ECLI:NL:TNORAMS:2024:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 736436/NT 23-26

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2024:3
Datum uitspraak: 08-02-2024
Datum publicatie: 14-03-2024
Zaaknummer(s): 736436/NT 23-26
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Het handelen van de notaris waarop de klacht betrekking heeft betreft het afleggen van de verklaring onder ede ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van de zaak die de dochter van verkoper van een registergoed tegen klaagster en haar echtgenoot had aangespannen. Volgens klaagster had de notaris niet zo kunnen en mogen verklaren als hij heeft gedaan, omdat de details in zijn verklaring niet kloppen. En als die details niet kloppen, dan kan volgens klaagster de verklaring ook niet juist zijn. De kamer is van oordeel dat de notaris zich te stelling heeft uitgelaten over hetgeen hij meende dat was voorgevallen bij de overdracht van het perceel. De notaris heeft niet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gehandeld. De kamer legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing in de klacht met nummer 736436 / NT 23-26 van:

[naam klaagster],

wonende te [plaats],

gemachtigde: mr. R. Teitler, advocaat te Amsterdam,

hierna: klaagster,

tegen:

[naam notaris],

notaris, gevestigd te [plaats],

gemachtigde: mr. J.H. Huitema, advocaat te Rotterdam,

hierna: de notaris.

1.          Ontstaan en loop van de procedure

1.1.      Bij e-mail/brief van 11 juli 2023 heeft klaagster een klaagschrift met bijlagen ingediend.  

1.2.       Bij brief van 12 september 2023 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3.      De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 12 december 2023. Klaagster was niet aanwezig; zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Wel waren de dochters van klaagster aanwezig, [namen dochters]. De notaris was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster aan de hand van pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.       In 2015 heeft de notaris de verkoop en levering begeleid van een perceel grond in [plaats] (kadastraal bekend gemeente [plaats en nummer]). Verkoper was (wijlen) de heer [X] - overleden op 1 februari 2018 - (hierna: verkoper), kopers waren klaagster en haar echtgenoot (wijlen) de heer [Y], hierna: de echtgenoot van klaagster). De verkoop betrof een gedeelte van een bestaand perceel. De begrenzing van hetgeen verkocht zou worden vormde een deel van de onderhandelingen. Het naastgelegen resterende deel van het perceel zou in eigendom van verkoper blijven.

2.2.       Bij e-mail van 31 augustus 2015 heeft de echtgenoot van klaagster (onder meer) aan de notaris geschreven: “(..) Ik zal nog duidelijker aangeven tot waar de grond zal gaan lopen die onder de koop valt (tot aan eerste opstal persceel van [de dochter van X], de oude paardenstal).(..)”

2.3.       Bij e-mail van 18 oktober 2015 heeft de notaris aan de echtgenoot van klaagster een conceptkoopakte gezonden.

2.4.       Bij e-mail van 19 oktober 2015 heeft een medewerkster van de notaris aan de echtgenoot van klaagster een kadastrale kaart gezonden waarop de notaris, met blauwe inkt, een arcering had aangebracht, waarmee het te verkopen gedeelte van het perceel werd gemarkeerd.

2.5.       Bij e-mail van 20 oktober 2015 heeft de echtgenoot van klaagster de notaris bericht: “(…) Nu zit er een kadastrale kaart bij met een tekening die iets anders aangeeft waarvoor ik akkoord was voor de onderhandeling. Ik heb bijgevoegd het kadastrale kaartje waarop ik heb aangegeven tot welk compromis wij eventueel willen komen, namelijk tot aan de eerste opbouw van de buren, zijnde de oude paardenstal (..)”
Op het kadastrale kaartje heeft de echtgenoot van klaagster boven de door de notaris aangebrachte blauwe arcering een overdwarse streep getrokken en de ruimte tussen het eind van de arcering en de overdwarse streep met gele stift ingekleurd, waarmee de grens van het over te dragen perceel naar achteren werd verschoven.

2.6.       Bij e-mail van 9 november  2015, aan [naam], (hierna: de medewerkster van de notaris), heeft de echtgenoot van klaagster geschreven: “De grond die ik heb aangekocht betrof het gehele perceel echter in overleg wil ik een stuk grond op naam van de heer [X] laten staan. Op het kadastrale kaartje wat ik van u heb ontvangen wordt niet goed weergegeven welke grond wel onder de koop moet vallen. De afspraak wat betrekking tot de grond was tot de eerste opstal van de buren links zijnde de oude paardenstal, ik heb dit geaccentueerd op het kadastraal kaartje wat ik aan u retour heb gezonden (zie bijlage). (..)”

2.7.       Bij e-mail van 10 november 2015 heeft de medewerkster van de notaris de echtgenoot van klaagster geantwoord: “Hierbij wil ik u berichten dat ik mondeling akkoord heb van verkoper betreffende de achtergrens. Ik wacht schriftelijk bericht nog even af.”

2.8.       Op 18 november 2015 zijn de ontwerpakten voor de levering, hypotheekakte en nota van afrekening gezonden aan partijen bij de koopovereenkomst.

2.9.       Op 23 november 2015 heeft de notaris de akte van levering gepasseerd. De kopers, klaagster en de echtgenoot van klaagster, zijn in persoon verschenen. Verkoper verscheen bij volmacht.

In de akte is het volgende opgenomen:

“Koop

Verkoper en koper hebben op dertien november tweeduizend vijftien een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het hierna te vermelden registergoed. Van de koopovereenkomst blijkt uit een onderhandse akte, die hierna wordt aangeduid als “het koopcontract”.

(..)

Omschrijving registergoed

Een perceel grond gelegen aan de [straatnaam], plaatselijk bekend nummer [huisnummer en plaatsnaam], kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam en nummer [1 ] , ter grootte van ongeveer dertien are zes en vijftig centiare, waaraan door de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers een voorlopige kadastrale grens en oppervlakte is toegekend bij het splitsingsverzoek met ordernummer: [2], welk perceel afkomstig is van het vervallen perceel, nummer [3] van dezelfde kadastrale gemeente en sectie, hierna aangeduid als “het verkochte”.

2.10.     Bij relaas van bevindingen op 17 februari 2016 heeft het Kadaster de kadastrale grenzen van het perceel [1] omschreven. Bij de aanwijs waren de dochter van verkoper, [naam] (hierna: de dochter van verkoper), en klaagster aanwezig. Volgens het relaas was de dochter van verkoper mondeling gemachtigd om verkoper te vertegenwoordigen. Bij de tweede aanwijs, op 22 februari 2016, was alleen de echtgenoot van klaagster aanwezig. De meetgegevens en waarnemingen zijn vastgelegd op een kadastraal kaartje. De aldus vastgelegde begrenzing van het perceel is gelijk aan de begrenzing zoals de echtgenoot van klaagster had aangegeven op de kadastrale kaart (zie onder 2.5 ).

2.11.     Na het overlijden van verkoper, op 1 februari 2018, is de notaris tot executeur van zijn nalatenschap benoemd. De erfgenamen van verkoper, in het bijzonder de dochter, hebben kopers aangesproken op de door het Kadaster vastgestelde achtergrens, die volgens de erfgenamen onjuist zou zijn, waarna discussie is ontstaan over de status en omvang van het perceel.

2.12.     In de door de dochter van verkoper met dagvaarding van 27 oktober 2020 aanhangig gemaakte procedure bij de rechtbank Amsterdam, in het geschil met kopers over de kadastrale achtergrens, heeft op 7 juli 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De notaris is bij die mondelinge behandeling onder ede als getuige gehoord. De notaris heeft onder meer verklaard: “In het kadaster is echter te veel grond aangewezen als overgedragen aan [Y] c.s.. [X] wilde enkel de grond afstaan die hij nodig had om de hypotheek af te lossen. Dat staat ook in aantekeningen en notities in het dossier.
Ik heb de e-mail van [Y] c.s. van 9 november 2015 en de e-mail van 10 november 2015 van mevrouw [naam medewerkster notaris] gezien, productie 8 bij conclusie van antwoord. Ik kan mij deze e-mail niet herinneren. Mevrouw [naam medewerkster notaris] was werkzaam bij mijn kantoor. Ik heb haar niet meer over deze zaak gesproken. Aan tafel is gebleken dat de tekening niet overeenkwam met wat de bedoeling van partijen was. Ik kan mij herinneren dat de paardenstal een grens was. Ik kan mij herinneren dat is afgesproken dat het perceel dat aan[Y] c.s. is overgedragen liep tot direct achter de opstal van [Y] c.s.. Dit is dus anders dan op de tekening van [Y] c.s. is aangegeven. Bij de levering is door mij op een kadastrale tekening door arcering en gebruik van typex aangegeven hoe het verkochte perceel begrensd is. Ik leg deze tekening hierbij over (en deze zal worden aangehecht aan deze verklaring). Ik kan niet verklaren welke tekening door [Y] c.s. is overgelegd aan mevrouw [naam medewerkster notaris]. In de leveringsakte heb ik niet verwezen naar deze tekening en ik heb hem ook niet aangehecht.
De uitmeting is feitelijk ook niet correct gegaan. Het moet op aanwijzen van beide partijen worden gedaan. De heer [X] was daar echter niet bij. Mr. Teitler vraagt mij of tijdens het tekenen van de leveringsakte de heer [X] aanwezig was. Dat is niet het geval. Een vertegenwoordiger was wel aanwezig Ik kan mij herinneren dat aan tafel een discussie was dat niet zou worden geleverd als niet 100% duidelijk was dat die grond zou worden overgedragen. De heer [X] was dus niet aanwezig toen de tekening werd aangepast.(..)”

2.13.     De tekening die de notaris op de mondelinge behandeling heeft overgelegd is gelijk aan de onder 2.5 . bedoelde kaart, waarop door de echtgenoot van klaagster boven de arcering van de notaris een overdwarse streep is gezet.

2.14.     Op 1 oktober 2021 heeft de rechtbank de dochter van verkoper niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet zij, maar de notaris als executeur bevoegd was de vordering in te stellen.

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris dat hij getuigend onder ede in een civiele procedure in strijd met de waarheid heeft verklaard. De notaris heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt.

3.2.       Hetgeen de notaris heeft verklaard is onjuist, aldus klaagster. Onjuist is dat:

  • de door de echtgenoot van klaagster aangeleverde tekening “niet overeenkwam met wat de bedoeling van partijen was”;
  • de notaris op een kadastrale tekening “door arcering en gebruik van typex” zou hebben aangegeven hoe het verkochte perceel begrensd is – inclusief de suggestie dat partijen dit als juiste begrenzing hebben geaccepteerd en er dienovereenkomstig is geleverd;
  • de door de notaris overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte tekening de door hem (bij de overdracht) aangepaste tekening zou betreffen;
  • de uitmeting “feitelijk niet correct” is gegaan omdat verkoper daarbij niet aanwezig was.         

3.3.       Dat de notaris die verklaring heeft afgelegd is des te meer laakbaar, gelet op de waarde die zijn oordeel wel moest hebben voor de dochter van verkoper. De notaris was immers het primaire aanspreekpunt van de dochter van verkoper over de gang van zaken rond de overdracht in 2015. Hij had bovendien de autoriteit van:

  • instrumenterend notaris bij de overdracht;
  • executeur in de nalatenschap van haar vader;
  • de jarenlange “huisnotaris” en “vertrouwenspersoon” van haar vader.

4.          Het verweer

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, primair stellende dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze te laat is ingediend.

De standpunten van de notaris zullen – voor zover relevant – in de beoordeling worden besproken.

5.          De beoordeling

5.1.      Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt (Wna) gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging oplevert in de zin van artikel 93 lid 1 Wna.

Ontvankelijkheid

5.2.       Ingevolge artikel 99 lid 21 Wna dient de belanghebbende zijn klacht in te dienen binnen drie jaar na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijk verklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

5.3.       Het handelen van de notaris waarop de klacht betrekking heeft betreft het afleggen van de verklaring onder ede ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van de zaak die de dochter van verkoper tegen klaagster en haar echtgenoot had aangespannen. De notaris legde deze verklaring af op 7 juli 2021.
De klacht dateert van 11 juli 2023. Dat is ruim binnen de in artikel 99 lid 21 Wna genoemde vervaltermijn van drie jaar. Klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht.
Dat klaagster al in 2018 bekend zou zijn geraakt met de uitspraken van de notaris over (de omvang van) het perceel en dat de erfgenamen van verkoper, onder wie zijn dochter, op grond van zijn uitspraken hebben aangedrongen op een grenscorrectie (wat - mede - heeft geleid tot dagvaarding van klaagster en haar echtgenoot door de dochter van verkoper eind oktober 2020) doet aan dat oordeel niet af. Een verklaring onder ede is immers iets anders dan een eerder door de notaris verkondigd standpunt.

Inhoudelijke beoordeling

Standpunt klaagster

5.4.       Volgens klaagster heeft de notaris niet zo kunnen en mogen verklaren als hij heeft gedaan, omdat de details in zijn verklaring niet kloppen. En als die details niet kloppen, dan kan de verklaring ook niet juist zijn, aldus klaagster.

5.5.       Volgens klaagster is essentieel dat de echtgenoot van klaagster nooit, in geen enkel stuk, is teruggekomen op de grens die hij bij e-mail van 31 augustus 2015 aan de notaris had doorgegeven en die hij op het kadastrale kaartje had weergegeven, als bijlage bij de e-mail die hij op 20 oktober 2015 aan de medewerkster van de notaris had gezonden. Dat die grens, zoals ook later door het Kadaster bij de aanwijs vastgelegd, niet overeenkwam met de wens van verkoper blijkt uit geen enkel stuk. Voor zover kenbaar voor klaagster en haar echtgenoot was het ook de bedoeling van verkoper, hetgeen ook blijkt uit de mededeling van de medewerkster van 10 november 2015, in reactie op de e-mail van 9 november 2015 van de echtgenoot van klaagster, dat zij over de achtergrens van het perceel een mondeling akkoord had gekregen van verkoper.

5.6.       De bestaande tekeningen met arcering dateren van vóór de overdracht op 23 november 2015. De door de notaris op de zitting overgelegde tekening was een zwart-wit kopie van de op 20 oktober 2015 door de echtgenoot van klaagster aan de medewerkster verzonden tekening. Volgens klaagster kan dat dus niet een door de notaris ten tijde van de overdracht met arcering en gebruik van typex aangepaste tekening zijn, zoals de notaris bij het getuigenverhoor op 7 juli 2021 heeft verklaard. Bij de overdracht stond de diepte van het perceel niet ter discussie, omdat werd uitgegaan van het mondeling gegeven akkoord van verkoper over de achtergrens, zoals door de echtgenoot van klaagster voorgesteld.

Standpunt notaris

5.7.       De notaris is als (onafhankelijk) notaris, in opdracht van de echtgenoot van klaagster, betrokken geweest bij de overdracht van het perceel en de afspraak van partijen bij de koopovereenkomst over de (terug)levering van het surplus, een lang pad aan de zijkant van het perceel. De echtgenoot van klaagster wilde op het perceel een woning realiseren. Voor de door hem beoogde bebouwing zou van overheidswege geen vergunning worden afgegeven, omdat de kavel daarvoor niet breed genoeg was en het bouwvolume zou worden overschreden. Gelet daarop zijn partijen overeengekomen om een groter (breder) perceel over te dragen, met de expliciete afspraak dat het surplus door de echtgenoot van klaagster zou worden teruggeleverd aan verkoper.

5.8.       De notaris kende de e-mail van de medewerkster van 10 november 2015 niet. De notaris kon daarover dus ook niet verklaren tijdens het getuigenverhoor. Nadat hij met de e-mail bekend was geraakt, heeft de notaris navraag gedaan. Daaruit bleek dat een schriftelijke akkoordverklaring van verkoper nooit is gegeven en dat verkoper zijn mondelinge akkoord vóór het passeren van de leveringsakte had ingetrokken.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de kamer  heeft de notaris verklaard dat tot de overdracht discussie was over de tekening. Die discussie ging niet zozeer over de diepte, maar meer over de breedte van het perceel, namelijk over het stuk dat diende te worden teruggeleverd. Verkoper was wat de diepte van het perceel betrof niet akkoord met de wens van de echtgenoot van klaagster om meer over te dragen. De notaris is er (nog steeds) van overtuigd dat conform de door hem tijdens het getuigenverhoor overgelegde tekening, is geleverd. Op verzoek van partijen is bij het passeren op 23 november 2015 in verband met de (onderlinge) afspraken over de (terug)levering van het pad geen tekening aan de akte gehecht. De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij dacht dat het niet anders kon dan dat hij die tekening op de dag van de leveringsakte heeft gemaakt, maar dat hij dat, gelet op het feit dat het acht jaar geleden is, niet meer zeker weet.

5.9.       De uitmeting van het kadaster bestaat uit twee afspraken: bij de eerste was de dochter van verkoper wel aanwezig, maar zij was geen rechtsgeldig vertegenwoordiger van verkoper: de dochter leefde destijds in onmin met haar vader. Bij de tweede afspraak was alleen de echtgenoot van klaagster aanwezig. Dat was wat de notaris feitelijk heeft willen verklaren.

Beoordeling

5.10.     Ter beoordeling staat of de notaris op de mondelinge behandeling naar waarheid zijn verklaring heeft afgelegd. Naar het oordeel van de kamer kán de verklaring van de notaris, gelet op de door klaagster in het geding gebrachte bewijsstukken, niet op alle onderdelen juist zijn. Daarvoor is het volgende redengevend. 

5.11.     Duidelijk is dat partijen ieder een eigen lezing hebben over hetgeen bij het passeren van de akte is besproken over de omvang van het te leveren perceel, en wel met name over de vraag of de notaris daarbij op een kadastrale kaart de omvang van het perceel heeft gemarkeerd. Voor de lezing van klaagster pleit de (chronologische) volgorde van de markeringen die achtereenvolgens door de notaris en de echtgenoot van klaagster op de kadastrale kaart zijn aangebracht (zie onder 2.4. en 2.5.).
Op 19 oktober 2015 stuurt de notaris een kaartje waarop hij met (blauwe) arcering de diepte van het perceel aangeeft. Op 20 oktober 2015 stuurt de echtgenoot van klaagster dat kaartje retour met daarop aangegeven het door hem voorgestelde ‘compromis’. De aan het proces-verbaal van het getuigenverhoor gehechte (zwart-wit kopie van de) tekening komt exact overeen met dat door de echtgenoot van klaagster aan de notaris teruggezonden kaartje en lijkt – zoals klaagster ook aanvoert – daarvan een kopie te zijn.

5.12.     De verklaring van de notaris ‘ Bij de levering is door mij op een kadastrale tekening door arcering en gebruik van typex aangegeven hoe het verkochte perceel begrensd is.’ valt daarmee niet te rijmen. Vast staat immers dat de arcering al op een eerder moment door (iemand van het kantoor van) de notaris op de kadastrale kaart is aangebracht en dat de echtgenoot van klaagster in reactie daarop een correctie op de achtergrens heeft ingetekend. In die zin kan de verklaring van de notaris niet juist zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris desgevraagd ook verklaard dat hij, gelet op het feit dat het acht jaar geleden is, niet meer zeker weet of hij de desbetreffende tekening op de dag van de leveringsakte heeft gemaakt.

5.13.     Ook als moet worden aangenomen dat de notaris op dit punt niet bewust tegenover de rechtbank een onjuiste verklaring heeft afgelegd (de levering was lang geleden en het kan zijn dat hij zich heeft vergist), blijft overeind dat de notaris zich te zeer lijkt te hebben vereenzelvigd met het partijstandpunt van (de dochter van) verkoper. Hoe dan ook heeft hij zich in het getuigenverhoor te stellig uitgelaten over hetgeen hij meende dat was voorgevallen bij de overdracht. Hij heeft daar, anders dan bij de kamer, geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van de juistheid van zijn herinnering in verband met de inmiddels verstreken tijd. De notaris heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid. Met klaagster is de kamer daarom van oordeel dat de notaris hetgeen hij heeft verklaard over de tekening waarop hij bij de levering het verkochte zou hebben gemarkeerd niet zo heeft kunnen en mogen verklaren. In die zin acht de kamer de klacht gegrond.

5.14.     Of de begrenzing van het perceel verder aan de hand van het kaartje bij het passeren van de akte aan de orde is geweest kan de kamer niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen. Partijen verschillen daarover van mening en de kamer kan niet vaststellen wie het gelijk aan zijn/haar zijde heeft.

5.15.     Of hetgeen de notaris ten aanzien van de aanwijs heeft verklaard in strijd met de waarheid is, kan de kamer ook niet vaststellen. De verklaring van de notaris dat de uitmeting “feitelijk niet correct is gegaan” hoeft niet per se in strijd met de waarheid te zijn. Vast staat immers dat verkoper bij de eerste noch bij de tweede aanwijs in persoon aanwezig was. Het kadaster heeft in het relaas van bevindingen bij de eerste aanwijs genoteerd dat verkoper zijn dochter ‘mondeling’ had gemachtigd. De kamer begrijpt de notaris aldus dat hij zich op het standpunt stelt dat van die mondelinge machtiging geen sprake kan zijn geweest. Op dit punt is de klacht dan ook ongegrond.

Maatregel

5.16.     De kamer acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden. De notaris heeft zich in zijn getuigenverklaring te stellig uitgelaten over wat hij meende dat had plaatsgevonden tijdens de overdracht op 23 november 2015. De kamer is van oordeel dat hij daarom niet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, zoals geboden in artikel 17 Wna, heeft gehandeld.

Griffierecht

5.17.     Omdat de kamer de klacht tegen de notaris (deels) gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden.

Kostenveroordeling

5.18.     Nu de kamer de klacht (deels) gegrond verklaart en de notaris een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken vastgesteld op:

a. € 50 forfaitaire vergoeding van kosten van klaagster;

b. € 1.050 aan kosten van door derde aan klaagster beroepsmatig verleende bijstand.

5.19.     De kamer bepaalt dat de onder 5.17 en 5.18 . genoemde bedragen binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster moet worden betaald. Klaagster dient daarvoor tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.20.     Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000 (wegingsfactor 1). De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.      

6.          Beslissing

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht deels gegrond in de zin als overwogen onder 5.13 .;
  • legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van € 50 griffierecht en
    € 1.100 aan andere kosten, op de wijze en binnen de termijn als onder 5.18 .  bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000 in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als onder 5.19 .  bepaald;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, E.F. van Bolhuis, A.C. Stroeve en A.J.H.M. Janssen, leden en uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.