ECLI:NL:TNORARL:2024:1 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/412055 KL RK 22-152

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2024:1
Datum uitspraak: 04-01-2024
Datum publicatie: 22-02-2024
Zaaknummer(s): C/05/412055 KL RK 22-152
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Financieel toezicht BFT
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De notaris heeft zijn privé jaargegevens over het boekjaar 2021 niet (tijdig) ingediend bij het BFT. De notaris heeft daarmee in strijd gehandeld met artikel 24 lid 4 Wna juncto artikel 2 lid 2 Regeling op het Notarisambt en artikel 5:20 Awb. Er is sprake van recidive. Klacht is gegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/412055 / KL RK 22-152 

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: mr. Wisse,

tegen

mr. [naam]

notaris te [woonplaats],

verweerder,

gemachtigde: mr. E. Melis.

Partijen worden hierna het BFT en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het BFT heeft bij brief van 24 november 2022 een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 25 november 2022 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2       De notaris heeft niet op de klacht gereageerd.

1.3       De klachtzaak is ter zitting van 27 maart 2023 behandeld. Daarbij zijn mr. Wisse en Mooijekind, namens het BFT, en de notaris verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

1.4       De procedure is vervolgens in overleg met partijen aangehouden tot medio september 2023.

1.5       Op 15 september 2023 heeft het BFT de kamer geïnformeerd over de stand van zaken, waarna er een nieuwe mondelinge behandeling is gepland.

1.6       Het BFT heeft de voorzitter van de kamer bij brief van 25 september 2023 voorgesteld om aan de notaris, in afwachting van het verdere verloop van deze klachtprocedure, een ordemaatregel op te leggen op grond van artikel 106 Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Op 6 oktober 2023 heeft de notaris zijn zienswijze ingediend en op 17 oktober 2023 heeft het BFT een reactie ingediend. Deze zaak, bekend onder zaaknummer C/05/425376 / KL RK 23-100, is ter zitting van 24 oktober 2023 behandeld, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt door de secretaris. De voorzitter heeft besloten om geen ordemaatregel op te leggen, hetgeen aan partijen op de mondelinge behandeling en per brief van 26 oktober 2023 is medegedeeld.

1.7       De klachtzaak is ter zitting van 15 december 2023 verder behandeld, waarbij zijn verschenen mr. Wisse, namens het BFT, de notaris en zijn gemachtigde. Ook waren de zakenpartner van klager en de compagnon van klager als belangstellenden ter zitting aanwezig.

1.8       Bij e-mail van 14 december 2023 om 10:41 uur heeft de gemachtigde van de notaris nog twee aanvullende stukken, zijnde een brief en een liquiditeitsbegroting, overgelegd.

De kamer heeft deze nadere stukken geaccepteerd zodat deze onderdeel uitmaken van het procesdossier. Later op dezelfde dag heeft de gemachtigde van de notaris nog een vijftal aanvullende stukken per e-mail toegestuurd. Omdat het BFT deze stukken niet heeft ontvangen en gezien voor de mondelinge behandeling zijn deze stukken niet toegelaten en maken deze geen onderdeel uit van het procesdossier.

2.         De feiten

2.1       De notaris heeft de privé jaargegevens over het boekjaar 2018 niet tijdig bij het BFT ingediend.

2.2       Het BFT heeft op 22 april 2021 een klacht ingediend bij de kamer omdat de notaris ook de privé jaargegevens over de boekjaren 2019 en 2020 niet tijdig bij het BFT heeft ingediend. Deze zaak, bekend onder zaaknummer C/05/387401/ KL RK 21-69, is ter zitting van 10 september 2021 behandeld. Op die mondelinge behandeling heeft het BFT de klacht ingetrokken omdat de notaris heeft toegezegd de privé jaargegevens alsnog in te dienen. De notaris heeft die toezegging op 14 oktober 2021 gestand gedaan. 

2.3       De notaris heeft de privéjaargegevens over het boekjaar 2021 eveneens niet tijdig bij het BFT ingediend.

2.4       Het BFT is daarom op of omstreeks 7 juni 2022 een handhavingstraject gestart, bestaande uit onder meer het versturen van een waarschuwingsbrief, het besluit opleggen van een dwangsom en het versturen van een invorderingsbeschikking.

2.5       Daarnaast heeft het BFT op 5 september 2022 een informeel gesprek met de notaris gevoerd. Gebleken is dat de notaris kampt met privéomstandigheden die invloed (kunnen) hebben (gehad) op de financiële positie van de notaris in privé en dat de afgelopen jaren sprake was van een negatieve liquiditeitspositie van de notaris in privé. Verder is gebleken dat de jaargegevens over het boekjaar 2021 van het notariskantoor van de notaris wel tijdig zijn ingediend en dat de liquiditeitspositie van het notariskantoor positief is.

3.         De klacht en het verweer

3.1       Het BFT verwijt de notaris dat hij zijn privé jaargegevens over het boekjaar 2021 niet (tijdig) bij het BFT heeft ingediend. Daarmee handelt de notaris in strijd met artikel 24 lid 4 Wna juncto artikel 2 lid 2 Regeling op het Notarisambt en artikel 5:20 Awb.

3.2       Op de toelichting op de klacht door het BFT en het verweer daartegen van de notaris zal de kamer hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1       Toetsingskader

Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2       Niet tijdige indiening privé jaargegevens

4.2.1    De notaris heeft erkend dat hij, ondanks toezeggingen daartoe, niet heeft voldaan aan zijn verplichting tijdig zijn privé jaargegevens over het boekjaar 2021 bij het BFT in te dienen. Daarmee staat vast dat de notaris in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 24 lid 4 Wna juncto artikel 2 lid 2 Regeling op het Notarisambt en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. De klacht is dan ook gegrond en hierop past in beginsel een tuchtrechtelijke sanctie.

4.2.2    Zowel de notaris als het BFT hebben ter zitting bepleit, gelet op de omstandigheden van het geval, geen tuchtrechtelijke maatregel aan de notaris op te leggen. 

4.2.3    Daartoe wijzen de notaris en het BFT op de persoonlijke problematiek waarmee de notaris al jaren kampt en die de oorzaak is geweest voor het te laat indienen van de privé jaargegevens. Daarnaast is sprake van financiële problematiek. De notaris heeft aangevoerd dat hij voor de aanwezige problematiek thans de hulp van derden heeft ingeschakeld. Zo wordt er gekeken naar het (buitensporige) uitgavenpatroon en is de financiële administratie van de notaris uit handen gegeven aan de boekhouder en de compagnon van de notaris. Hiermee wordt geprobeerd recidive te voorkomen. Bovendien zijn de privé jaargegevens over het boekjaar 2021 en 2022 ingediend en liggen de cijfers over het boekjaar 2023 klaar om ingediend te worden, aldus de notaris.

4.2.4    Het BFT heeft daarnaast als dragende overweging voor het achterwege laten van een maatregel genoemd dat de notaris enkel een financiële administratieve verplichting heeft geschonden en de wet daarin reeds voorziet in het opleggen van een boete.

4.3       De maatregel

4.3.1    De kamer stelt voorop dat de notaris thans op de goede weg zit om de hiervoor geschetste problematiek aan te pakken en te verhelpen. Toch kan in dit geval een tuchtrechtelijke maatregel niet achterwege worden gelaten. Daartoe is het volgende van belang. 

4.3.2    Vanaf 2018 is de notaris steeds te laat geweest met het indienen van zijn privé jaargegevens aan het BFT. Het BFT heeft in het verleden ook een tuchtklacht ingediend. Er is aldus sprake van een herhaaldelijke schending van artikel 24 lid 4 Wna, hetgeen laakbaar is. Zoals ter zitting gebleken, heeft het BFT meerdere malen en ook veel vaker dan in vergelijkbare gevallen moeten interveniëren en was het uiteindelijk zelfs noodzakelijk om wederom een tuchtklacht in te dienen en daarna zelfs een voorstel tot het treffen van een ordemaatregel. De notaris is steeds de ruimte geboden om alsnog aan zijn wettelijke verplichting te voldoen. Pas nadat er meerdere zittingen bij de kamer en gesprekken met de notaris hebben plaatsgevonden heeft de notaris de privé jaargegevens over het boekjaar 2021 ingediend. De kamer maakt zich dan ook zorgen of de notaris de stijgende lijn die thans is ingezet kan voortzetten en in de toekomst blijft voldoen aan zijn wettelijke verplichting ex artikel 24 lid 4 Wna. 

4.3.3    Aan het BFT is de taak opgelegd toezicht te houden op de nakoming van de financiële verplichtingen die bij of krachtens de Wna aan de notarissen worden opgelegd. Teneinde die financiële situatie te kunnen beoordelen en op eventuele zorgelijke ontwikkelingen – waarvan in dit dossier, gelet op de oplopende schuldenpositie van de notaris in privé, sprake was en nog is – adequaat te kunnen inspelen, dient het BFT tijdig door de notaris van de betreffende privé stukken te worden voorzien. Nu de notaris de betreffende stukken telkenmale niet of niet tijdig heeft aangeleverd is het BFT belemmerd in het effectief houden van toezicht op de financiële omstandigheden van de notaris. Dat slechts sprake is van schending van een financiële administratieve verplichting valt dan ook bepaald niet in te zien.

4.3.4    De kamer acht het, rekening houdend met de hiervoor genoemde omstandigheden, passend en geboden om de notaris de maatregel van berisping op te leggen.

4.4       Kostenveroordeling

De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en

sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te

veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze

kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1, derhalve € 2.000,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.5       Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris de maatregel van berisping op;

- bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten voor de behandeling van deze zaak van € 2.000,00 te betalen op
  de wijze en binnen de termijn als bepaald onder overweging 4.4.

Deze beslissing is gegeven door mrs. D. Vergunst, voorzitter, I.C.J.I.M. van Dorp,

G. Venema, M.R.H. Goossens en A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. L.E. de Jong (secretaris), door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024.

De secretaris                                                    De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.