ECLI:NL:TGZRZWO:2024:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6731

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:65
Datum uitspraak: 07-06-2024
Datum publicatie: 17-06-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6731
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft. De psychiater voert gemotiveerd verweer.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 7 juni 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende te B,

klager,

tegen

E,

psychiater,

(destijds) werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de psychiater.

1. De zaak in het kort
 

1.1     Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft.
 

1.2    Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 december 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 22 april 2024.
     

2.2     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De klacht en de reactie van de psychiater
 

3.1     Klager verwijt de psychiater dat zij:

  1. de gestelde diagnoses onvoldoende heeft getest;
  2. geen nader onderzoek heeft aangeboden;
  3. geen opheldering heeft verschaft.
     

3.2     De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

3.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

4.1     De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.


4.2     Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal dat hierna verder uitleggen.

Klachtonderdeel a) onvoldoende testen van gestelde diagnoses en b) niet aanbieden van nader onderzoek
4.3     Vanwege de samenhang zal het college deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen. De psychiater is pro Justitia rapporteur en geregistreerd in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Klager werd verdacht van het plegen van inbraken op 7 en 12 november 2021 en brandstichting op 8 november 2021. De psychiater heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een pro Justitia onderzoek naar klager verricht op
1 november 2022.


4.4     Het door de psychiater opgemaakte rapport is gebaseerd op de beschikbare en geraadpleegde stukken, het onderzoek van klager en de ontwikkelingsanamnese. Klager wilde gedeeltelijk meewerken aan het onderzoek. De psychiater heeft bij de officier van justitie op 11 augustus 2022 ook een psychologisch onderzoek aangevraagd. De diagnose is echter niet gebaseerd op testonderzoek omdat klager bij de psycholoog niet testbaar was. De psychiater heeft verder geprobeerd klager een vragenlijst te laten invullen, maar dat was niet mogelijk omdat klager meerdere keren in discussie ging. De psychiater heeft bij de beschrijving van de stoornis en toerekenbaarheid van het ten laste gelegde feit gebruik gemaakt van waarschijnlijkheidsdiagnoses en met de nodige terughoudendheid haar
antwoorden geformuleerd. Bovendien is het gesprek dat klager met de psychiater heeft gevoerd, ook een onderzoek geweest en heeft de psychiater een toelichting op het beperkte onderzoek gegeven. Deze beperking kwam vooral door de houding van klager. De psychiater heeft de diagnoses kunnen stellen zonder klager daadwerkelijk te testen. Dat de psychiater geen, althans onvoldoende onderzoek zou hebben verricht, volgt het college gelet op het voorgaande niet. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) niet verschaffen van opheldering
4.5     Klager verwijt de psychiater tot slot dat zij geen opheldering heeft verschaft over het gewicht dat de verklaring van de familie H heeft gehad op haar rapportage. Uit de bijlage bij het verweerschrift volgt dat de psychiater op 12 december 2022 heeft gereageerd op vragen die klager over deze verklaring had. De psychiater schreef aan klager:

“Omtrent hetgeen ik in het rapport genoemd heb als psychose is gebaseerd op hetgeen u zelf verteld heeft en ik waargenomen heb. Dat staat beschreven bij het psychiatrisch onderzoek en bij de diagnostische beschouwing. De diagnose die ik stel komt daaruit voort en dus niet ‘omdat iemand dat gezegd heeft’.

Ik heb bij het hoofdstuk RELEVANTE INFORMATIE UIT DE GERECHTELIJKE STUKKEN niet de tekst staan waarvan u vraagt, of ik die gebruikt heb bij de diagnostiek. Dat betekent dat het voor mij voor de diagnostiek niet relevant was.”

Gelet op het voorgaande mist klagers verwijt dat de psychiater geen opheldering heeft verschaft, feitelijke grondslag.

Slotsom
4.6     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

5. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 7 juni 2024 door W.P. Claus, voorzitter, J.M.C. van Dam en H.J. Kolthof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.