ECLI:NL:TGZRZWO:2024:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6960

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:96
Datum uitspraak: 05-08-2024
Datum publicatie: 16-08-2024
Zaaknummer(s): Z2024/6960
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klager verwijt huisarts in een aangifte medische informatie te hebben gedeeld en daarmee zijn beroepsgeheim te hebben geschonden. De voorzitter is van oordeel dat sprake is van ne bis in idem nu in Z2022/5187 hetzelfde feitencomplex is beoordeeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Voorzittersbeslissing van 5 augustus 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende in B,

klager

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

bijgestaan door zijn gemachtigde, werkzaam bij ARAG in Leusden.

1. De zaak in het kort

1.1   Klager is als patiënt ingeschreven geweest bij de praktijk van de huisarts. In 2021 werd er tweemaal ingebroken in de huisartsenpraktijk en werd de auto van de echtgenote van de huisarts in brand gestoken. De huisarts heeft hier aangifte van gedaan. In het kader van de aangifte heeft de huisarts ook gegevens van klager gedeeld. Klager is van mening dat de huisarts daarmee zijn beroepsgeheim heeft geschonden en verwijt dat de huisarts.

1.2    De voorzitter komt tot het oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat niet tot een inhoudelijke beoordeling kan worden gekomen. Hierna wordt toegelicht hoe tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

De voorzitter heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 15 februari 2024;
  • het verweerschrift;
  • het proces-verbaal van het op 4 juli 2024 gehouden mondeling vooronderzoek;
  • een nader stuk van klager, ontvangen op 4 juli 2024;
  • het verzoek van klager om vergoeding van gemaakte kosten, ontvangen op 23 juli 2024;
  • de brief van klager, d.d. 19 juli 2024, binnengekomen op 30 juli 2024;
  • de reactie namens verweerder, binnengekomen per e-mail op 31 juli 2024.
  •  

3. De feiten

3.1       Van november 2019 tot november 2021 was klager patiënt bij de praktijk van de

huisarts.
 

3.2       Op maandagochtend 8 november 2021 bleek dat er was ingebroken in de praktijk

van de huisarts. Er waren braaksporen en een computer was verdwenen. De huisarts deed aangifte van diefstal. In de nacht van 8 op 9 november 2021 werd de auto van de echtgenote van de huisarts voor hun privéwoning in brand gestoken. De brand is geblust door de brandweer. De huisarts heeft van de brandstichting aangifte gedaan. In het proces-verbaal van aangifte van

9 november 2021 heeft de huisarts, op de vraag of hij kon bedenken wie het eventueel gedaan zou kunnen hebben, onder meer het volgende verklaard:

Het enige dat in me opkomt is dat ik een geschil heb gehad met een client van mij. Het was een vreemde situatie. Deze client kwam in september 2020 met rugklachten bij mij. Ik heb hem vervolgens behandeld en uiteindelijk doorverwezen. Hierna had hij een second opinion aangevraagd. Zoals het hoort heb ik deze client toen adressen gegeven waar hij een second opinion kon aanvragen. Uiteindelijk heeft deze client een klacht ingediend bij de klachten commissie over inzage in zijn documenten en dat hij zijn behandeling niet goed vond. Deze documenten zijn toen verstrekt aan de client. Ik kreeg zelf vervolgens ook meerdere klachtbrieven van deze client over de AVG wet en waar hij meerdere vragen over stelde. De brieven vond ik heel verwarrend. Uiteindelijk heeft de vrouw van de klachtencommissie E mij via een rapport laten weten dat ze er ook niet is uitgekomen met de client. De aan mij verstuurde brieven heb ik in-gescand en kan ik eventueel nog aanleveren mits dit gewenst is. Er staan geen bedreigingen in deze teksten. In verband met geheimhoudingsplicht ten opzichte van cliënten wil ik de naam van deze client eigenlijk niet noemen. Maar nu dat de veiligheid van mijn familie in gevaar wordt gebracht en er gisteren ook een inbraak is geweest op de praktijk, kan ik u vertellen dat de client “A” heet.”

3.3       In de nacht van 11 op 12 november 2021 werd er weer ingebroken in de praktijk. Hiervan is door de huisarts op 12 november 2021 aangifte gedaan.

3.4       Klager is strafrechtelijk veroordeeld voor de inbraken en de brandstichting, waarbij aan hem een gevangenisstraf en de maatregel van TBS met bevel tot verpleging is opgelegd. 

3.5       Klager heeft op 19 december 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen de huisarts een klacht ingediend. Deze klacht is geregistreerd onder nummer Z2022/5187. Klager verweet de huisarts schending van het beroepsgeheim door het delen van vertrouwelijke informatie over klager met de politie zonder klagers toestemming. Het betrof daarbij de mededeling van de huisarts in zijn aangifte van 12 november 2021 dat klager voor een TBC-onderzoek naar de praktijk was gekomen.

3.6       Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft deze klacht bij beslissing van 29 september 2023 gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel. Het college heeft daartoe geoordeeld dat de huisarts zijn beroepsgeheim had geschonden. Volgens het college had de huisarts wel mogen vermelden dat klager voor ‘een onderzoek’ kwam. De informatie dat klager voor een TBC-onderzoek kwam, was volgens het college echter niet alleen medische informatie, maar bovendien niet noodzakelijk voor het doen van aangifte. Over het opleggen van een maatregel heeft het college overwogen dat het zeer ingrijpend en traumatiserend is geweest wat de huisarts en zijn gezin is overkomen. De huisarts heeft in die toestand een verklaring afgelegd aan de politie. Niettemin had de huisarts zich als professional moeten realiseren dat hij een zorgrelatie, waarvan het beroepsgeheim onderdeel uitmaakt, onderhield met klager. Het college achtte verder van belang dat de huisarts – weliswaar tevergeefs – de volgende dag nog heeft geprobeerd zijn omissie te herstellen door de politie te verzoeken de aangifte aan te passen. De huisarts deed dit op advies van de KNMG waarmee hij contact had gezocht over zijn verklaring aan de politie, omdat hij zich afvroeg of hij te ver was gegaan gelet op zijn beroepsgeheim. Een en ander heeft gemaakt dat het college heeft afgezien van het opleggen van een maatregel.

3.7       Tegen genoemde beslissing is door partijen geen beroep ingesteld. Dit betekent dat sprake is van een onherroepelijke eindbeslissing. 

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1     Klager verwijt de huisarts schending van zijn beroepsgeheim. Volgens klager heeft de
huisarts in de aangifte informatie benoemd die niet relevant was voor het doen van aangifte. Het betreft vermelding van het volgende:
• rugklachten in september 2020;
• de aanvraag voor een second opinion;
• een verzoek om informatie op grond van de AVG;
• de procedure bij de klachtencommissie.


4.2    De huisarts stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk dient te
worden verklaard in zijn klacht. Volgens de huisarts is sprake van ne bis in idem, omdat de huidige klacht over hetzelfde gaat als waarover de eerdere gegronde klacht ging.


4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
 

5.   De overwegingen van de voorzitter
 

Ontvankelijkheid

5.1       Voordat aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan worden toegekomen, zal het

college eerst de ontvankelijkheid van klager moeten beoordelen. Artikel 51 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat niemand nogmaals berecht kan worden ter zake van enig handelen of nalaten waarover te zijnen aanzien een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. Dit wordt het “ne bis in idem” beginsel genoemd.


5.2       De voorzitter stelt vast dat de hiervoor onder 4.1 weergegeven klacht in de kern hetzelfde feitencomplex en handelen betreft als aan de orde was bij de eerdere klacht waarover door het college is beslist bij onherroepelijk geworden beslissing van 29 september 2023. De kern van zowel deze klacht als de klacht in de eerdere tuchtprocedure is namelijk dat de huisarts in zijn verklaringen aan de politie rondom de aangiftes van inbraken en brandstichting (in dezelfde week) zijn beroepsgeheim heeft geschonden door (medische) informatie van klager te delen. Klager kan dan ook niet nogmaals over dat handelen klagen.


Slotsom


5.3     Vanwege ne bis in idem is klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht. Nu daarmee niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht, is ook het verzoek tot het horen van een getuige (zoals door klager in zijn aanvullende stuk van 4 juli 2024 verzocht) niet aan de orde. Ook het door klager gedane verzoek tot vergoeding van gemaakte kosten is, gelet op de niet-ontvankelijkheid van klager, niet aan de orde.

6.   De beslissing

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven op 5 augustus 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door de secretaris.


De secretaris is verhinderd deze beslissing mede te ondertekenen.

secretaris                                                                                                                          voorzitter
 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk bent verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.