ECLI:NL:TNORAMS:2024:22 Kamer voor het notariaat Amsterdam 745297 / 24-2
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2024:22 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2024 |
Datum publicatie: | 19-12-2024 |
Zaaknummer(s): | 745297 / 24-2 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Overig |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Uit het voorgaande volgt dat er voor de notaris geen aanwijzingen waren om aan de volledigheid en juistheid van de boedelbeschrijving door de toegevoegd executeur te twijfelen. Dit betekent dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze boedelbeschrijving in de akte op te nemen. Van enige partijdigheid van de notaris is de kamer ook niet gebleken. Dit betekent dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 28 november 2024 in de klacht met nummer 745297 / NT 24-2 van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
hierna: klager,
tegen:
mr. [notaris],
notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam.
hierna: de notaris.
1. Ontstaan en loop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen van 16 januari 2024;
- het verweerschrift met bijlagen van 6 maart 2024.
1.2. Op 6 juni 2024 heeft er een voorzittersgesprek plaatsgevonden. Daarbij waren klager en de notaris aanwezig. Het voorzittersgesprek heeft niet tot een schikking geleid.
1.3. Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 10 oktober 2024 zijn klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de notaris aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Op 20 april 2003 is de moeder van klager (hierna: erflaatster) overleden.
2.2. De vader van klager is vervolgens op 3 juli 2003 in tweede echt (onder het maken van huwelijkse voorwaarden) gehuwd met [weduwe van erflater] (hierna: de weduwe van erflater).
2.3. Bij testament van 12 juli 2003 heeft de vader van klager (hierna: erflater) beschikt over zijn nalatenschap. Klager is daarin benoemd tot erfgenaam onder opschortende voorwaarde (verwachter) en de weduwe van erflater is benoemd als enig erfgename (bezwaarde). Voorts is de weduwe van erflater als executeur aangewezen.
2.4. Op 2 april 2020 is erflater overleden.
2.5. Op 30 september 2020 heeft de notaris de akte houdende verklaring van erfrecht en executele verleden. Daarin is opgenomen dat de weduwe van erflater de functie van executeur heeft aanvaard en dat zij als executeur heeft toegevoegd [fiscaal adviseur van erflater] (fiscaal adviseur van erflater, hierna: de toegevoegd executeur).
2.6. Bij brief van 30 september 2020 heeft de partijnotaris van klager, notaris [partijnotaris] (hierna: de partijnotaris van klager), de notaris bericht dat zijn cliënt met de notaris contact wenste om door hem te worden ingelicht over zijn rechtspositie. De notaris heeft vervolgens met de partijnotaris van klager overleg gevoerd. Daarin is onder meer afgesproken dat van de zijde van de notaris geen nadere actie nodig was.
2.7. Bij brief van 26 oktober 2020 heeft de partijnotaris van klager aan de toegevoegd executeur vragen gesteld ter zake van de bepaling van de omvang van de vordering van klager uit hoofde van de nalatenschap van erflaatster en de betaalbaarstelling daarvan en ter zake de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflater.
De partijnotaris van klager heeft zich tot de toegevoegd executeur gericht omdat de notaris hem had bericht dat hij geen verdere bemoeienis had met de afhandeling van de nalatenschap van erflater.
Bij brief van 13 november 2020 heeft de partijnotaris de toegevoegd executeur nogmaals aangeschreven voor het verkrijgen van nadere informatie.
2.8. De toegevoegd executeur heeft zelf een boedelbeschrijving gemaakt. De notaris heeft deze boedelbeschrijving opgenomen in de akte van 19 februari 2021 (“Akte houdende boedelbeschrijving door executeur” – hierna: de akte). In de akte is onder ‘III. Beschrijving van het vermogen’ vermeld:
“De nalatenschap wordt voor wat betreft de goederen als volgt beschreven:
1. Omschrijving goederen
De nalatenschap omvat de goederen zoals gespecificeerd op een aan deze akte gehechte beschrijving per de overlijdensdatum van erflater (bijlage A). De bezittingen bestaan uitsluitend nog uit enkele banktegoeden die tezamen een waarde vertegenwoordigen (..) (€ 644.826,23). (..)
2. Omschrijving schulden
(..) De schulden bestaan uitsluitend uit enige Inkomstenbelastingschulden en begrafeniskosten. De schulden bedragen tezamen (..) (€ 4.412,00). (..)”
2.9. Bij beschikking van 30 maart 2021 heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam de toegevoegd executeur ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflater.
2.10. Bij beslissing van 9 februari 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag het moederlijk erfdeel van klager vastgesteld op € 639.098,25, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.11. Bij arrest van 1 november 2023 (niet bij de stukken) heeft het gerechtshof Den Haag voornoemd vonnis bekrachtigd. Bij e-mail van 5 november 2023 heeft klager aan de notaris geschreven dat hij met de notaris een afspraak wilde maken:
“(..) De boedelbeschrijving is niet volledig en hierin heeft u naar mijn mening uw onderzoekplicht en zorgplicht als notaris niet naar behoren uitgevoerd. Dat de boedelbeschrijving niet conform de werkelijkheid is, is door het Hof en Gerechtshof per vonnis bekrachtigd. Kijk uit naar uw uitnodiging om deze zaak tot een goed einde te brengen.”
2.12. Bij e-mail van 6 november 2023 heeft de notaris klager verzocht hem de vonnissen waarnaar klager verwijst toe te sturen. Verder heeft de notaris klager meegedeeld dat het notariskantoor slechts een beperkte rol had, dat in de akte slechts is weergegeven wat de executeur heeft verklaard en dat de bevoegdheid van de notaris gering is: dat hij alleen iets kan doen als alle partijen daarmee instemmen.
2.13. Daarop heeft klager de notaris bij e-mail van 7 november 2023 bericht dat hij van de notaris verwachtte dat hij de boedelbeschrijving nietig zou verklaren, dat hij de executeurs zou aanspreken op een juiste boedelbeschrijving en dat de notaris de weduwe van erflater en de toegevoegd executeur zou aanspreken om de vordering van klager te voldoen.
2.14. Bij e-mail van 7 november 2023 heeft de notaris klager onder meer geschreven: “(…) Tot mijn spijt kan ik niet op uw eenzijdig verzoek een boedelbeschrijving opstellen. Het is (zoals ook blijkt uit het testament) niet de notaris die de boedelbeschrijving doet, maar de executeur dan wel de bezwaarde erfgenaam. Ook een vereffenaar kan de boedelbeschrijving opstellen en de notariële akte dan ondertekenen namens partijen. Een eenzijdige boedelbeschrijving door mij opgesteld met daarin als enige wijziging dat de vordering wordt opgenomen heeft ook naar mijn mening geen voordeel voor u, de rechtskracht daarvan is zeer beperkt nu eigenlijk het vonnis al vaststelt hoe groot de vordering is.(..)
De eindconclusie is dat u eerst moet overleggen met de executeur/weduwe over betaling van de vordering en verder over beschrijving van het bezwaarde vermogen. Helaas kan ik u niet zomaar (zonder betrokkenheid van de executeur/bezwaarde erfgenaam) verder helpen met de boedelbeschrijving.”
2.15. Bij e-mail van 8 november 2023 heeft klager de notaris geschreven dat hij contact heeft opgenomen met de weduwe van erflater, maar dat zij niet met hem wenste te praten.
Klager wenst dat de notaris met de toegevoegd executeur tot een correctie van de boedelbeschrijving komt. Daarop heeft de notaris bij e-mail van 9 november 2023 klager nogmaals dringend aangeraden zich goed te laten adviseren over de verdere afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
2.16. Bij e-mail van 23 november 2023 heeft de notaris aan de medewerker van de KNB geschreven, voor zover van belang:
“Zie hieronder mijn antwoord aan [klager]. (..)
2. Mijn kantoor en ikzelf zijn bij de hele discussie tussen u, uw notaris [partijnotaris] en uw advocaat met de executeur niet betrokken geweest. Wij zijn ingeschakeld door de toegevoegde executeur en hebben op basis van zijn opdracht slechts een beperkt aantal zaken uitgevoerd. (..)
3. (..) Als ik het goed zie, is uw bezwaar vooral dat de vordering die u op uw vader had uit hoofde van het testament van uw moeder niet op de boedelbeschrijving opgenomen. De executeur heeft voor de rechter in beide instanties juist ook gesteld dat die vordering al betaald was. Bij vragen van onze kant aan de executeur is dit ook het antwoord geweest. Een notaris kan dan niet zelfstandig de zaak beoordelen en toch de vordering op de beschrijving opnemen, dat is nu juist alleen aan de rechter voorbehouden. (..)”
2.17. Klager heeft zijn klacht vervolgens ter bemiddeling aan de KNB gezonden. Dat heeft niet tot een schikking geleid.
3. De klacht
Klager verwijt de notaris - zakelijk weergegeven – het volgende:
3.1. De notaris heeft ten onrechte de vordering van klager betreffende het moederlijk erfdeel niet in de boedelbeschrijving opgenomen. Erflater en erflaatster waren in gemeenschap van goederen gehuwd. De notaris heeft geen enkel onderzoek gedaan en ook geen conceptakte van de boedelbeschrijving aan klager toegezonden.
De notaris heeft meegewerkt aan een snelle afhandeling van de boedelbeschrijving om een beslaglegging voor te zijn en daardoor kon geld naar het buitenland verdwijnen. De notaris heeft zijn oren laten hangen naar de executeurs. Klager verwijt de notaris dan ook partijdigheid en onzorgvuldig handelen.
3.2. Klager verwijt de notaris ten tweede dat hij in het geheel geen contact met hem - als erfgenaam - heeft opgenomen.
4. Het verweer
4.1. De notaris stelt zich voor wat betreft het verwijt dat hij geen contact met klager heeft opgenomen primair op het standpunt dat klager te lang heeft gewacht met het indienen van dit klachtonderdeel, waardoor sprake is van overschrijding van de wettelijke vervaltermijn van drie jaar op grond van artikel 99 lid 21 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Na de e-mail en het telefoongesprek begin oktober 2020 is er geen contact meer geweest tussen de notaris en klager. Op 16 januari 2024 heeft klager de klacht ingediend. Klager is daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
4.2. De notaris heeft de klachtonderdelen voor het overige gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2. Voordat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt, moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of de klacht ontvankelijk is. De kamer oordeelt dat dat niet het geval is voor wat betreft het tweede klachtonderdeel, te weten het verwijt dat de notaris geen contact met klager heeft opgenomen. De kamer zal uitleggen hoe zij tot dat oordeel komt.
5.3. Op grond van artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde (hierna: de klager) kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Volgens de wetsgeschiedenis is het stellen van een termijn vanuit een oogpunt van rechtszekerheid nuttig en nodig omdat de notaris niet tot in lengte van jaren moet kunnen worden achtervolgd met onderzoeken naar zijn handelen (Eerste Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 569, C, p. 3)
De beslissing tot niet-ontvankelijkheid blijft achterwege als de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaarstermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
5.4. Met de notaris is de kamer van oordeel dat de driejaarstermijn van artikel 99 lid 21 Wna is gaan lopen kort na de brief van 30 september 2020 van de partijnotaris van klager aan de notaris. Na deze brief is er begin oktober 2020 telefonisch contact geweest tussen de notaris en de partijnotaris van klager waarin zij overleg hebben gevoerd en hebben afgesproken dat verdere actie van de zijde van de notaris niet nodig was. Het moet ervoor worden gehouden dat klager vanaf dat moment wist dat de notaris geen contact met hem zou opnemen. Omdat sinds dat moment ruim drie jaar zijn verstreken voordat klager op 16 januari 2024 zijn klaagschrift bij de kamer heeft ingediend, zal hij in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard. Een verlenging van de termijn omdat de gevolgen van het gestelde nalaten van de notaris pas later bekend zijn geworden is niet aan de orde.
5.5. Vervolgens ligt ter beantwoording de vraag voor of de notaris met betrekking tot het opstellen en passeren van de akte gehandeld heeft zoals van hem als notaris verwacht mocht worden. De kamer vindt van wel en zal dat uitleggen.
5.6. De akte bevat een beschrijving door de toegevoegd executeur van het tweetrapsvermogen van de nalatenschap. In zoverre is deze executeur en niet de notaris verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van de in de akte opgenomen boedelbeschrijving. Dat neemt niet weg dat van de notaris mag worden verwacht dat hij toeziet op volledigheid en juistheid van de boedelbeschrijving voor zover hij dat bij het verlijden van de akte kan beoordelen.
5.7. De kamer stelt vast dat niet is gebleken dat de notaris ten tijde van het
passeren van de akte op de hoogte was van de discussie over het moederlijk erfdeel
tussen klager en de weduwe van erflater of de executeur. De partijnotaris van klager
heeft in zijn brief aan de notaris van 30 september 2020 gemeld dat klager wilde worden
ingelicht over zijn rechtspositie. De conclusie na het telefoongesprek tussen beide
notarissen naar aanleiding van deze brief was dat geen nadere actie van de notaris
nodig was. Nergens uit blijkt dat de partijnotaris van klager in dat telefoongesprek
melding heeft gemaakt van de discussie over het moederlijk erfdeel.
Uit de processtukken blijkt dat klager - middels zijn partijnotaris - over zijn
rechtspositie en meer in het bijzonder over zijn vordering uit hoofde van het moederlijk
erfdeel bij brieven van 26 oktober en 13 november 2020 vragen heeft gesteld aan de
toegevoegd executeur. Niet gebleken is dat klager of zijn partijnotaris de notaris
hiervan voorafgaande aan het passeren van de akte op de hoogte hebben gesteld.
5.8. Uit de akte volgt dat de toegevoegd executeur de notaris heeft bevestigd dat de boedelbeschrijving is afgestemd met de weduwe van erflater. Ter zitting heeft de notaris verklaard geen twijfel te hebben gehad over de samenstelling van de boedel en dat de toegevoegd executeur hem had meegedeeld dat deze van erflater had begrepen dat de vordering van klager uit hoofde van het moederlijk erfdeel al bij leven was voldaan. Blijkens de akte heeft de toegevoegd executeur in handen van de notaris de bevestiging afgelegd dat hij niets heeft verduisterd, noch gezien heeft, noch weet dat iets verduisterd is. In beginsel mag een notaris een dergelijke verklaring van de executeur voor juist houden.
5.9. Uit het voorgaande volgt dat er voor de notaris geen aanwijzingen waren om aan de volledigheid en juistheid van de boedelbeschrijving door de toegevoegd executeur te twijfelen. Dit betekent dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze boedelbeschrijving in de akte op te nemen. Van enige partijdigheid van de notaris is de kamer ook niet gebleken. Dit betekent dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
5.10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor het notariaat:
- verklaart klager in het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, M.V. Ulrici, C. Holdinga, E.W. Oosterbaan, en A.J.H.M. Janssen, leden.
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024 door mr. W.S.J. Thijs, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).