ECLI:NL:TGZRZWO:2024:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6733
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:64 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-06-2024 |
Datum publicatie: | 17-06-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2023/6733 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en dat de psychiater informatie in zijn rapport heeft verwerkt waarvoor klager geen toestemming heeft gegeven. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft. De psychiater voert gemotiveerd verweer. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 7 juni 2024 op de klacht van:
A,
verblijvende te B,
klager,
tegen
C,
psychiater,
(destijds) werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt.
Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek
is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en informatie is verwerkt zonder zijn
toestemming. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek
heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- een aanvullend klaagschrift, ontvangen op 13 maart 2024, met bijlagen;
- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 4 april 2024;
- een aanvullend verweerschrift, ontvangen op 10 april 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 22 april 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De klacht en de reactie van de psychiater
3.1 Klager verwijt de psychiater dat hij:
- een rapport heeft uitgebracht zonder onderzoek te doen naar de psychiatrische problematiek en geen tests heeft verricht;
- de gevraagde opheldering niet heeft verschaft;
- informatie heeft verwerkt in zijn rapport waarvoor klager geen toestemming heeft gegeven en daarnaast is niet duidelijk waar en hoe deze informatie is verkregen.
3.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
4.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld en zal dat hierna verder uitleggen.
Klachtonderdeel a) uitbrengen psychiatrisch rapport zonder het doen van nader onderzoek
4.3 De psychiater is pro Justitia rapporteur en geregistreerd in het Nederlands
Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Klager werd verdacht van het plegen van inbraken
op 7 en 12 november 2021. De psychiater heeft in het kader van het strafrechtelijk
onderzoek via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
(NIFP) een pro Justitia onderzoek naar klager verricht op 31 maart 2022.
4.4 Het door de psychiater opgemaakte rapport is gebaseerd op de beschikbare en
geraadpleegde stukken, het onderzoek van klager en de ontwikkelingsanamnese. Aan het
onderzoek heeft klager zijn medewerking verleend en antwoord gegeven op de gestelde
vragen. Dat de psychiater geen onderzoek zou hebben verricht, mist gelet op het voorgaande
feitelijke grondslag. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) niet verschaffen van opheldering
4.5 Klager stelt zich op het standpunt dat de psychiater geen opheldering heeft
verschaft over de invloed van de verklaring van de familie F in zijn rapport. Uit
de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat de psychiater tweemaal heeft gereageerd
op de vragen van klager hieromtrent. De psychiater heeft inhoudelijk toegelicht dat
hem geen verklaring van deze familie bekend is en dat zijn rapport dus geen informatie
bevat van de familie. Verder wordt in de psychiatrische rapportage vermeld wat de
beschikbare en geraadpleegde stukken zijn. Klagers verwijt dat de psychiater geen
opheldering heeft gegeven, mist dan ook feitelijke grondslag waardoor ook dit klachtonderdeel
kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel c) informatie verwerken zonder toestemming
4.6 Klager verwijt de psychiater tot slot dat in het rapport informatie is verwerkt
waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. In het aanvullende verweerschrift is
uiteen gezet dat in het kader van pro Justita onderzoek instemming van klager niet
vereist is, omdat er aan het onderzoek een opdracht van de officier van justitie ten
grondslag ligt. Deze opdrachtgever heeft bepaald welke gerechtelijke stukken in het
kader van het onderzoek beschikbaar worden gesteld. Het college onderschrijft dit
standpunt van verweerder. Daarnaast bevat, zoals uitgebreid uiteen gezet in het verweerschrift,
het rapport de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust. Met betrekking
tot de schriftelijke toestemming die klager heeft gegeven om informatie bij de huisartsenpraktijk
G op te vragen, stelt klager terecht dat op de toestemmingsverklaring een onjuiste
geboortedatum van klager staat vermeld (geboortejaar 2002 in plaats van 2001). Het
is naar het oordeel van het college echter volkomen helder dat deze toestemmingsverklaring
over klager gaat. Het verkeerde geboortejaar merkt het college dan ook op als een
kennelijke verschrijving, die verder geen gevolgen heeft. Het laatste klachtonderdeel
is ook ongegrond.
Slotsom
4.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 7 juni 2024 door W.P. Claus, voorzitter, J.M.C. van Dam en H.J. Kolthof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.