ECLI:NL:TGZRZWO:2024:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6937
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-08-2024 |
Datum publicatie: | 15-08-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2024/6937 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een supervisor kennelijk ongegrond. Verweerder is supervisor van de arts-assistent die klaagster heeft opgevangen op de spoedeisende hulp na een auto-ongeval. Klaagster is diezelfde avond ontslagen uit het ziekenhuis. Later bleek dat haar heiligbeen gebroken was. Klaagster verwijt de supervisor dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 7 augustus 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
G,
chirurg,
(destijds) werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: E.
1. De zaak in het kort
1.1 Verweerder is supervisor van de arts-assistent die klaagster heeft opgevangen
op de spoedeisende hulp na een auto-ongeval. Klaagster is diezelfde avond ontslagen
uit het ziekenhuis. Later bleek dat haar heiligbeen gebroken was. Klaagster verwijt
de supervisor dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 9 januari 2024;
- de brief van de secretaris van 8 februari 2024, waarin klaagster wordt gevraagd om aanvullende informatie;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 mei 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig
waren.
2.3 Klaagster heeft gelijktijdig met deze klacht tegen twee andere zorgverleners
klachten ingediend. Deze zaken zijn geregistreerd onder Z2024/6938 (klacht tegen de
arts-assistent) en Z2024/6803 (klacht tegen de medisch manager en traumachirurg).
In alle zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
3. De feiten
3.1 Klaagster heeft op 21 oktober 2022 een eenzijdig auto-ongeluk gehad. Zij werd met de ambulance naar de spoedeisende hulp (SEH) gebracht, waar ze werd behandeld door de arts-assistent. De chirurg was op dat moment supervisor van de arts-assistent en had dienst.
De arts-assistent had de ATLS-training gevolgd en was in het bezit van een ingevuld ‘SEH-paspoort’ van het ziekenhuis. Dit paspoort was het bewijs voor de benodigde scholing en ervaring. Zij was op dat moment anderhalf jaar werkzaam op de SEH.
3.2 Klaagster werd lichamelijk onderzocht en de arts-assistent gaf opdracht voor laboratorium- en beeldonderzoek (X-thorax, X-bekken, X-thwk/LWK, een CT-scan van de nek en een deel van de borstwervelkolom, en een ECG). Op de beelden werd een afwijkend sacrum (heiligbeen) gezien.
In de brief van de afdeling Chirurgie aan de huisarts van klaagster van 24 oktober
2022 staat (alle citaten letterlijk weergegeven):
“X-thorax: geen traumatische ossale letsels, geen pleumothorax.
X-bekken: geen traumatische ossale letsels.
X-Thwk/LWK:
- Hoekstand t.h.v. Th3-Th4, waarbij een fractuur niet uit te sluiten is. DD scoliose
gezien uitslag CT-TWK
- Geen aanwijzing voor een fractuur van de LWK.
- Golvend/hoekig aspect van het os coccigis.”
Op de SEH werd klaagster gemobiliseerd en dezelfde nacht werd zij ontslagen uit het ziekenhuis met paracetamol en niet-medicamenteuze behandeladviezen waaronder warmtetherapie en zalven. Klaagster werd geadviseerd bij verslechtering contact op te nemen met de huisarts.
3.3 Op 22 oktober 2022 werd klaagster besproken in het multidisciplinair overleg (MDO). De chirurg was hierbij niet aanwezig. Tijdens het MDO werd op basis van revisie van de X-LWK beelden geconcludeerd dat mogelijk sprake was van een fractuur van het sacrum en dat om die reden met klaagster contact moest worden opgenomen. Een andere arts-assistent heeft die dag telefonisch contact opgenomen met klaagster, haar gevraagd naar eventuele pijnklachten met betrekking tot de stuit en haar geïnformeerd dat het stuitje waarschijnlijk gebroken was. Verder werd klaagster verteld dat dit verder geen behandelconsequenties had, maar dat deze klachten wel enkele weken zouden aanhouden. Klaagster bleef onder controle bij de huisarts.
3.4 Op verzoek van de huisarts werd op 7 december 2022 een MRI-scan gemaakt. Hierop werden aan beide kanten van het heiligbeen fracturen gezien. Na verwijzing door de huisarts had klaagster een afspraak op de poli met een collega van de traumachirurg. Op verzoek van de traumachirurg, die door zijn collega benaderd werd in verband met zijn ervaring met bekkenfracturen, werd een CT-scan aangevraagd. De vervolgafspraak was op 23 december 2023 bij de traumachirurg. De traumachirurg liet klaagster op basis van deze CT-scan weten dat de fracturen al aan het genezen waren en dat de behandeling conservatief kon plaatsvinden gelet op de goede stand. Mochten de pijnklachten niet verdwijnen, dan zou eventueel aan een operatie kunnen worden gedacht, alhoewel dit niet zonder risico op zenuwschade zou zijn.
Klaagster sprak met de traumachirurg ook over haar behandeling tot dusver, in zijn hoedanighed van medisch manager van de SEH. De traumachirurg gaf klaagster uitleg over het beleid op de SEH bij een traumaongeval. Verder schreef de traumachirurg pijnstilling voor.
3.5 Op 25 januari 2023 vond een vervolgafspraak plaats met de traumachirurg, waar klaagster liet weten dat ze pijnklachten had. De huisarts had aanvullende pijnmedicatie voorgeschreven. Op 29 maart 2023 was er een nieuwe afspraak, nadat er – zoals afgesproken – een CT-scan had plaatsgevonden. Op de CT-scan was volledige consolidatie van de fractuur te zien, naast de bekende lichte hoekstand van het heiligbeen. De traumachirurg adviseerde fysiotherapie.
3.6 Er was een vervolgconsult bij de traumachirurg op 17 mei 2023, waar klaagster vertelde nog steeds klachten te hebben van tintelingen en een dof gevoel in het been met pijnpunt ter plaatste van sacrum links. Klaagster vertelde het moeilijk te kunnen accepteren. De traumachirurg verwees klaagster naar de neuroloog.
3.7 De geplande vervolgafspraken heeft klaagster afgezegd, omdat zij naar het
ziekenhuis in F ging voor een second opion. Daarna heeft klaagster de tuchtklachten
ingediend.
4. De klacht en de reactie van de chirurg
4.1 Klaagster verwijt de chirurg dat hij niet de juiste diagnose heeft gesteld.
4.2 De chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Beoordeling klacht
5.2 Het college oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de chirurg tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. De chirurg was niet rechtstreeks betrokken bij de behandeling
van klaagster. Hij was de supervisor van de arts-assistent die klaagster in eerste
instantie heeft opgevangen en beoordeeld. In die hoedanigheid is zijn naam in het
medisch dossier terecht gekomen, als opdrachtgever van de onderzoeken. Hij heeft echter
geen onderzoek aangevraagd of een diagnose gesteld. Daarnaast was de arts-assistent,
gelet op haar kennis en ervaring, zelfstandig bevoegd besluiten te nemen en werd van
haar niet verwacht in dit specifieke geval overleg te zoeken. Overleg met deze chirurg
was in dit geval naar het oordeel van het college ook niet noodzakelijk. Het college
is verder van oordeel dat bij een (hoge) verdenking van een sacrum fractuur en een
daarbij passend trauma en pijnklachten, een CT van het bekken geïndiceerd is. Echter,
verweerder was niet op de hoogte van een verdenking van deze fractuur op de X-LWK
omdat dit pas tijdens het MDO - waarbij hij niet aanwezig was - aan de orde kwam.
Hij had dus geen reden een CT van het bekken aan te vragen. Voor deze beslissing kan
hij dan ook niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. De klacht tegen
de chirurg is daarmee ongegrond. Klaagsters verwijt dat de chirurg acht fracturen
over het hoofd heeft gezien mist feitelijke grondslag en is om die reden ongegrond.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 7 augustus 2024 door J. Sap, voorzitter, B.W.J. Bens en J.C. Goslings, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.