en kundig heeft opgepakt. De notaris geeft geen inzicht in welke werkzaamheden hij als vereffenaar heeft uitgevoerd. De kamer acht de maatregel van berisping passend omdat na de behandeling van de eerste klacht de notaris de communicatie naar klager niet heeft verbeterd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/421296 / KL RK 23-62

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[klager],

wonende te [plaats]

klager,

tegen

mr. [notaris],

notaris te [plaats]

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

 

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klacht, van 22 juni 2023;

- het verweer van de notaris met bijlagen, van 6 september 2023.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 29 januari 2024 behandeld, waarbij zijn verschenen klager en de notaris.

2.         De feiten

2.1.      Klager is de zoon van [erflaatster] (hierna: erflaatster). Zij is overleden op 12 juni 2016. Zij liet vier afstammelingen na, te weten klager, de heer [broer 1], de heer [broer 2] en de heer [[broer 3]. De heer [broer 2] is op 22 april 2008 (voor)overleden.

2.2.      Erflaatster heeft op 31 mei 2013 een testament doen opmaken. In dat testament zijn klager en zijn broer [broer 1] onterfd en is aan hen toegekend een legaat ter grootte van de legitieme portie. De broer [broer 3] is benoemd tot enig erfgenaam en executeur.

2.3.      De notaris is op 8 augustus 2018 benoemd tot vereffenaar.

2.4.      Klager heeft op 6 januari 2022 een klacht ingediend bij de kamer over de notaris. Deze klacht is na de mondelinge behandeling op 8 april 2022 ingetrokken door klager op

19 april 2022.

2.5.      Door de rechtbank Amsterdam is op 28 december 2022 uitspraak gedaan waarin de vordering van klager om het testament van 31 mei 2013 nietig te verklaren is afgewezen. Door klager is hier hoger beroep tegen ingesteld.

2.6.      Klager heeft in juni 2023 een verzoek tot ontslag van de vereffenaar ingediend bij de rechtbank. Dit verzoek wordt eind februari/begin maart 2024 op zitting behandeld.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klager verwijt de notaris dat hij niet reageert naar klager en zijn taken als vereffenaar niet uitvoert. Klager verzoekt om de notaris te ontheffen van zijn benoeming als vereffenaar en om hem ernstig te berispen wegens niet- functioneren.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Toetsnorm

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.      Notarissen kunnen ook tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor hun handelen in een andere hoedanigheid dan notaris. Dat handelen moet dan voldoende verband houden met hun hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. De klacht heeft betrekking op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Naar het oordeel van de kamer houden de gedragingen van een vereffenaar voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de notaris zich ook voor zijn handelen als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden.

4.3.      Bij de beoordeling van deze klacht stelt de kamer voorop dat van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van (onder meer) de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt. Vast staat dat de notaris sinds 8 augustus 2018 bij de nalatenschap betrokken is als vereffenaar. Een vereffenaar heeft diverse wettelijke verplichtingen. Zo moet hij de nalatenschap als een goed vereffenaar beheren en vereffenen. Ook moet de vereffenaar met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken waarin de schulden van de nalatenschap in de vorm van een voorlopige staat zijn opgenomen (artikel 4:211 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek). Verder moet de vereffenaar (onder meer) een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst opstellen (artikel 4:218 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek).

4.4.      De kamer zal de handelwijze van de notaris aan de genoemde (wettelijke) normen toetsen.

Standpunt klager

4.5.      Volgens klager onderneemt de notaris geen enkele actie om te komen tot een afwikkeling van de nalatenschap, hij voert zijn taken als vereffenaar niet uit. Klager geeft aan dat de notaris naar eigen zeggen de volgende taken zou uitvoeren: benoeming bekendmaken, schuldeisers oproepen, boedelbeschrijving maken, lijst van vorderingen en aanspraken maken, goederen verkopen om schulden te betalen, rekening en verantwoording en uitdelingslijst maken, vorderingen aan schuldeisers voldoen, overschot nalatenschap afgeven aan erfgenamen. De notaris heeft geen van deze taken volledig uitgevoerd. Verder informeert de notaris klager ook niet over welke werkzaamheden hij uitvoert en reageert hij niet op e-mails en telefoon van klager.

Standpunt notaris

4.6.      De notaris heeft aangevoerd dat hij zijn werkzaamheden naar eer en geweten doet. Hij reageert altijd op e-mails van klager binnen 24 uur, het standpunt van klager dat hij niet communiceert, klopt dus niet. De boedelbeschrijving is al wel opgesteld maar nog niet ter inzage neergelegd. Doordat de broer enig erfgenaam is, is de boedelbeschrijving heel simpel. Het enige dat op de boedelbeschrijving staat is het saldo op de ING-rekening van erflaatster. De notaris heeft in november 2019 met de rechter-commissaris afgesproken om de procedure over de nietigverklaring van het testament af te wachten. Toen hij op de hoogte was van het vonnis van 28 december 2022 heeft hij daarom de rechter-commissaris aangeschreven om de boedelbeschrijving en de verdere afwikkeling te bespreken. Maar omdat klager aangaf dat hij een verzoek om ontheffing ging indienen heeft de notaris dat gesprek afgezegd. Hij heeft daarna nog wel werkzaamheden als vereffenaar uitgevoerd.

Beoordeling kamer

4.7.      De kamer merkt allereerst op dat zij de notaris niet kan ontheffen van zijn functie als vereffenaar. Daarvoor dient klager een procedure te starten bij de rechtbank, zoals hij inmiddels ook gedaan heeft.

4.8.      De kamer is van oordeel dat de notaris de vereffening van de nalatenschap niet voortvarend, adequaat en kundig heeft opgepakt. Daarbij speelt het volgende een rol. De notaris geeft geen inzicht in welke werkzaamheden hij als vereffenaar heeft uitgevoerd. Hierdoor is het voor zowel klager als voor de kamer onduidelijk wat de stand van zaken is van de vereffening. Van een vereffenaar wordt verwacht dat ook als hij geen werkzaamheden kan uitvoeren dat hij dat communiceert naar klager. Doordat de notaris geen inzicht geeft in zijn werkzaamheden is er bij klager veel onduidelijkheid ontstaan. Hoewel de notaris wel reageert op e-mails van klager, geeft hij daarmee nog geen inzicht in wat hij doet. Daardoor is er sprake van een gebrekkige communicatie met klager. De notaris heeft er ook na de eerder behandelde klacht geen blijk van gegeven dat hij zijn handelswijze op dit punt moet verbeteren. Terwijl dit toen wel uitvoerig is besproken.

4.9.      Over de boedelbeschrijving heeft klager aangegeven dat ten tijde van het overlijden van erflaatster veel meer tot de boedel behoorde dan alleen een bankrekening bij de ING. Dat de notaris twee en een halfjaar na het overlijden van erflaatster is benoemd tot vereffenaar, ontslaat hem niet van de verplichting om te onderzoeken wat de omvang van de boedel was in juni 2016. De notaris heeft geen inzage gegeven dat hij dit ook heeft onderzocht. Zoals eerder overwogen, moet zo’n boedelbeschrijving op grond van artikel 4:211 lid 3 BW met bekwame spoed worden opgesteld en ter griffie van de rechtbank worden neergelegd, ter inzage van de erfgenamen en de schuldeisers. Daar heeft de notaris tot op heden niet aan voldaan. Dat de notaris de boedelbeschrijving met de rechter-commissaris wil bespreken, is geen reden om de (voorlopige) boedelbeschrijving niet alvast ter inzage neer te leggen. Een vereffenaar is immers niet afhankelijk van de rechter-commissaris voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De notaris toont ook geen voortvarendheid in het bespreken van de nalatenschap met de rechter-commissaris nu hij de afspraak zelf begin maart 2023 heeft afgezegd en daarna geen actie heeft ondernomen om een nieuwe afspraak te maken.

Maatregel

4.10.    Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke maatregel. De kamer overweegt als volgt.

4.11.    De gegronde klacht ziet op uit de Wna en daaraan gerelateerde regelgeving voortvloeiende kernwaarden in het notariaat zoals (de grootst mogelijke) zorgvuldigheid. Omdat bij de behandeling van de eerste klacht al is besproken dat de communicatie gebrekkig is en de notaris dit daarna niet verbeterd heeft, acht de kamer de maatregel van berisping passend.

Terugbetaling griffierecht

4.12.    Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.

Kostenveroordeling

Ten behoeve van klager

4.13.    De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

4.14.    De notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Ten behoeve van de kamer

4.15.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.16.    Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris op de maatregel van berisping;

- bepaalt dat de notaris gehouden is het griffierecht van € 50,- aan klager te vergoeden op de wijze en binnen de
  termijn als hiervóór onder 4.14 bepaald;

- bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten van klager, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, te voldoen op de wijze
  en binnen de termijn als hiervóór onder 4.14 bepaald;

- bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,- te betalen op de wijze en binnen de termijn als bepaald onder 4.15.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.E. Zweers, voorzitter, L.T. de Jonge en C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.