ECLI:NL:TNORAMS:2024:10 Kamer voor het notariaat Amsterdam 730535 / NT 23-11 730549 / NT 23-13

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2024:10
Datum uitspraak: 23-04-2024
Datum publicatie: 30-05-2024
Zaaknummer(s):
  • 730535 / NT 23-11
  • 730549 / NT 23-13
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer verklaart de klacht over het afhandelen van de nalatenschap ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing in de klacht met nummers 730535 / NT 23-11 en 730549 / NT 23-13 van:

[naam klaagster],

wonend te [plaats],

gemachtigde: [naam partner klaagster],

tegen:

1.  [naam notaris],

notaris, gevestigd te [plaats],

      en

2. [naam toegevoegd notaris],

toegevoegd notaris te [plaats],

gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klaagster, de notaris, de toegevoegd notaris (en de notaris en de toegevoegd notaris gezamenlijk: de notarissen) genoemd.

1.          Ontstaan en loop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift met bijlagen van 10 februari 2023;
  • een aanvulling op het klaagschrift van 13 maart 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van 23 mei 2023;
  • door klaagster overgelegde producties van 4 en 5 september 2023;
  • door de notaris overgelegde productie van 7 februari 2024;
  • door klaagster overgelegde producties van 29 februari 2024.

1.2.      De kamer heeft de zaak mondeling behandeld op de openbare zitting van 12 maart 2024. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.      De vader van klaagster (hierna: erflater) is overleden op 16 maart 1980. Bij testament van 22 september 1977 heeft erflater zijn uiterste wil laten vastleggen.

2.2.      De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is op 14 januari 2021 overleden. Bij testament van 26 november 2020 heeft zij de Stichting Spieren voor spieren als enig erfgenaam benoemd.

2.3.      Klaagster en haar twee broers hebben een beroep op de legitieme gedaan.

2.4.      De Stichting Bewind en Executele [naam notariskantoor] (hierna: de executeur of de stichting) is als de (opvolgend) executeur in de nalatenschap van erflaatster belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De notarissen handelen in opdracht van de executeur. Ter afwikkeling van de nalatenschap dienden de notarissen een beschrijving op te maken van de samenstelling en de omvang ervan, als ook van de omvang van de legitimaire massa.

2.5.      Vanaf 22 januari 2021 tot heden heeft klaagster gecorrespondeerd met de notarissen over de afwikkeling van de nalatenschap. Ook hebben diverse gesprekken op kantoor en via de telefoon plaatsgevonden.

2.6.      Bij brief van 28 december 2021 heeft de toegevoegd notaris aan de toenmalige advocaat van klagers een aantal stukken toegestuurd, waaronder naast het concept van de akte ‘beschrijving samenstelling en omvang nalatenschap en vaststelling legitieme porties’ de akte boedelbeschrijving nalatenschap van erflater van 16 januari 1985 (gepasseerd door notaris [X]) en de akte aanvulling scheiding en deling van 11 december 2014, gepasseerd door notaris [Y] (hierna: de akte van 11 december 2014).
Onder meer heeft de toegevoegd notaris aan de advocaat van klagers geschreven: “Tot 1 januari 2001 was de Wet Inkomstenbelasting 1964 van kracht. Tot die tijd werd alleen gerekend met enkelvoudige rentes, juist ook om te voorkomen dat er over de (niet opeisbare) vorderingen van de kinderen inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn.(..) In de akte van 2014 heeft men een rente aangehouden van 5%, enkelvoudige rente. In de akte is ook een onderscheid gemaakt tussen de rente tot 1 januari 2001 en de rente vanaf 1 januari 2001, zoals ook met de uitbetaalde bedragen (in ieder geval met de uitbetaling aan de twee zonen ter gelegenheid van de ondertekening van de akte) rekening is gehouden met de betreffende periodes. (..) Gezien al het vorenstaande komt het de executeur logisch voor dat de executeur bij de berekening van de legitieme porties uit gaat van de vordering uit de nalatenschap van vader voor ieder van de kinderen zoals opgenomen in de akte van 2014; gerekend dus met enkelvoudige rente.”
(….)
De berekening van de legitieme porties is op dit moment nog niet definitief te maken, niet alleen omdat uw cliënte een ander standpunt heeft over haar vordering uit de nalatenschap van vader (ten opzichte van de akte uit 2014), maar ook omdat uw cliënte nog niet heeft opgegeven welke schenkingen zij heeft ontvangen vóór januari 2016. Die opgave is van belang voor vaststelling van de legitimaire massa (..)”

2.7.      In de ontwerpakte “beschrijving samenstelling en omvang nalatenschap en vaststelling legitieme porties’ van 28 december 2021 is vermeld dat erflaatster op 17 januari 2005 is gehuwd zonder het maken van huwelijkse voorwaarden met de heer [naam] (welk huwelijk werd ontbonden door het overlijden van [naam] op 22 juni 2007). Vanwege het sluiten van dit huwelijk waren de vorderingen van klaagster en haar broers (ontstaan door het overlijden van erflater) op grond van de bepalingen in het testament van erflater opeisbaar.

2.8.      In de akte van 16 januari 1985 (hiervoor vermeld onder 2.6.) is ten behoeve van klaagster en haar broers het recht van hypotheek verleend op een woning in [plaats] (destijds eigendom van erflaatster).
De executeur merkt in de ontwerpakte van 28 december 2021 op dat in de akte van 11 december 2014 (hiervoor vermeld onder 2.6.) geen melding is gemaakt van dat recht van hypotheek en ook niet van de opeisbaarheid van de vorderingen vanwege erflaatsters huwelijk met [naam].

2.9.      Ten aanzien van de schuld van de nalatenschap van erflaatster aan klaagster heeft de executeur in de ontwerpakte van 28 december 2021 opgenomen: “Mevrouw [naam erflaatster] (..) heeft zich blijkens diverse brieven gericht aan de executeur, op het standpunt gesteld (kort samengevat) dat [de akte van 11 december 2014, kvhn] wat haar betreft op onjuiste wijze tot stand is gekomen alsmede dat over de periode vanaf datum overlijden van de erflater tot en met datum uitbetaling van de schuld, door de erflaatster een samengestelde rente verschuldigd is over de schuld zoals deze is ontstaan ter gelegenheid van het overlijden van de erflater.(..)”

2.10.    Op 28 december 2022 heeft notaris [Z], handelend in zijn functie als bestuurder van de stichting, klaagster en haar broers gedagvaard voor de rechtbank Noord-Holland met het verzoek om een verklaring voor recht af te geven over het geschil tussen de executeur en klaagster.

2.11.    Het standpunt van de executeur is, zo blijkt uit voornoemde dagvaarding, dat de overeenkomst, vastgelegd in de akte van 11 december 2014 rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat de vordering van klaagster en haar broers vanaf de dag van overlijden van erflater tot en met de datum van betaling vermeerderd moet worden met een enkelvoudige rente. De vordering van klaagster op de nalatenschap van erflaatster (althans haar vordering gebaseerd op haar erfdeel uit de nalatenschap van haar vader) is volgens de executeur pro resto groot € 31.610,34.

2.12.    Bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie heeft klaagster de rechtbank Noord-Holland verzocht voor recht te verklaren:

  • dat de akte van 11 december 2014 nietig is, althans dient te worden vernietigd, althans niet kan worden gebruikt door de executeur voor de bepaling van de omvang van de nalatenschappen van erflaters (vader en moeder) en eveneens niet kan worden gebruikt voor de daaruit voortvloeiende berekening betreffende de vorderingen van klaagster op de nalatenschap van erflater en, vervolgens niet kan worden gebruikt voor de berekening van de legitieme portie met betrekking tot de nalatenschap van haar moeder;
  • dat klaagster recht heeft op een bedrag zoals door erflater in zijn testament van 22 september 1977 is genoemd, althans is bedoeld, vermeerderd met de door de executeur te berekenen samengestelde rente, waarna de executeur dient te berekenen wat de legitieme portie van klaagster in de nalatenschap van erflaatster is.

2.13.    Bij vonnis van 17 januari 2024 heeft de rechtbank Noord-Holland, conform de vordering van de stichting, bepaald dat de vordering van klaagster uit hoofde van de nalatenschap van haar vader op de nalatenschap van haar moeder € 31.610,34 bedraagt en dat de legitieme vordering van klaagster in de nalatenschap van de moeder van klaagster € 103.031,25 bedraagt.
De vordering in reconventie van klaagster (en haar broers) heeft de rechtbank afgewezen. Ten aanzien van de akte van 11 december 2014 overwoog de rechtbank: “De rechtbank ziet niet in welk belang [ klaagster, kvhn ] heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht (dat die akte nietig is, kvhn). Niet is komen vast te staan dat de akte uit 2014 enige wijziging heeft gebracht in haar aanspraken uit hoofde van de nalatenschap van vader en/of moeder, noch wat de hoofdsom betreft noch de rente.”

3.          De klacht

Klaagster verwijt de notarissen – kort samengevat – het volgende:

1. Door frauduleus handelen van de toegevoegd notaris vanuit een - in de ogen van klaagster ‑ niet gepasseerde akte van 11 december 2014 gaat het grootste deel van de nalatenschap naar de erfgenaam en wordt de preferente schuld van klaagster verduisterd. Die akte van 11 december 2014 is volgens klaagster vals, ter misleiding van klaagster: die akte is gepasseerd zonder volmacht van klaagster.

2. De toegevoegd notaris heeft klaagster ten onrechte gesommeerd om een lijstje met ontvangen gelden van haar moeder bij leven door te geven.

3.  De toegevoegd notaris heeft een voorlopige aangifte erfbelasting gedaan zonder medeweten van klaagster.

4.  De notarissen hebben na het overlijden van erflaatster verzuimd de akte van 16 januari 1985 aan klaagster te sturen.

4.          Het verweer

De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Hun standpunten zullen, voor zover nodig, in de beoordeling worden besproken.

5.          De beoordeling

5.1.      Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt (Wna) gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging oplevert in de zin van artikel 93 lid 1 Wna.

5.2.      De kamer zal de klacht ongegrond verklaren. Op de redenen daarvoor gaat de kamer hierna, per klachtonderdeel, in.

Klachtonderdeel 1

5.3.      Voor de notarissen was er in eerste instantie geen enkele aanleiding om bij de afwikkeling van de nalatenschap niet aan te sluiten bij de akte van 11 december 2014. Uit deze akte volgt dat de bij de akte betrokken partijen, waaronder klaagster, de rente zoals vermeld in het testament van de vader van klaagster hebben vastgesteld op 5% enkelvoudig. Toen bleek dat klaagster volhardde in haar standpunt dat deze akte geen grondslag kon vormen voor de berekening van haar vordering op de nalatenschap van haar moeder heeft de toegevoegd notaris na aankondiging aan klaagster (via de tot executeur benoemde stichting) de civiele rechter in een dagvaardingsprocedure tegen klaagster verzocht de vordering van klaagster op de nalatenschap van haar moeder vast te stellen. Daarmee heeft de toegevoegd notaris, handelend in opdracht van de executeur, de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Het standpunt van klaagster dat erop neer komt dat in het testament van haar vader duidelijk staat welke rente over de zogenoemde kindsdelen verschuldigd is, volgt de kamer niet. De bewoordingen van het testament zijn naar het oordeel van de kamer op dit punt niet duidelijk.

De toegevoegd notaris heeft op de zitting verklaard dat de nalatenschap pas definitief kan en zal worden afgewikkeld als de vordering van klaagster op de nalatenschap in de civiele procedure onherroepelijk is vastgesteld. Pas wanneer de omvang van de nalatenschap is bepaald kunnen de schuldeisers betaald worden. In deze volgordelijkheid past de door klaagster gebruikte term ‘preferent’ niet, zoals de notarissen terecht hebben opgemerkt.

Anders dan klaagster stelt, is van een eindberekening dan ook nog geen sprake. Alleen al daarom valt op geen enkele wijze te begrijpen dat klaagster de toegevoegd notaris het verwijt maakt van fraude, verduistering of witwassen. Integendeel, de feiten laten zien dat de notarissen tot op de dag van vandaag uiterst zorgvuldig te werk zijn gegaan.

Klachtonderdeel 2

5.4.      Het verwijt dat de toegevoegd notaris klaagster ten onrechte heeft gesommeerd om opgave te doen van de door haar van haar moeder ontvangen bedragen is ongegrond. Voor zover klaagster meent dat de bepaling in de akte van 11 december 2014 dat aan haar op dit moment geen bedrag wordt uitgekeerd betekent dat haar moeder niet kon aflossen op de vordering, vindt die gedachte geen steun in het recht. Voorts moet klaagster opgave doen van de door haar ontvangen schenkingen in verband met de berekening van de legitimaire massa voor de legitimarissen die een beroep op hun legitieme portie hebben gedaan. Ook als klaagster meent dat haar moeder de bedragen onverschuldigd aan haar heeft betaald, is dat reden voor de executeur om opgave van de ontvangen bedragen te verlangen.

Klachtonderdeel 3

5.5.      De notarissen hebben alleen een verzoek tot het opleggen van een voorlopige aanslag ingediend op 22 juli 2021. De voorlopige aanslag op basis van dat verzoek is op 11 augustus 2021 door de belastingdienst toegezonden. Het opvragen van een voorlopige aanslag erfbelasting behoort tot de taak van de executeur. Niet valt in te zien dat de toegevoegd notaris op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld. Integendeel, het zou juist getuigen van onzorgvuldig handelen als de toegevoegd notaris dit had nagelaten.

Klachtonderdeel 4

5.6.      Dit klachtonderdeel ontbeert feitelijke grondslag. De notarissen hebben de akte van 16 januari 1985 in de cliënt portal geplaatst op 20 augustus 2021; deze is op 21 augustus 2021 gedownload door klaagster. Ook hebben de notarissen de akte van 16 februari 1985 bij hun brief van 28 december 2021 gevoegd.

6.          De beslissing

De kamer voor het notariaat:

-  verklaart de klacht tegen de notarissen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, C. Holdinga, K.Th.J. van Duin en A.J.H.M. Janssen, leden, en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).